Artikel

Goede toegangswegen waren voor Schagen van groot economisch belang. Rond 1850 begon de gemeente met het vernieuwen van straten, pleinen en beschoeiingen en het plaatsen van straatlantaarns. De stadsplattegrond was sinds de zeventiende eeuw nauwelijks veranderd en er waren dus nog niet veel straten in Schagen. De belangrijkste waren de Hoogzijde en de Laagzijde (later de Gedempte Gracht), het Noord, de Nieuwstraat, de Loet en het Rensgars. Deze leidden de bezoeker direct naar het marktplein. De rest van Schagen bestond uit de Herenstraat, het Rapenpad, de Molenstraat, de Hoep en de (Bagijnen)Laan. De andere wegen, zoals Nespad, Nesdijk en Molenweg, lagen buiten de gemeentekom.

De burgemeester wilde al in 1854 de gracht tussen de Hoogzij en de Laagzij gedempt zien. De gemeenteraad voelde er niets voor. Twintig jaar later telde Schagen 700 huizen en ruim 3.000 inwoners. Zeventig procent daarvan woonde en bewoog zich binnen de bebouwde kom. De handel op de markten bracht veel drukte en de winkeliers aan de Hoogzij en de Laagzij verlangden al jaren van de gemeente dat die de gracht zou dichtgooien. In 1876 kwam een nieuw dempingsvoorstel in de gemeenteraad; het werd aangenomen met 6 voor en 1 tegen. De tegenstand werd onder meer verwoord door de columnisten Kwik en Kwak in de Schager Courant van 13 juli 1876. Zij meenden dat er wel belangrjker noden waren en dat de demping 'betrekkelijk van weinig nut is en hoofdzakelijk ter verfraaijing van de plaats dient en ten gerieve van de bewoners van de Hoog- en Laagzijde'. Nog dat jaar werd de gracht over een lengte van 213 meter gedempt, waardoor Schagen volgens de voorstanders 'aldaar zeer verfraaide, en bij verbeterde passage, een uitmuntend plein werd verkregen'.

Door de voortvarende aanpak van het gemeentebestuur waren in 1861 de meeste wegen bestraat of op de een andere manier verhard, maar daarna zat men bepaald niet stil. De Hoep, het Noord, de Nes en de Dorpen werden verbreed. Polderwegen werden bij de bebouwde kom getrokken en in onderhoud en beheer van het polderbestuur overgenomen. Met de komst van de stoomtrein werd het stratenplan in 1865 uitgebreid met de Stationsweg. In 1891 werd de Spoorlaan aangelegd als tweede toegangsweg naar het station.

Na de eeuwwisseling ging de gemeente verder met de verbetering van bestaande straten, het overnemen van straten binnen de bebouwde kom van particulieren en instellingen en de aanleg van nieuwe straten. Sloten werden gedempt om straten te verbreden en om riolering aan te leggen. Langs de gemeentewegen werden bomen geplant. Schagen veranderde in deze jaren in rap tempo van aanzien. Tussen 1900 en 1930 werden langs nieuwe straten wijken met arbeiders- en middenstandswoningen gebouwd. Schagen begon steeds meer te lijken op de stad die wij nu kennen.