Artikel

De Tweede Wereldoorlog ging ook aan Schagen niet voorbij. Er werd hier een Duitse divisie ingekwartierd, er werden tientallen bunkers gebouwd, er was een verzetsbeweging. Maar tot ernstige confrontaties kwam het niet. De bezetter had meer aandacht voor de kustverdediging dan voor Schagen en omgeving. Het grootste gevaar voor de bevolking kwam van de geallieerde luchtmacht, die in de spoorlijn en de Schager haven Duitse aanvoerlijnen wist. Meermalen zijn tijdens WOII op deze doelen bombardementen uitgevoerd. Geen ervan had zulke gevolgen als een luchtaanval op station Schagen op 12 september 1944.

Om 12:15 uur in de middag werd de stoomlocomotief van een uit Alkmaar aangekomen personentrein onder vuur genomen door twee Engelse jachtvliegtuigen. De tientallen passagiers renden voor hun leven en ook de schrik onder de omwonenden, die nietsvermoedend aan tafel zaten, was hevig. Wat de piloten niet wisten was dat honderd meter verderop, nabij de Hoep, een volgeladen munitietrein klaarstond voor vertrek naar België. Totdat daar enkele verdwaalde kogels insloegen, die een enorme steekvlam teweegbrachten. Het vuur sloeg over naar volgende wagons, die daarna een voor een ontploften in een tijdsbestek van zo'n drie kwartier.

munitietrein 1

munitietrein 2

Ontbrande munitie vloog in het rond, half Schagen schudde op zijn grondvesten. Vier woningen aan de Stationsweg en tien aan de Hoep werden verwoest, een kaaspakhuis in de Roosstraat ging in vlammen op. Zo'n 250 huizen, vooral aan de Stationsweg, de Molenstraat, de Thorbeckestraat en in de Magnusbuurt, raakten beschadigd. Ramen knalden uit hun sponningen, dakpannen werden bij duizenden van de daken geblazen. IJzerdelen van de exploderende treinwagons werden over vele honderden meters weggeslingerd. Een landde er bij de kruidenierswinkel van Stam op de Gedempte Gracht, een niet ontplofte granaat vloog door het dak van de katholieke kerk aan de Molenstraat en boorde zich door de tegelvloer.

munitietrein 3


Bij zoveel materiële schade viel het aantal slachtoffers mee. Twee Duitse soldaten werden gedood en dertien burgers raakten gewond. Maar de paniek was enorm. Vele gezinnen vluchtten blindelings hun huizen uit, weg van de exploxies waaraan geen eind leek te komen. Een deel vond een schuilplaats in kelders en bunkers. Maar de meesten trokken weg van de rampplek, door het stadscentrum, dat ook al bezaaid lag met glasscherven van onder de luchtdruk bezweken vensters en winkelramen. Velen van hen werden in particuliere woningen opgevangen. In het slachthuis aan de Menisweg was inderhaast een opvangcentrum ingericht, waar de aankomenden met wat soep en brood enigszins tot kalmte werden gebracht. In de rampzone deden intussen brandweer en politie met de gebleven bewoners hun best om te redden wat er te redden viel. De ravage was onbeschrijflijk.