Artikel

Men kan zich afvragen hoe Schagen als kleine provincieplaats aan stadsrechten is geraakt. Het moet gezegd dat graaf Willem VI zijn stadsrechten kwistig rondstrooide, blijkens het feit dat hij er in 1415 niet alleen Schagen, maar ook Barsingerhorn, Winkel, Niedorp, Langedijk en Texel mee verblijdde. Het handvest waarin de stadsrechten worden vastgelegd vermeldt, dat de verkrijgers er een verzoek toe zouden hebben ingediend. Er was in die tijd inderdaad veel kritiek onder de bevolking op de slecht en naar willekeur functionerende overheid. Met de stadsrechtverlening aan de dorpen in West-Friesland moet Willem VI onder meer hebben beoogd eenheid te brengen in bestuur en rechtspraak. Maar een zeker zo belangrijk motief lijkt te zijn geweest dat hij constant geld nodig had. Historici veronderstellen daarom dat Willem VI de stadsrechten eerder oplegde dan uitdeelde.
Van de rechten en plichten die aan het stadsrecht waren verbonden maakten belastingen deel uit, die de stad verschuldigd was aan de graaf, of aan de heer aan wie de stad in leen werd gegeven. Deze belastingen kwamen uit de zak van de rijkste inwoners, die als tegenwicht functies konden verkrijgen in de vroedschap, het stadsbestuur.

Nadat Schagen in 1427 een heerlijkheid was geworden – en dus een heer kreeg – lag het hoogste gezag bij de heer van Schagen, in feite de eigenaar. Hij bepaalde de volledige rechtspraak over de 'poorters' (inwoners) van Schagen. De heer werd vertegenwoordigd door de schout, die zijn functie pachtte en aan de heer volledige verantwoording schuldig was. De schout was na de heer de hoogste gezagsdrager in de stad. Hij was voorzitter van het stadsbestuur, hoofd van politie en aanklager in criminele zaken. De verdere vroedschap van Schagen bestond uit twee door de schout gekozen burgemeesters en zeven schepenen, die ieder een der zeven buurtschappen vertegenwoordigden. Die buurtschappen waren Dorpen, Grootewallen, Lutjewallen, Hemkewerven, Loetemer, Wijberwerven (het Noord) en Nesmer. Tijdens de jaarlijkse 'boonloting' op nieuwjaarsdag werd per buurtschap een kiesman ingeloot. De zeven kiesmannen stelden ieder twee kandidaten, waaruit de schout per buurtschap een schepen benoemde. De loting vond plaats op het koor van de kerk omdat het raadhuis er te klein voor was.

Door de vroedschap steeds te laten kiezen uit een selecte groep, die door de jaren heen amper van samenstelling wisselde, wist de heer zich omringd door welgestelde burgers die mede van zijn gunst afhankelijk waren. Dat wil echter niet zeggen dat Willems wil wet was en het stadsrecht als een wassen neus moet worden beschouwd. Uit de archieven blijkt dat het stadsbestuur steeds zeer zelfstandig optrad en bepaald niet bang was voor confrontaties met de heer van Schagen. Er zijn heel wat geschillen over allerlei onderwerpen via het gerecht uitgevochten.