Artikel

Aan het eind van de 16e eeuw en gedurende de gehele 17e en 18e eeuw betaalden de mensen in Schagen die land bezaten een belasting die het pondschot heette, ofwel de verponding, een zogeheten grondbeslasting dus. Van alle grondbezitters noteerden de pachters – degenen die bij de mensen langs gingen om ze te ondervragen over hun grondbezit – in het verpondingsboek hoeveel land ze bezaten, hoeveel grond. Vanaf 1686 noteerden ze soms ook welke naam de eigenaren aan hun perceel of percelen gaven. De woorden verponding en pondschot hebben als grondwoord het woord 'pond', een gewicht of een munt. Het pond verschilde in gewicht dat ermee werd aangeduid, per land of landstreek en dat geldt ook voor het muntstuk. Onder verponding verstond men het schatten van ieders vermogen in ponden. Op die manier bepaalde men vervolgens ieders aandeel in een belasting, in overeenstemming met zijn vermogen, in ons geval gekoppeld aan zijn grondbezit.

De verpondingsboeken van Schagen die bewaard zijn gebleven zijn die van 1595, 1632, 1686 en 1803. Daarnaast zijn er nog wat aanvullingen, of aparte aantekeningen betreffende de verpondingen, maar dat zijn aanvullingen en aantekeningen die aansluiten op de genoemde verpondingsregisters.

Vanaf 1686 tot 1803 werd in het register betreffende akkers en weilanden – een zwaar en lijvig boekwerk van honderden pagina's met een houten of zwaar kartonnen kaft – alle wijzigingen bijgehouden, die veroorzaakt werden doordat percelen in handen kwamen van andere eigenaren. De voorgaande bezitster of bezitter werd eenvoudigweg doorgestreept en de nieuwe eronder (of erboven) geschreven. Het verpondingsboek van 1803 sluit naadloos aan op dat van 1686 bijgehouden tot 1803. Ook in dit verpondingsregister werd bijgehouden wie de nieuwe eigenaar werd van een perceel grond (inclusief het jaar waarin de koop plaats had. Dit werd volgehouden tot de invoering van het kadaster in 1832.

Er is echter sedert 1686 nog iets meer aan de hand. Vanaf dat jaar werd er onderscheid gemaakt tussen percelen die werden gebruikt als akker- of weiland enerzijds en percelen waarop huizen stonden, dan wel boomgaarden waren aangelegd, anderzijds. Er zijn vanaf dat moment twee verpondingsboeken, twee leggers zoals ze werden genoemd, in gebruik. Het ene heet "Nieuwe Legger van alle landen sorterende onder de banne en jurisdictie van Schagen" en het andere "Nieuwe Legger van de stad Schagen zelf". Van beide leggers bestaan transcripties, die berusten in het Regionaal Archief Alkmaar en in het archief van de Historische Vereniging Schagen en omgeving in het gebouw van Nieuwe Nes aan het Schoenmakerspad in Schagen. Ook van de "Legger der lande, boomgaarden en huisen te Schagen", opgemaakt door Pieter Leek in 1803, is een transcriptie gemaakt, te raadplegen in de dezelfde archieven.

Aan wie kwam de geheven belasting ten goede? In zijn algemeenheid aan de Overheid die daarvan de uitgaven voor zijn ambtenaren bekostigde en andere uitgaven die moesten worden gedaan ter wille van de veiligheid en ontwikkeling van land(streek), gewest en bevolking. Dat laatste hield heel vaak in het voeren van oorlog. Tot de Nederlanden zelfstandig verder gingen als een Republiek werd de schatkist van de Koning van Spanje ermee gevuld. Vervolgens is er een overgangsperiode waarin een deel nog steeds naar de Koning gaat, maar een deel wordt geïnd door de Prins van Oranje of de Staten Generaal. Vanaf het moment dat de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden zijn zelfstandige bestaan proclameerde, gingen de belastinggelden naar de schatkist van de Staten Generaal. Daarin waren zeven tussenstations: de staten, de gewesten, die elk een eigen schatkist hadden. Een deel van hun inkomsten ging naar de Centrale Overheid. Het is duidelijk dat op die wijze de Staten een vinger 'in de pap' hielden en niet zo'n klein vingertje ook. De strijd die daarover is gevoerd in de Frans Tijd (1795 – 1814) en direct daarna eindigde met de invoering van het kadaster.

Voorbeeld van een bladzijde (in transcriptie) van het verpondingsboek van 1686:

De polder bij Hemkewerff beginnende bij de Lagedijcker Klucht in sich begrijpende het lant tusschen de Seedijck en het weghjen loopende van Lagedijck naer Hemkewerff en tusschen den Ouden Dijck ende het Weghjen van Bouweerom tot aen 't padt loopende nae den Ouden Dijck

Folio Beginnende bij Lagedijck
1 (De oude Legger (voortaan: ol) fol 1) gars/snee/roede genaamd

Willem Jansz Cuijper
A Reijer Pietersen Hemkewerff (d) 't lant belent
de seedijck ten noorden leijt in de hoeck is groot 3 4 0
Cornelis Reijersz Matselaar (d)
Jan Jacobsz Sloth (d)
Jacob Sloth en Luitje Borst (d)
Pieter Blauwboer
-------------------------------------------------------

Willem Jansz Cuijper (d)
A Willem Jansen (d) van Sint Maerten belent de dijck 4 1 ½
ten noorden het voorgaende ten westen (moet zijn: oosten) is groot
Cornelis Reijersz Matselaar (d)
Jan Jacobsz Sloth (d)
Jacob Sloth en Luitje Borst (d) Pieter Blauwboer

Folio Hemkewerver Polder
2 (ol fol 2)
Adriaen Cornelisz Halfswaegh (d)
B Cornelis Jansen Halfswaegh (d) belent de Heerewegh
ten suijden Willem Jansen ten oosten is uijt
verscheijden ackers t samen gebracht, leijt groot 6 0 10
af voor hof van Jan Diel (d) van 0 9 10
Jan Keet (d) Jan Wijbrandsz Dekker (d) -----------------
5 3 0
Jacob Baas (d) 5 3 0
Jochem Blauwboer (d) 9 10
Jan Wijbrands Decker -------------
6 0 10
---------------------------------------------------------
ol fol 3

A Maert Jansz erve van Hemkewerff (d) de helft }
}
Jochem Blauwboer }
Jacob Pietersz Baas (d) }
Jan Adriaansz Hemke-werf (d) van } 4 0 10
't geheel }
nota, dit perceel is nu genoegsaem verhaelt }
aan 't volgende op Fol. 3 }
}
A Aarjen Maertens dochter op de Nes }
de ander helft }
Voorbeeld van een bladzijde (in transcriptie) van de legger van de stad Schagen:

Fol 1 'T Noordt
Sneesen Glds Stuij Penn
Nicolaas de Lanoye als in huwelijk
hebbend Anna Maria Ingels (d) 3 hofsteedt
Lucas Barsingerhorn (d)
De weduwe Diederik Barsingerhorn

1 Cornelis Hendriksz Kints (d) 't huijs met 3½ erf is in de verpondingh 1 13
Lammert Pietersz Dekker (d)
Dirk Jongejan

A Cornelis Hendriksz Kuijte (d) nogh de boom-
Gaart agter 't huijs 6 groot - nota dese
Lammert Pietersz Dekker (d) staat in de groote
Dirk Jongejan Legger op fol. 731
en dient hier maar
voor memorie --------------------
f. 1 13

Fol 2 'T Noordt
Sneesen Glds Stuij Penn
2 Jan Willemsz Rustenburg (d) 't huijs met 4 is in de verpondingh 1 13
Gerbrandt Moolenaar (d)
Jan Hooglander (d)
Cornelis Pietersz Jonker (d)
Dirk Strop (d)
Klaas en Jan Cornelis en Pieter Bloothoof.d

A Jan Willemsz Rustenburg (d) nogh den
Boomgaart 7 groot – nota dit
Gerbrand Moolenaar (d) alhier voor memo-
Jan Hooglander (d) rie alsoo dese staat
Cornelis Pietersz Jonker (d) ten principale in
Cornelis (Jonker) (d) Dirk Schoen (d) de groote Landlegger
Klaas en Jan Cornelis en Pieter Bloothoof.d op fol. 731

Jan Willemsz Rustenburg nogh wegens het
afgebroken huijs en erf van ouds een acker 6 hofsteedt
Gerbrandt Moolenaar (d)
Jan Hooglander (d)
Cornelis Pietersz Jonker (d)
Dirk Schoen (d)
Klaas en Jan Cornelis en Pieter Bloothoof.d ---------------------
f. 1 13