Artikel

 

Turfschuren getuigen van varend verleden

Bij Kolhorn is de Omringdijk het hoogst. Toch zien we niets anders dan land. Het oude havenplaatsje Kolhorn ligt door de inpoldering van de Wieringerwaard (1610), de Waard- en Groetpolder (1844) en de drooglegging van de Wieringermeer (1930) nu 22 kilometer van de kust.

Door de gunstige ligging aan de Westfriesedijk fungeerde Kolhorn ooit als uitvoerhaven voor zowel Barsingerhorn, Haringhuizen als Schagen. Zo bezat Schagen omstreeks 1480 twaalf Rijnschepen ‘die alle dagen van Colhorn, daer haer haven es, te zeewaerts off ende toe [af en aan] voeren’.

 

turfschuur kolhorn

De Oude Streek in Kolhorn met rechts Museum de Turfschuur aan de Westfriesedijk. Hier wordt 1993 onder meer de maritieme geschiedenis van het dorp uiteen gezet

 

Overslaghaven

De schepen gingen met boter en kaas naar Hanzesteden als Deventer en Kampen waar zij hout, turf, rogge en zout inlaadden voor de retourvaart. De schippers van Kolhorn onderhielden de verbinding tussen West-Friesland en het Europese handelsnet. Het dorpje groeide uit tot een belangrijke overslaghaven.
Met het verval van de Hanzesteden omstreeks 1550 viel een belangrijke afzetmarkt weg, maar Amsterdam was de stad in opkomst. De Kolhorner schippers, die naam hadden gemaakt als vrachtvaarders en beurtschippers, verlegden hun activiteiten naar de doorvoerhandel.
De grote koopvaardij- en retourschepen van de VOC, die zich vanwege de gevaarlijke ondiepten niet op de Zuiderzee waagden, werden bij Texel door Kolhorner lichters en wijdschepen van hun lading ontdaan, waarna de goederen verder werden vervoerd. Anders dan in havensteden als Hoorn, Enkhuizen en Medemblik verschenen in Kolhorn geen grote magazijnen voor de opslag.

De Oude Streek in de zomer van 2009. Aan de rechteroever zijn de turfschuren te zien op de Westfriesedijk. (Foto TM)

 

Turfschuren

Alleen de turfschuren vormen nu nog een stille getuige van het belang dat Kolhorn als overslaghaven heeft gehad. De turf, die in de Drents-Fries-Overijsselse grensstreek werd gestoken, ging vanaf de 16de tot in de 19de eeuw West-Friesland in via Kolhorn.
Als de Friese tjalken met turf aan de dijk kwamen, werden ze door een team vrouwen [turftonsters] gelost. De turfschuren stonden boven op de dijk waardoor ze aan de ene zijde konden worden gevuld en de andere zijde weer worden leeggehaald. Een collecteur zag er scherp op toe dat de turf van goede kwaliteit was en dat er geen pogingen werden gedaan de impost [belasting] te ontduiken.
De turf was zowel bestemd voor huishoudelijk gebruik, als voor pannenbakkerijen, bierbrouwerijen en zoutziederijen. In West-Friesland alleen al waren bijna dertig zoutziederijen in bedrijf, die elk op jaarbasis vijf scheepsladingen turf verstookten.
Naast de turfhandel hielden de ingezetenen van Kolhorn zich ook bezig met de schelpen- en wiervisserij. Het wier groeide ten zuiden van Wieringen op slijkachtige ondiepe gronden en werd onder andere voor de bouw en versterking van zeedijken en als dakbedekking gebruikt. Het is vrijwel zeker dat de turfschuren ook voor de opslag van wier hebben gediend.

Ansjovis, een kleine haringachtige, kwam massaal voor in de Zuiderzee en Waddenzee. Na de voltooiing van de Afsluitdijk in 1932 verloor de vis belangrijke paaigronden en geleidelijk aan ging de ansjovisvisserij teloor.
13. Kolhorn De haven

 

De haven van Kolhorn in betere tijden. Schilderij van C. Kok

 

Neergang

Nog in 1791 rapporteerde men dat er 's winters meer dan zeventig schepen voor de rede van Kolhorn lagen, waarmee de haven ‘ééne der Scheepsrykste is, in 't geheel Noorder Kwartier’. In de loop van de 19de eeuw verloor Kolhorn haar betekenis als overslaghaven. Dit was een direct gevolg van de opening van het Noordhollands Kanaal in 1824.
Alle schippers konden voortaan hun lading direct afleveren in Alkmaar en Amsterdam. In de jaren tussen 1925 en 1930 werd in Kolhorn nog enige tijd met succes gevist op ansjovis, die zich voornamelijk ophield in de wateren tussen Medemblik, Kolhorn en Wieringen.
Net als in Enkhuizen kwam met de inpoldering van de Wieringermeer in 1930 en het dichten van de Afsluitdijk een einde aan de zeevisserij. Door het verdwijnen van de belangrijkste bronnen van bestaan is Kolhorn sindsdien niet meer ingrijpend veranderd.
status. Toen in de jaren zestig van de 20ste eeuw de ontwikkeling van het Enkhuizer buitenmuseum begon, is een deel van het park aangelegd volgens het stratenpatroon van Kolhorn. In 1988 kreeg het dorp de status van Rijks Beschermd Dorpsgezicht.

 

John Brozius - Westfries genootschap