Artikel

De eerste lantaarns die Schagen bij donker verlichtten brandden op raapolie. Ze raakten tegen het midden van de 19e eeuw in onbruik, mogelijk omdat de lichtopbrengst van deze 'gloeijende spijkers' te beperkt was. Zij werden opgevolgd door de réverbère, een olielantaarn met meerdere pitten en met reflectoren. Vanaf 1 oktober 1852 prijkten in Schagen acht 'goed lichtgevende naar vier en drie zijden réverbèriserende lantarens op palen en aan ijzeren armen aan de huizen, waarvan ééne, tot opsiering van het marktplein, vóór het Raadhuis op eene fraai bewerkte ijzeren candelabre geplaatst is'. De lantaarns brandden op alle maanloze avonden tussen 1 oktober en 1 april, van zonsondergang tot elf uur 's avonds. Ook dit waren olielampen.

Op 4 oktober 1866 was het groot feest in Schagen. 'Iedere spoortrein voerde tal van vreemdelingen aan'. Vanwege de harddraverij, zeker, maar op het ware spektakel van die dag moesten de mensen wachten tot zes uur 's avonds. Toen flitsten in de stadskern tegelijkertijd 18 gaslantaarns aan, gevoed door de nagelnieuwe gasfabriek aan de Hoep. 'Een schoon effect bragten de verschillende illuminatiën te weeg; vooral was dit het geval aan de fabriek zelve, die in den loop van den avond door honderde personen werd bezocht, terwijl zich op de Marktplaats eene ontelbare menigte bewoog, om zich in de aldaar, zoo aan het raadhuis, als voor de herberg 'de roode Leeuw' aangebragte gasverlichting te verlustigen'.

De gaslantaarns werden slechts ontstoken als er niet voldoende maanlicht was. En bovendien niet vaker dan 18 avonden per maand, want het gaslicht kostte de gemeente drie cent per lantaarn per uur. Met name de conservatieve raadsleden peinsden er niet over de straatverlichting lichtvaardig uit te breiden. Zij vonden dat men 's avonds op straat niets te zoeken had en dat de Schagenaren hun handen mochten dichtknijpen. Naburige gemeenten hadden, ondanks druk vanuit de burgerij, geen enkele straatlantaarn. Waar klaagde men over? Pas in 1887 werd aan een adres van 120 inwonenden zuinigjes tegemoet gekomen door de lantaarns in de wintermaanden tot middernacht te laten branden. Toen er dan eindelijk twaalf heel de nacht aan mochten blijven was raadslid Jb. Stammes daarop tegen, want 'lieden, die 's nachts om 3 uur nog buiten loopen, zijn wel zoo verlicht van hen zelf, dat ze geen gaslicht meer noodig hebben'.

Een nieuwe impuls kwam in 1918, toen Schagen zich liet aansluiten op het elektrisch net van het P.E.N. Hoewel volgens het gemeenteverslag van 1921 de hele straatverlichting al elektrisch was, maakt dat van 1926 melding van in hoofdzaak gas- en slechts enkele elektrische lantaarns. Dat lijkt dichter bij de waarheid. Zelfs rond 1950 had Schagen nog minstens 1 gaslantaarn, blijkens een foto van de Nieuwstraat uit die tijd.

straatverlichting 1