Artikel

In 1861 werd het koninkrijk Italië uitgeroepen. Rome werd gekozen als hoofdstad, ondanks dat het lag in de Kerkelijke Staat, het territorium bestuurd door de paus. De strijd om Rome brandde los. Drommen Nederlandse katholieken trokken naar Rome om de soevereiniteit van de Kerkelijke Staat te beschermen. Zij namen dienst in een spontaan gevormd pauselijk leger, de Zouaven.

Ook de katholieke gemeenschap van Schagen leverde zouaven. Bekend zijn deze vier:

Jacobus Keet geboren te Schagen op 22.11.1843 bakker
Bartholomeus Ranke geboren te Schagen op 07.05.1840 b bakker
Cornelis Johannes de Pater geboren te Schagen op 22.06.1841 wagenmaker
Antonius Post geboren te Baambrugge op 01.03.1853 kleermaker


Bij toeval ontdekte ik onlangs dat in Schagen een vijfde zouaaf heeft gewoond. Hij was een Edammer, maar het lijkt er sterk op dat hij het zouavenvuur in Schagen heeft opgedaan. Daarom nomineer ik hem - tegen de gangbare regels - als de vijfde Schager zouaaf, buiten mededinging. Zijn naam: Casparis (Casper) Abbes. Hij werd op 26 maart 1840 geboren als zoon van keetknecht/schoenmaker Cornelis Abbes en diens vrouw, Veronica Boes. Voor wie vertrouwd is met de geschiedenis van Schagen is Boes een beladen naam. Maar deze Veronica Boes was niet verwant aan de Klaas Boes die met zijn dubbele moord in 1894 heel Nederland zou doen rillen van afgrijzen. Wel had Veronica in Schagen een broer wonen, die eveneens Klaas Boes heette en medio 19e eeuw aan de Laagzijde C 77 (nu de Koeienhemel) een broodbakkerij had. Casper kwam op zijn 21e in de leer bij oom Klaas. Toen hij daar op 27 september 1861 arriveerde trof hij de bakkersleerling die hij kwam opvolgen, wiens naam ik even achterhoud, die nog een weekje bleef om de nieuwe in te werken voor hij naar Den Helder vertrok.

inschrijvingInschrijving met ingang van 7 januari 1869 van boulanger Casper Abbes in het zouavenbataljon van de 'pauselijke staten'.

 

Intussen werd in Italië gevochten om de Kerkelijke Staat, waar paus Pius IX de scepter zwaaide. De fotografie was uitgevonden. Er circuleerden wereldwijd afbeeldingen van de paus, die met zijn serene uitstraling elk rooms hart veroverd had. Zijn tegenstrevers hadden hem minder hoog zitten. De paus bestuurde onder Franse bescherming een grondgebied groter dan Nederland, dat dwars over de laars van Italië lag en noord en zuid van elkaar gescheiden hield. Italië was een lappendeken van kleine hertog- en vorstendommen; delen waren in handen van Frankrijk en Oostenrijk. De strijders voor een verenigd Italië, koning van Sardinië Victor Emanuel II en de nationalistische ijzervreter Giuseppe Garibaldi, stak de Kerkelijke Staat als een graat in de keel. Ook de ingezetenen waren het wereldlijk gezag van de paus beu. Grote delen hadden al hun eigen zelfstandigheid uitgeroepen, zodat van de Kerkelijke Staat nog alleen Rome en de regio eromheen over waren. Maar ook die werden bedreigd. Frankrijk, dat de paus met groeiende tegenzin de hand boven het hoofd hield, was niet meer de vanzelfsprekende bondgenoot van weleer en het eigen leger van de Heilige Stoel was klein en wankel. Onder de onstuimige dreiging van de Italiaanse nationalisten en de tanende interesse van de Fransen, telde Pius IX de knopen van zijn soutane. De roomse wereldkerk, die de verontrustende ontwikkelingen in Italië op de voet volgde, bracht redding. Uit vele Europese landen, uit Canada, de VS en Rusland, er was zelfs een Chinees bij, stroomden duizenden jonge katholieke amateursoldaten toe, gezegend door hun ouders, die met gevouwen handen hun zonen afstonden voor dit heilig doel. Eerst met tientallen, maar vanaf 1866 met honderden tegelijk. Een internationale armee van devote twintigers trok een cordon op rond hun Pio Nono, in zijn gevecht tegen Satan. Zouaven werden zij en vooral uit Nederland schoten ze te hulp, treinen vol, tussen drie- en vierduizend in getal. Jonge, ongehuwde mannen, terdege medisch getest en om een ontstoken kies al afgekeurd. Keurtroepen, gebrekkig geoefend, maar gemotiveerd tot in hun vezels. Ze tekenden voor twee jaar pauselijke dienst, een deel voor nog eens twee. De vier Schager zouaven heb ik u al voorgesteld. Op 17 februari 1866, 22 jaar oud, ging Jaap Keet de anderen vooraf. Na hem traden ook Bart Ranke, Cees de Pater en Toon Post toe tot de pauselijke heerschare. In jaargang 1993 van de Kakelepost, edities 1 en 2, heeft Henk Mosk vele bladzijden gewijd aan de zouaven en aan dit viertal. Jaap Keet vocht mee in de slag om Mentana, waar 5.000 Fransen en zouaven 15.000 Garibaldisten versloegen. Met een pauselijke onderscheiding in zijn ransel keerde Jaap op 1 maart 1868 terug in Schagen, gewijd en gelauwerd, een icoon voor de Christoforusparochie. Maar ook iconen moeten eten en dus pakte hij zijn stiel weer op achter de broodoven, eerst in Anna Paulowna en vanaf 1881 terug in Schagen op Molenstraat C 8 (nu het pand tussen Westenenk Tweewielers en Kapper Van Dorp). Bijkomstigheid: Jaap Keet nam in 1881 het bakkersstokje in de Molenstraat over van Jacobus de Pater, een broer van medezouaaf Cornelis Johannes de Pater. Ons kende ons.

Zie voor het zouavenverhaal in De Kakelepost.

Casper Abbes had op 30 maart 1863 zijn oom en tante in Schagen dank en vaarwel gezegd. Hij was verhuisd naar Alkmaar, had zich daar verder bekwaamd in het bakkersvak en toen gehoor gegeven aan de noodkreet uit Rome. Het formulier van zijn inschrijving in het zouavencorps, getekend 7 januari 1869, vermeldt als beroep nog altijd 'boulanger'.

 

zouavenZouaven verzameld op het Sint Pietersplein in Rome voor de pauselijke zegen op 25 april 1870. Onder hen Casper Abbes. (Foto: Wikimedia)

Oorlogshandelingen van betekenis maakte Casper in Italië niet mee, totdat Frankrijk in juli 1870 zijn troepen terugtrok omdat het in oorlog was geraakt met Oostenrijk. Nu lag de weg open voor Victor Emanuel om Rome in te nemen. Hij had een leger van 50.000 manschappen onder zijn bevel. Casper en zijn kornuiten bereidden zich voor op een ongelijke strijd. Maar de Italiaanse overmacht was zo groot, dat Pius IX om verder bloedvergieten te voorkomen op 20 september 1870 de witte vlag hees. De circa 3.000 zouaven werden gevangen genomen en na een week op de trein naar huis gezet. Twee maanden later keerde Casper Abbes, na een tussenstop in Edam, naar Schagen terug. Weer kon hij in de kost bij ome Klaas Boes, tot hij op 26 februari 1875 trouwde met Aagje Kroone en met haar ging wonen op Nieuwstraat C 109.

Statistisch niet in verhouding is dat van de vijf Schager zouaven er drie bakker waren. Daar is echter een verklaring voor, want er is een relatie tussen de drie. Jaap Keet was tot 4 oktober 1861 inwonend bakkersleerling bij..... Klaas Boes. Jaap werkte Casper Abbes in, ze sliepen een week samen op zolder. Na een tweejarig verblijf in Den Helder ging Jaap in 1863 aan de slag bij zijn broer Jan Keet, ook al een Schager bakker. Jaap verhuisde een jaar later naar Alkmaar. En wie nam zijn plek in? Zijn achterneef Bart Ranke, die twee jaar bij Jan Keet in huis zou blijven en aansluitend naar Italië vertrok. Allen wisten hoe de Vaticaanse vlag erbij hing, want van de strijd om de Kerkelijke Staat stonden de kranten bol. Ook de Schager Courant had een omvangrijke buitenlandrubriek. Het kan niet anders dan dat in huize Boes en huize Keet de positie van de paus een vast onderwerp van gesprek was. Het stond er slecht voor. Daar moest iets aan gedaan. Toen in 1866 de zouavenwerving grootschalig op gang kwam en pastoor Van Lith een beroep deed op de jongemannen in zijn Christoforusparochie, stond de koffer van Jaap Keet al gepakt. Ranke en Abbes kenden hem en volgden in zijn voetsporen. Misschien hadden juist deze bakkers, gewend aan de hitte van hun ovens, geen bedenkingen tegen het mediterrane klimaat. Wellicht zochten zij, zo jong al in een beroep waarin ze het daglicht amper zagen, het avontuur in een ver en zonnig land. Maar boven hun aardse beweegredenen uit torende hun devotie. Zo gelovig waren zij, dat ze hun leven ervoor over hadden. Ze waren zowel de kruisvaarders als de jihadisten van hun tijd en werden er in de hele roomse gemeenschap om bewonderd. Lang nadat Rome op 27 september 1870 was gevallen, liepen in heel Nederland oud-zouaven als helden mee in processies. Vijf van hen deden dat in de kerk aan de Molenstraat. De bekendste, Jaap Keet, bleef in al zijn bescheidenheid een gevierd man tot op hoge leeftijd, want hij werd 86. Casper Abbes was dat geluk niet beschoren. Hij stierf op 27 april 1879 in Schagen, 39 jaren jong.

jaap keetJaap Keet, al op hoge leeftijd, in jasschort voor de deur van zijn bakkerszaak in de Molenstraat
(nu Westenenk Tweewielers).

 

krant

Een curieus detail in dit zouavenverhaal wil ik u niet onthouden. Een broer van Jaap Keet, Simon Keet, had aan de Hoogzijde een kledingzaak. Ook Simon was een toegewijd katholiek. Garibaldi zal hij hebben verfoeid, want die vormde al sinds 1859 een toenemend gevaar voor de paus. Dat weerhield Simon Keet er merkwaardig genoeg niet van om, als onderdeel van zijn kledingassortiment, te adverteren met Garibaldi hoeden. In 1863 werd hem dat kennelijk toch te zot en gooide hij zijn restantvoorraad in de aanbieding.

 

 

NB. Ook de Medemblikker Reinerus Willebrordus Vlaming, geboren 7 november 1847, droeg het zouavenuniform. Hij was geen Schager en zou dat ook niet worden. Vermeldenswaard is hij, omdat hij een broer was van de Schager aannemer Cornelis Nicolaas Vlaming, vader van de welbekende architect. Zo konden ook de in de Christoforusparochie vooraanstaande Vlamings bogen op een zouaaf in de familie. Een zouaaf met toch nog een Schager tintje, omdat Reinerus na zijn terugkeer uit Rome trouwde met de Schagense Trijntje Polder.