Artikel

Aan het einde van de veertiende eeuw raakten vrouwen en mannen geïnspireerd door de Moderne Devotie. Een stroming die mede ontstond onder invloed van het gedachtengoed van Geert Groote uit Deventer en later Thomas à Kempis uit Kempen bij Krefeld. Leden van sw reguliere derde orden wonen ongehuwd in leefgemeenschappen, maar zonder dat daarop de volledige orderegels en de kerkrechtelijke bepalingen voor de echte kloostergemeenschappen van toepassing zijn. Wel leggen de leden bij de intrede een gelofte af. In de meeste gevallen gaat het hierbij om gemeenschappen van vrouwen. Zij werde tertiarissen genoemd omdat zij zich onderwiepen aan de derde leefregel van Franciscus van Assisi. Het Kapittel van het Bisdom Utrecht maakte dit mogelijk. Dit Kapittel was bedoeld voor Moderne Devoten die volgens de derde regel van Franciscus wilden leven. Franciscus had verder niets met dit Kapittel van doen. Het Kapittel van Utrecht gaf alleen toestemming indien de gemeenschap voor een leefregel had gekozen. Het gevolg daarvan was dat er meer kloosters ontstonden. In de beginperiode van het Kapittel was het afleggen van de drie geloften, gehoorzaamheid, kuisheid en armoede, niet verplicht. Pas in 1488 werd deze verplichting ingevoerd. Toch zijn eerder de elementen van de drie geloften wel te vinden, alleen aangepast aan de situatie van de tertiarissen. Tertiarissen die de professie aflegden, deden vaak afstand van hun bezit ten gunste van het convent waar zij intraden. De goederen kwamen hiermee in de dode hand, met als gevolg dat de wereldlijke overheid er geen belasting over kon heffen. Dit gaf wel aanleiding tot spanningen, met name over het betalen van belastingen.

In Schagen, net als in vele andere West-Friese plaatsen, kozen een aantal vrouwen ervoor om als Tertiarissen in een gemeenschap te gaan wonen. Het Sint Catharinaklooster kwam tot stand. Mede door de steun van Frater Paulus Albertz van Medemblik werd die gemeenschap rond 1400 een convent oftewel kloostergemeenschap. Paulus Albertz was een directe volgeling uit de kring van Geert Groote en een persoon die van groot belang is geweest voor de moderne Devotie in West Friesland. Op advies van dezelfde Paulus Albertz sloten ze zich in 1421 aan bij het Kapittel van Utrecht.  Vanaf het moment van toestemming mochten de Zusters een kapel laten bouwen en een kerkhof inrichten. De Zusters van de Moderne Devotie in Schagen zorgden voor vreemdelingen, zieken en armen. Om brood op de plank te krijgen waren zij actief met handnijverheid zoals met een spinnerij. Ook exploiteerden zij een bierbrouwerij. Of dit alleen voor eigen gebruik was of dat ook bier geleverd werd aan de inwoners van Schagen is niet bekend, maar lijkt voor de hand liggend. De kloostergemeenschap moest inkomsten genereren en in die tijd was bier een eerste en dagelijkse levensbehoefte. De kwaliteit van het drinkwater was onbetrouwbaar en zorgde voor ziekten als cholera en tyfus. 

Het St. Catharina Klooster stond op de hoek van de Hoogzijde (thans Gedempte Gracht) en de Bagijnenlaan (thans Laan). Omdat het klooster geen Bagijnen of Grauwzusters gekend heeft is de naam  "Bagijnenlaan of Bagijnhof" in feite onjuist. Immers de Zusters van het St. Catharina klooster hadden formeel voor een leefregel gekozen. 
Door de Reformatie kwam in 1576 kwam er een eind aan het actieve kloosterleven in Schagen. Op min of meer dwingend advies van de Prins Willem van Oranje kregen de gebouwen, waaronder het gasthuis, een andere bestemming. Net zoals de meeste kloosters in West Friesland werd het St. Catharina klooster een weeshuis. 

 

Afbeelding hieronder: het weeshuis gezien vanaf de Bagijnenlaan, thans Laan

2 RANH 015
Schagen klooster

 

Plattegrond met linksonder het St. Catharina klooster, hier genoemd 'Bagijnhof', het complex bestond uit ca. 8 gebouwen


Geraadpleegd

Dit artikel is gebaseerd op informatie over het Catharina klooster van de Universiteit van Leiden, Vrije Universiteit en de Moderne Devotie Beweging