• Geheugen van Schagen, 600 jaar stads­geschiede­nis
  • His­torische Verenig­ing Schagen
Menu
  • Over ons
  • Artike­len
  • Video’s
  • Audio’s
  • Afbeeldin­gen
  • Links
  • Nieuws
  • Con­tact
  • Inzen­den
  • Toon alles
  • Voor Chr.
  • 0000 — 1000
  • 1000 — 1400
  • 1400 — 1500
  • 1500 — 1600
  • 1600 — 1700
  • 1700 — 1800
  • 1800 — 1900
  • 1900 — 2000
  • 2000 — 2100
  • Ontwik­kelin­gen
  • U bevindt zich hier:
  • Home >
  • Artike­len >
  • 1800 — 1900 >
  • Het Slot­ter­rein

Het Slotterrein

  • Afdrukken
  • Artikel
  • Bron­nen
  • Reac­ties
  • Artikel
  • Bron­nen
  • Reac­ties

Artikel

Aan de hand van een aan­tal foto’s en afbeeldin­gen beschri­jven wij de his­to­rie van het slot­ter­rein vanaf ca. 1850

Burge­meester Cor­nelis­sen ver­wo­ordde in een raadsver­gader­ing in 1922 het alge­meen gevoe­len van de bevolk­ing: ‚de toren­t­jes zijn bepaald mooi, maar wor­den bedor­ven door de aange­bouwde cel­let­jes en de leel­ijke omgev­ing’. De torens, hoewel sinds­dien meer­malen ger­estau­reerd, dateren van omstreeks 1440 en zijn met afs­tand de oud­ste bewaard gebleven gebouwen in Scha­gen. De rest van het slot, bewoond tot 1706, raakte zo zeer in ver­val dat het in 1826 moest wor­den gesloopt.

Foto 1 Slotterrein 1913

Foto 1.

Begraaf­plaats

De slot­gracht werd aan de noordz­i­jde gedempt en de gemeente Scha­gen legde achter de toren­t­jes een kerk­hof aan dat in 1829 werd opengesteld. Ruim veer­tig jaar deed het dienst, tot in 1873 het nieuwe kerk­hof aan de Hoep in gebruik werd genomen.

Op foto 2 ziet het oude kerk­hof er nog orden­telijk uit. Het hek aan de voorz­i­jde staat er strak bij en ook langs de graf­ste­nen kan je een lini­aal leggen. Wat een ver­schil met foto 1. Geen graf­s­teen meer te beken­nen. De oude begraaf­plaats wordt ontsierd door een alle­gaartje van bouww­erk­jes en een wanordelijke begroeiing.Foto 2 Slottorens 1873

Foto 2


Geiten grazende

Het in onbruik ger­aakte kerk­hof werd van meet af aan niet onder­houden. Al in 1878 schreef ene Puck aan de redac­tie van de Schager Courant: ‚Eenige dagen gele­den bragt het toe­val mij bij de oude begraaf­plaats. De indruk die zij op mij maakte is niet met één woord te qual­i­fieeren. Inge­zonken graven, kuilen veroorza­k­ende van aan­merke­lijke diepte; scheef liggende zerken; in alle rigt­ing hel­lende memo­ri­ams; eene wasch bleek­ende; geiten grazende en een hek tot afs­luit­ing, dat elk burger zich schamen zou aan zijn eigen­dom te hebben’.Die schaamte zou ruim vijftig jaar lang boven het slot­ter­rein hangen.


Graven

Ruud van de Pol schri­jft in zijn artikel ‚De begraaf­plaats op het tweede slot’ in de Kakele­post van 1 juni 2001, dat tussen 1829 en 1873 naar schat­ting twee­duizend man­nen, vrouwen en bove­nal kinderen wer­den begraven op het slot­ter­rein. In 1887 bezweek het laat­ste restje piëteit voor de overlede­nen onder de ver­lei­d­ing een zo cen­traal gele­gen plek te benut­ten voor de huisvest­ing van pub­lieke voorzienin­gen. En niet alleen dat, op de oude begraaf­plaats wer­den par­ti­jen hout en ste­nen ver­han­deld die ter plaatse wer­den verza­agd en schoon gebikt. De ton­nen­wa­gen stond er gepar­keerd en bij nat weer was het ter­rein een prut­zooi. Het eens zo strakke hek raakte in doorg­eroeste delen over de bodem ver­spreid. In 1899 maakte het gemeen­tebestuur zich ervan af door te beslis­sen ‚dat de eige­naars der graven de been­deren mogen ver­vo­eren naar de nieuwe begraaf­plaats en na twee jaar het oude kerk­hof te doen ophouden een kerk­hof te zijn.’ Dat ging dan wel op eigen kosten, zodat we mogen aan­nemen dat hoog­stens welgestelde nabestaan­den hun overleden dier­baren hebben her­be­graven aan de Hoep. Een eeuw later, bij het scho­nen van het ter­rein voor de bouw van het tegen­wo­ordige slot, werd een grote hoeveel­heid skelet­de­len gevon­den. De been­deren van zo’n 50 negentiende-​eeuwse Scha­ge­naars zijn toen verza­meld en afgevo­erd door aan­nemer De Vries en van de Wiel.


Brand­spuithuis

Op het hoog­ste deel van het Rens­gars, tussen wat nu Stiel is enerz­i­jds, en de toen­ma­lige won­ing van winke­lier en kuiper Hilbrand Smit anderz­i­jds, stond tot begin 1887 het brand­spuithuis van de gemeente Scha­gen. Het was te klein gewor­den en de gemeente wilde het pandje naar voren uit­brei­den. Dat kwam haar op een veto te staan van genoemde Hilbrand Smit, die er zijn vrije zicht op café De Beurs en het mark­t­plein door zou ver­liezen. Hilbrand had blijk­baar invloed genoeg. Op het oude kerk­hof werd voor het brandweer­arse­naal een nieuw onderkomen gebouwd, perceel 512. Nu u dat weet, kunt u het op foto 1 herken­nen. Dat geldt nog niet voor het lage gebouw op de foto links van het spuithuis. Het is de overkap­ping, zo lijkt het, van een reeks dieren­hokken. Duiven, muskus­rat­ten? Toch niet. We kijken naar de brand­lad­ders, die daar met ket­tin­gen en hangsloten beveiligd hin­gen tegen diefstal.

Afbeelding 1

Stal met kap­berg

In 1888 kreeg vee­houder Pieter Tim­mer­man Dzn. van de gemeente Scha­gen toestem­ming om in de zuid­west­hoek van het slot­ter­rein een stal met kap­berg (hooiop­slag) te laten zetten. De witte kap­berg is ondanks een in de weg staande boom niet te mis­sen mid­den in Foto 1. Waarom Tim­mer­man deze opstallen liet bouwen is vooral­snog een raad­sel. Ze horen bij een boerenbedrijf, maar een boerderij heeft op deze plek nooit ges­taan. Nog raad­selachtiger is het dat Tim­mer­man zijn stal en kap­berg direct na de voltooi­ing te huur en/​of te koop aan­bood. De stal werd gekocht door de gemeente, die er een hekken­loods van maakte. Hij werd eind 1924 ges­loopt; de kap­berg stond er toen al niet meer.

IJskelder

Met het voor­gaande zijn vier gebouwt­jes op het oude kerk­hof geï­den­ti­ficeerd. Op naar het vol­gende. De ‚Noord­hol­land­sche Vereenig­ing tot afw­er­ing van epi­demis­che ziek­ten en tot hulp­be­toon tij­dens epi­demieën’ Het Witte Kruis,was in 1875 opgericht. Scha­gen had een lokale afdel­ing onder lei­d­ing van dok­ter A.C. Mel­chior. Hoewel besmet­telijke ziek­ten als typhus, cholera en rood­vonk in Scha­gen haast niet meer voork­wa­men, hield Het Witte Kruis zich voor­bereid op een uit­braak. Een meth­ode om hoge koort­sen te drukken was koel­ing met ijs of ijswa­ter. In goede win­ters lag er ijs op de sloten, maar waar haalde je ijs van­daan tussen maart en decem­ber? Dok­ter Mel­chior c.s. besloten een ijskelder te bouwen en lieten voor de locatie het oog vallen op de oude begraaf­plaats, ‚ten 1ste omdat een dergelijke inricht­ing moet ges­ticht wor­den op ver­hoogd ter­rein; ten 2e is ‚t vlak bij de zieken­barak; ten 3e de ijskelder komt dan in ‚t hart van de gemeente; ten 4e kan de bewoner van het toren­tje heel gemakke­lijk de bedi­en­ing waarne­men.’ De gemeen­ter­aad vond het een goed idee en stelde een stukje slot­ter­rein beschik­baar ‚achter de hekken­loods in den Zuid-​Westhoek. Voorzit­ter herin­nert er tevens aan dat die plaats veel voor heeft, daar ‚t vlak aan ‚t water ligt en dus voor ‚t ver­voer van ijs zeer gemakke­lijk is.‚Medio 1897 was de kelder klaar; in jan­u­ari 1898 werd hij gevuld met de eerste par­tij ijs uit de slot­gracht. Ook de art­sen in de omgev­ing kon­den er ijs kri­j­gen voor hun patiënten.

Op Foto 1 is, behalve de hekken­loods en de kap­berg, in de zuid­west­hoek ogen­schi­jn­lijk niets te zien. Toch stond daar de ijskelder. De gemeente schiep er zelfs een prece­dent voor: ‚B. en W. onzer gemeente hebben gebruik gemaakt van de bevoegdheid, waar­bij B. en W. in bij­zon­dere gevallen vri­jstelling kun­nen ver­lenen van het ver­bod om in de bebouwde kom der Gemeente gebouwen met riet te dekken en het Bestuur der Afd. Scha­gen der N.Hollandsche vereenig­ing ‚Het Witte Kruis’ voor den door haar te bouwen ijskelder, ontheff­ing van dat ver­bod te geven.’ IJskelders waren dubbel­wandig en geï­soleerd met riet of stro. Ze wer­den zo’n vijf meter diep inge­graven. We moeten de rietkap dus laag zoeken en kijk daar. Rechts van de kap­berg, half aan het oog ont­trokken door een boom, ont­waart de kijker het topje van de ijskelder met zijn rieten dak. De kelder bleef tot omstreeks 1922 in gebruik.

Zieken­barak?

Een vol­gend raad­sel heeft zich intussen aange­di­end. Want waar op foto 1 staat de zieken­barak waar­naar in het voor­gaande wordt ver­wezen? Ner­gens te beken­nen. Foto 3 is genomen vanaf de Toren­straat. Links vooraan is de barak te zien die door de gemeente Scha­gen was aangeschaft om lijders aan besmet­telijke ziek­ten in quar­an­taine te kun­nen plaat­sen. Het was een demontabele acht­mans­barak van Deense make­lij, in 1884 voor de lieve som van f 2.562,50 gekocht onder druk van een op dat moment in Edam heersende cholera-​uitbraak. Weer was dok­ter Mel­chior de voorvechter geweest. Hij kwam van een bezoek aan de Haagse impor­teur zo over­tu­igd terug, dat geen raad­slid het waagde tegen hem in te gaan. De nieuwe aan­winst werd voor het pub­liek ten­toongesteld op de Markt, toen opge­bor­gen in de west­elijke toren en inder­haast weer in gereed­heid gebracht om er ´gedurende 22 etmalen den typhus­li­jder Grün­wald´in te ver­ple­gen. Het zou de enige keer blijken dat de barak is gebruikt voor het doel waar­toe hij was aangeschaft. En dan had de niet in Scha­gen woonachtige Grün­wald ook nog, na te zijn opgek­napt, stiekem de benen genomen, de gemeente Scha­gen en de zieken­ver­zorger Jong­bloed achter­la­tende met de onver­haal­bare kosten van opname en ver­pleg­ing. Niet voor niets verzuchtte raad­slid Van der Maaten in 1896 dat ‚de barak steeds voor ons een strop is geweest’. In 1915 werd het ding ges­loopt om te voorkomen dat hij eigener beweg­ing in elkaar zou zakken.

Foto 3 Slotterrein vanaf de Torenstraat

Foto 3.

Arrestanten­lokaal

We ken­nen nu de func­tie van zes bouww­erk­jes op Foto 1 en 3, zon­der nog te weten wan­neer Foto 1 is gemaakt. Het brand­spuithuis en de lad­der­schuur dateer­den van 1887, de zieken­barak, de hekken­loods en de kap­berg van 1888 en de ijskelder van 1897. Vast staat dat de opstallen op het slot­ter­rein, behalve de torens, eind 1924 zijn ges­loopt om plaats te maken voor een plantsoen. Foto 1 moet dus gemaakt zijn tussen 1897 en 1925. Dat is een wel erg ruime marge. Het vol­gende raads­besluit van 16 april 1912 helpt ons verder: ‚B. en W. stellen voor op de oude begraaf­plaats tuss­chen de spuithuis­jes en het toren­tje, een arrestanten­lokaal te stichten. Het tegen­wo­ordige arrestanten­lokaal, het toren­tje, brengt zeer veel last mee bij onwillige arrestanten en ook is de toe­s­tand zoo, dat niet vol­doende ruimte aan­wezig is.’ De veldwachter had kort voor­dien een dronken arrestant moeten vri­jlaten om een nog lavelozer andere in het oost­elijke toren­tje te kun­nen opsluiten. De bouw van het arrestanten­lokaal werd in sep­tem­ber 1912 aanbesteed. Foto 1 moet dus op z’n minst in 1912 genomen zijn en, zoals we al wis­ten, niet later dan 1924.


Wat zien we hier?

Samen­vat­tend zien we op Foto 1 van links naar rechts: de brand­lad­der­schuur, de oost­elijke slot­toren, het brand­spuithuis, het arrestanten­lokaal, de west­elijke slot­toren, de veestal en lat­ere hekken­loods, de kap­berg en de ijskelder. In de win­ter van 1924⁄1925 werd alles afge­bro­ken voor de aan­leg van een plantsoen. Het brandweer­ma­terieel, de hekken en de schapen­hokken gin­gen naar Vree­burg en achter het raad­huis wer­den enkele arrestanten­cellen gebouwd. Wat we alleen nog niet weten is van wan­neer Foto 1 dateert.


Van wan­neer dateert de foto?

Het schilderij van Jan Kon­ing is het laat­ste stukje van de puzzel. Dit is een vroeg werk van Jan Kon­ing, dat in 1915 is geschilderd naar foto 1. Kon­ing woonde, vanaf zijn geboorte in 1897, tot 1920 aan de Kreil in Barsinger­horn. Hij trouwde in 1920 met zijn eerste vrouw, Lucristina van der Hoeven, en ves­tigde zich met haar in Nieuwe Niedorp tot hun ver­huiz­ing naar Scha­gen in 1924. Negen jaar eerder, op zijn 18e, had hij Foto 1 in han­den gekre­gen en nageschilderd. Dat Kon­ing het slot­ter­rein toen nog nooit had bezocht is af te lei­den uit twee op het schilderij ont­brek­ende details, die op de foto gro­ten­deels ver­sc­holen gaan. Had hij zelf in het tafer­eel rondgelopen, dan zouden ze hem zeker zijn opgevallen. De ijskelder heeft hij op de foto niet opge­merkt, even­min als de glimp van het slot­gracht­wa­ter aan de voet van de west­elijke toren. Die penseelde hij daarom niet mee. Het zij hem vergeven, zijn vaardigheid op zo jonge leeftijd is er niet min­der om. En hij heeft dit onder­zoek een grote dienst bewezen door op zijn doek het jaar­tal te ver­melden waarin hij het schilderde: 1915. Daar­door weten we, na al het voor­gaande, dat Foto 1 gemaakt is tussen 1912 en 1915. De bomen en stru­iken zijn kaal, de man in het laan­tje draagt zijn duf­felse jas. Ik houd het erop dat de voltooi­ing van het arrestanten­lokaal in de win­ter van 1912 op 1913 de reden voor de foto is geweest.

Afbeelding 2 Slot Schagen 1913 door Jan Koning 1915

Bronnen

BRON­NEN:

Schager Courant, Erik Visser, ‚Slot Schagen

Reacties

Spon­soren:

Gorter Luiken
Westhuis
Veko
Klitsie parket
Havana
Gorter Holding
BDO
Jan Rozing Mannenmode
Zwaan & Schouten
Rotary
Heeren van Scaghen
GEO architecten
Emogy Marketing- en reclamebureau
Gemeente schagen
Het Zijper Notariskantoor
CineMagnus Bioscoop Schagen
Bejo zaden
Burghorn
Rabobank Kop van Noord-Holland
Joomla Mod­ules Joomla Tem­plates
  • Emogy-site
©2023 Het Geheugen van Scha­gen | design www​.emogy​.nl