Artikel

 

 

Frits Bongenaar

 

Frits Bongenaar


Fredericus Petrus Johannes Bongenaar, geb. 22 juli 1901 te Amsterdam, overleden 12 maart 1963 te Haarlem. Gehuwd met Clara Wessels op 9 september 1929. Beroep:dienstkringleider van de technische dienst van de PTT te Schagen

 

Frits Bongenaar was het hoofd van de Schager spionagedienst in oorlogstijd (de 007 van Schagen) . De in 1901 geboren Frits Bongenaar kwam in 1938 vanuit Zandvoort naar Schagen. Toen Nederland nog neutraal was zat hij bij de Luchtwacht, waar hij bij de verwerkingsinrichting bij de Wiel moest uitkijken naar Engelse en Duitse vliegtuigen. Zijn werk in het verzet deed hij als principieel mensenhelper waarbij hij veel inspiratie vond in het katholieke geloof. Frits Bongenaar luisterde tijdens de bezetting als dienstkringleider van de technische dienst van de PTT in Schagen, samen met zijn 20 jarige assistent Piet Smit Duitse telefoongesprekken af. Zo kon de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO) worden gewaarschuwd als er een razzia op til was. In de telefooncentrale aan de Heerenboschstraat werd in 1943 door deze twee ambtenaren een spionagedienst georganiseerd. Deze maakte deel uit van de landelijke (centrale) inlichtingendienst van de Nederlandse regering in Londen, die nauw verbonden was met de LO. Doordat de PTT'ers, als werkers inde buitendienst, een "sonderausweis" hadden voor Duitse militaire werken, waren zij met name actief op spionagegebied. Gegevens over de in en om Schagen gelegen troepen werden op deze wijze toegespeeld aan de Geallieerden. Telefoonverbindingen waren belangrijk voor de Duitsers en Nederlands personeel moest die in stand houden. Onder het mom van 'storing' of 'onderhoud' konden gegevens over de vijand worden verzameld. Zo konden er betrouwbare kaarten worden gemaakt van het gehele verdedigingsstelsel, met bunkers, tankvallen, muren, ge- schutsstellingen en dergelijke, van Schagen tot aan de kust. Deze voor een eventuele neven-invasie belangrijke kaarten werden door koeriers uit Haarlem opgehaald, in Den Haag fotografisch verkleind en veelal in een vulpotlood of luciferdoosje via Zwitserland naar Engeland overgebracht. Ook kon het personeel van de Schager telefooncentrale spioneren op Wehrmacht-bureaus en belangrijke informatie doorspelen aan de Geallieerden. Doordat Frits Bongenaar als PTT'er na spertijd de straat op mocht, heeft hij met een vals persoonsbewijs ook veel onderduikers weggebracht, die dan voor de gelegenheid een pet van de PTT droegen.

Bongenaar had aan her eind van de oorlog een goed contact met Ernst Höhne, een sterk anti-Duits gezinde Oostenrijker, die van februari tot april 1945 bij de Nachrichtentruppen in de telefoonbunker aan de Oude Slotstraat was ingedeeld. Höhne gaf belangrijke berichten, uit onder meer Berlijn, door aan Bongenaar en Smit. Zo kon een bevel tot het onderzoeken van burgers op wapens tijdig aan verzetslieden worden doorgegeven. Höhne werd na de bevrijding aanvankelijk weggevoerd naar Duitsland, maar op initiatief van de Schagenaars schreef de regering in maart 1946 een brief over de "sehr wertvolle Auskunfte" die hij de geheime berichtendienst had gegeven. 
In april 1945 hebben Bongenaar en Smit na een, in code gestelde, opdracht te hebben ontvangen vanuit Engeland, meegewerkt aan het doorzagen van telefoonkabels, waardoor het telefoonverkeer werd lamgelegd. Het technisch personeel van de telefooncentrale dook direct onder.
Bongenaar werd na de sabotage ter dood veroordeeld door de Duitsers. Reden waarom hij van de plaatselijke ondergrondse opdracht kreeg om tijdens de bevrijdingsfeesten binnen te blijven.De Duitsers waren immers nog steeds niet ontwapend. Hij maakte het bevrijdingsfeest mee in het huis boven Ranke aan de Gedempte Gracht, vanwaar hij, glurend achter het raam, de feestelijkheden volgde. Na de oorlog is door de PTT-leiding formeel opheldering gevraagd over de vernieling waarbij Bongenaar verklaarde dat hij het als een plicht beschouwde voor het vaderland. In oktober 1947 ontving Bongenaar, namens de minister van oorlog Fievez, een dankbetuiging. Dit certificaat zegt dat hij gedurende de Duitse bezetting onder zeer gevaarlijke en moeilijke omstandigheden geheel vrijwillig werkzaam is geweest voor de inlichtingendienst en daarmee belangrijke steun heeft verleend aan de geallieerde oorlogsvoering.