Artikel

Dat de messing-en-groeftechniek zijn oorsprong vindt in Schagen zal – zelfs in Schagen – maar aan weinigen bekend zijn, al heeft in 2011 het Jubileumnummer van "de Kakelepost" aandacht geschonken aan deze uitvinding. Daarvóór had het Westfries Genootschap in het blad "Ach lieve tijd" (Deel 4, 1999) – en naderhand op de eigen website – melding gemaakt van de uitvinding. Beide vermeldingen zijn waarschijnlijk gebaseerd op de opmerkingen die Burger van Schoorel in zijn "Chronyk van de gantsche oude heerlijkheydt van het dorp Schagen" uit 1710 erover heeft gemaakt.

 

chronykvanschagen combi

 

De messing-en-groeftechniek is een manier om twee houten planken in de lengterichting met elkaar te verbinden. Van de te verbinden zijden wordt bij de ene plank een groef ingezaagd; bij de andere plank wordt hout weggezaagd totdat het mes (of de messing, de veer) overblijft.

Door de messing van de enmessing-en--groefe plank in de groef van de andere plank te plaatsen ontstaat een hechte, wind- en watervaste verbinding. Het idee voor een dergelijke techniek kan eerst opkomen wanneer er langs mechanische wijze, dus voldoende recht en fijn, kan worden gezaagd. Dat moment doet zich voor na de uitvinding van de houtzaagmolen door Cornelis van Uitgeest, eind zestiende eeuw.

3.3b windmolens lores

Wanneer precies in Schagen de eerste zaagmolen is gebouwd is niet bekend. In ieder geval staan er in 1629 twee, waarvan een aan de Loet (nu Menisweg). Tate en Huibert hebben als timmerlieden in een van deze molens gewerkt. Daar hebben ze het idee voor de msssing-en-groefverbinding opgedaan. 

Vóór de uitvinding van messing-en-groef gebruikte men het 'potdekselen' als langsverbinding voor planken. Daarmee was het evenwel veel lastiger om een hechte verbinding te realiseren omdat de planken niet in elkaar staken, maar over elkaar lagen. De nieuwe techniek betekent een aanzienlijke verbetering en zal op grote schaal toegepast gaan worden. De broers vragen octrooi aan bij de Staten Generaal, dit wordt verleend op 5 oktober 1617.   

schoolplaat houtzaagmolen

Tot zover het verhaal zoals dat ook verteld wordt in de videoclip "Messing-en-groef" die de Stichting Meesterlijk Schagen heeft laten maken voor het project "Schagen 600 jaar Stadsgeschiedenis". Ruud van de Pol hanteert in het jubileumnummer van de Kakelepost de schrijfwijze Clapmolen voor de broers in plaats van Klapmolen. Al eerder komt deze naam voor bij van de Pol: in een gezamenlijke publicatie met Karel Numan vermeldt hij Phillips Franss Clapmolen, wonend in de Molenstraat en vader van Tate en Huibert. Niet vreemd dat zij zich Philips gaan noemen, en niet vreemd dat Dirck Burger het heeft over de broeders Klapmolen/Clapmolen.

protestphilipsclapmolenvanschagen

 De naam Philps Clapmolen komt ook voor in een (transcriptie van) de Schepenrol Niedorp (1576-1595). Het betreft een beroep dat vader Philips aantekent tegen een niet nader gepreciseerde veroordeling.

 Het boek "Octrooien voor uitvindingen in de Nederlanden uit de 16e -18e eeuw" van G. Doorman vormt een mooi startpunt om het genoemde octrooi te achterhalen. Bij de naam "Philips" vind je hierin twee resultaten. Het Nationaal Archief in Den Haag, waar het boek aanwezig is, bezit ook de archieven van de Staten Generaal, waar Doomans boek naar verwijst. Hieronder wordt voor de eerste treffer de gevonden tekst uit het boek en het daarin beschreven octrooi weergegeven. 

3.4b beschrijving registratie octrooi messing-en-groef1 doorman

Ga met de muis over de tekst om het octrooi zelf te zien 

De tweede treffer leert dat de voor- en achternamen niet al te letterlijk moeten worden genomen. Dit octrooi spreekt namelijk van Huybrecht en Tate Philipssonen. Het is verleend in 1633 voor een verbetering van een scheprad voor een molen. 

3.4d Beschrijving Registratie Octrooi scheprad Doorman3

Clapmolen met een C blijkt bij zoeken op internet voor te komen in een publicatie over Dirck Rembrandsz van Nierop en wel als onderdeel van de combinatie 'Tade Philips (Clapmolen)'. Over Tade - met een d - Philips valt heel wat te vinden op internet, bijvoorbeeld in het Nieuw Nederlandsch biografische Woordenboek (deel 7). Daar staat de volgende omschrijving:   

nnbw tadephilips crop


Ook in verschillende andere teksten wordt hij neergezet als landmeter en astronoom. Als zodanig wordt hij ook omschreven door Dirck Rembrandsz  van Nierop, de hoofdpersoon in de hierboven genoemde publicatie (van Marlise Rijks)portretvannierop

Van Nierop verdient het om nationaal – of tenminste regionaal – bekend te zijn, maar is dat niet. Enkele jaren geleden heeft een artikel in het Noord-Hollands dagblad Van Nierop in de schijnwerpers gezet, maar hoe lang dit licht is blijven nagloeien is de vraag. Hoe dan ook: Van Nierop is iemand die in zijn tijd, we schrijven: begin zeventiende eeuw, zelfs landelijke bekendheid geniet. Als selfmade wetenschapper correspondeert hij met grootheden als Chirstiaan Huygens en René Descartes. Van beroep is hij schoenmaker, maar hij blijft geenszins bij zijn leest. Zijn naam duikt op in allerlei briefwisselingen en publicaties over wiskunde, zeevaartkunde, astronomie en astrologie. Ook treedt hij op als onderwijzer, landmeter en 'vermaner' van de Waterlandse doopsgezinden.

astronomiaIn 1658 verschijnt van Van Nierop het boek "Nederduytsche Astronomia". Op pagina 17 van dit werk wordt een experiment beschreven dat uitgevoerd is door – daar is-ie dan! -Tade Philips.
In hedendaags Nederlands luidt de beschrijving van het experiment: Bovendien zijn mij ook zekere waarnemingen ter hand gekomen van ene Tade Philips, landmeter te Schagen in Noord-Holland, uit het jaar 1621 die hiertoe een grote hooiberg gebruikt heeft waarin hij de zon liet schijnen door een klein gaatje, makende een driehoek zó dat de opstaande zijde een loodlijn van omtrent 1.2 voet hoog was langs de opstaande wand, de tweede zijde een horizontale lijn langs de vloer, de derde in het midden van de zonnestraal.

Door het meten van de lengte van de tweede en derde lijn (GL: op de momenten dat de zon op zijn hoogste en zijn laagste punt staat) vindt hij als de hoogste gang van de zon 60 graden 46 minuten en als laagste gang 13 graden 49 minuten.

Als deze waarden gecorrigeerd worden voor refractie en parallax vindt men als grootste deviatie(?) van de zon 23 graden 31.5 minuten. Van Nierop heeft daarvóór al, in een briefwisseling met de bekende wis- en natuurkundige (uitvinder van het slingeruurwerk) Christiaan Huygens, over Tade Philips geschreven. Hij noemt hem daar een autodidact, 'een man die noyt bij andere geleert hadde'. In het verzamelwerk van Marlise Rijks over de briefwisselingen van Van Nierop wordt gesteld dat Philips van grote invloed is geweest op Van Nierop. Gezien de korte afstand tussen Schagen en Niedorp ligt het voor de hand dat de twee elkaar goed hebben gekend.

Van Tade Philips zijn geen eigen publicaties bekend, maar dank zij de schoenmaker uit Niedorp is een wiskundig vraagstuk van hem aan het papier toevertrouwd. Dat is gebeurd in de genoemde briefwisseling. De volgende illustratie is een bewerkt fragment hieruit.  

vraagstuk10 vannierop lr

Wat eigentijdser geformuleerd luidt de tekst: Drie plaatsen D,F en G vormen de hoekpunten van een driehoekig meer. De afstanden tussen de plaatsen zijn gelijk (DFG is dus een gelijkzijdige driehoek). Drie bedijkers wonen in de plaatsen D, F resp. G. Zij bekostigen de bedijking van het meer, maar hun bijdragen zijn resp. 1050, 1000 en 650 rijksdaalders. Ze willen een kerk bouwen ergens midden in het bedijkte gebied, op een punt dat naar rato van hun inbreng in de buurt van hun woonplaats wordt gebouwd: wie het meest heeft betaald die krijgt de kerk het dichtste bij. Ze komen overeen dat ze dat punt als volgt bepalen: elk hangt een gewicht ter grootte van het aantal bijgedragen rijksdaalders aan zijn schoorsteen en maakt dat met een touw (lopend over een katrol) vast aan punt B, ergens in het midden van het gebied. Waar het punt B door de drie gewichten naar toe getrokken wordt daar zal de kerk komen te staan. Als de afstand tussen de schoorstenen 1200 roeden bedraagt: hoeveel roeden komt de kerk dan te staan vanaf D, F en G.

christiaan huygens1Christiaan Huygens

Het eigenlijk vraagstuk waar de kerk moet komen op basis van wie het meest betaalt is hier (door Van Nierop of Philips zelf?) al 'vertaald' naar een probleem uit de 'weeghconst', ofwel: de statica. Christiaan Huygens lost het probleem langs meetkundige weg op, waarbij het gezochte punt wordt gevonden als snijpunt van twee speciaal geconstrueerde cirkels. Het punt waar de kerk komt kan gezien worden als het 'gewogen' zwaartepunt van de driehoek. Hadden de bedijkers allen evenveel betaald, dan komt de kerk in het 'gewone' zwaartepunt van de driehoek.

De animatie Touwtrekken om de kerk illustreert hoe de positie van de kerk beïnvloed wordt door ieders individuele bijdrage.

Ter afronding van de beschrijving van Tade Philips' probleem  zij vermeld dat het graf van streekgenoot Dirck Rembrandsz van Nierop te vinden is op de begraafplaats in Nieuwe Niedorp. De grafsteen en de tekst erop zijn hieronder weergegeven:

grafsteenvannierop

Een herhaling van een eerder uitgevoerde zoekactie met Google leverde nieuwe resultaten op. Het kan zijn dat in de tussentijd nieuw materiaal beschikbaar is gekomen, maar ook dat de zoekinstellingen voor Google afweken van de oorspronkelijke. Hoe dan ook: opnieuw zoeken naar Tade Philips (als twee losse woorden) gaf nieuwe treffers op in de transcripties van de registers van de Generale Pacht, waarin eerder andere treffers waren gevonden:

generalepacht 1633 en 1638Uit: Generale Pacht 1633 (links) en 1638 (rechts) 

De registers van de Generale Pacht bevatten de belastingaanslagen van inwoners van Schagen en omgeving. Ze geven aan (zie hierboven) dat Tade Philips in 1633 eigenaar was van de windwatermolen in Burghorn. Daar is het dus dat hij (met zijn broer) de ideeën opdeed voor een verbetering van het scheprad, waarvoor ze in datzelfde jaar 1633 een octrooi kregen. 

De connectie tussen Tade Philips en Dirck Rembrandsz van Nierop is aanleiding voor nader contact met de Niedorp-kenner Jan Smit en voor het raadplegen van diens publicaties. Smit wijst op het bestaan van een derde octrooi (uit 1628) van de gebroeders Philips, voor "de uitvinding van een ronde wintmolen ofte een radt vol vleugels ofte wieken".    

Slotopmerkingen:

Het is zeer aannemelijk dat Tate Philips de inspiratie voor het probleem van de te plaatsen kerk heeft gevonden in zijn praktijk als landmeter. Bij welke bedijking kan zich zo'n probleem hebben voorgedaan? De bedijking van de Witsmeer of Schagerwaard vond plaats in 1630/1631, de tijd van Tade ...

Dit arikel is gemaakt bij de voorbereiding van de videoclip "Messing-en-groef" in mei 2015.