Artikel

Het ontstaan van heerlijkheden - leenstelsel of feodalisme
Reeds in de Middeleeuwen had de graaf van Holland er belang bij om zijn gebieden onder controle te houden, o.a. om zijn belastingopbrengsten veilig te stellen. Om die controle te versterken gaf de graaf een deel van zijn bevoegdheden in leen aan zijn politieke bondgenoten. Zijn bondgenoot werd leenman. De leen omvatte en aantal bevoegdheden die de leenman, als heer, mocht uitoefenen in een omschreven gebied, de heerlijkheid. Als tegenprestatie moest hij zijn leenheer onvoorwaardelijk trouw en daadwerkelijke bijstand, bijvoorbeeld in tijden van oorlog, beloven.
Aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog, in 1581, werd de heersende Graaf van Holland (de Spaanse koning Philips II) met het “Placaat van Verlatinge” van zijn rechten vervallen verklaard. In plaats van de Graaf van Holland werden de Staten van Holland nu leenheer.

 

De heer en de heerlijkheid
Tot 1795 bestond ons land uit honderden heerlijkheden, met eigen wetten, rechtspraak en bestuur. De heer bezat een aantal bevoegdheden, die nu, volgens de “trias politica” zijn verdeeld in rechtelijke, wetgevende en uitvoerende macht. Hij maakte wetten, hief belastingen, sprak recht en benoemde geestelijken en bestuurders. De uitvoering liet hij vaak over aan zijn dienaren. De “heerlijke rechten” werden als erfelijk en verhandelbaar beschouwd. De bewoners van een heerlijkheid vielen onder de bestuurlijke bevoegdheden van de heer of de door hem aangestelde dienaren. De heerlijkheid was voor de heer een belangrijke bron van inkomsten. Deze verkreeg hij door o.a. het heffen van belastingen en accijnzen. Wat dat betreft is er in het huidige bestel niets veranderd.

 

De adel en het patriciaat
De heer is vaak een edelman, maar ook rijke burgers kunnen heerlijkheden bezitten. Heerlijkheden waren voor de adel belangrijk. Zij vormden een bron van status, inkomsten en macht. De familie ontleende (een deel van) haar identiteit, waaronder de familienaam, aan de heerlijkheid en het daarop staande kasteel of landhuis. Het verkopen van een dergelijk adellijk bezit geschiedde alleen als het water de heer aan de lippen stond.
In de Gouden Eeuw ontstond het patriciaat. Rijke en machtige families in de Hollandse steden wilden hun aanzien vergroten. Het bezit van een heerlijkheid gaf een adellijk tintje aan hun status, daarom werd de naam van de heerlijkheid vaak toegevoegd aan de familienaam.


Steden

Ook een stad kon eigenaar zijn van een heerlijkheid. Als een stad groeide en welvarender werd kocht deze een of meer omliggende heerlijkheden. Hiermee kon de stad haar bestuurlijke machtsgebied vergroten en economische voordelen behalen.

 

Het einde van de heerlijke rechten
Na de inval der Fransen in 1795 werd de Republiek der Verenigde Nederlanden omgevormd tot het Koninkrijk Holland. In navolging van de Franse wetgeving werden de heerlijkheden ‘gemeenten’ en vervielen de heerlijke rechten.
Na het vertrek van de Fransen publiceerde Koning Willem I een zogenaamd Souverein Besluit (26 maart 1814):
Artikel 3 “De rechten van jacht en visserij blijven behouden voor de (voormalige) eigenaren der heerlijkheden”.
Artikel 7 “Alle voormalige heerlijkheden die gecombineerd of vermengd zijn met andere jurisdicties (lees gemeenten), worden gescheiden en op zichzelf gebracht”.
Toelichting
De genoemde rechten blijven zelfstandig bestaan en kunnen onder algemene titel overgaan. Ook zonder dat ze in het kadaster zijn bijgeschreven.

Artikel 150, lid 1- Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek (van 3 april 1969):
De levering van voor 1838 bestaande oude zakelijke rechten tot registergoederen kan slechts geschieden door een notariële akte gevolgd door inschrijving in het kadaster.
Toelichting
Impliciet wordt hierin het bestaan van deze rechten erkend en bepaald dat de levering dient te geschieden bij notariële akte en inschrijving in het kadaster.
Ook in het NBW wordt de verkrijging van oude zakelijke rechten tot registergoederen onder algemene titel gehandhaafd:

Art. 3:80 BW (Verkrijging onder algemene of bijzondere titel)
1. Men kan goederen onder algemene en onder bijzondere titel verkrijgen.
2. Men verkrijgt goederen onder algemene titel door erfopvolging, door boedelmenging,
door fusie als bedoeld in artikel 309 van Boek 2 en door splitsing als bedoeld in artikel 334a van Boek 2.
3. Men verkrijgt goederen onder bijzondere titel door overdracht, door verjaring en door onteigening, en voorts op de overige in de wet voor iedere soort aangegeven wijzen van rechtsverkrijging.
4. Men verliest goederen op de voor iedere soort in de wet aangegeven wijzen.