Artikel
Tegenwoordig reizen mensen veel vaker dan voorheen. Tot ver in de 19e eeuw speelde het leven zich af in de dorpen en stadjes en hun directe omgeving. Mensen liepen, of namen de trekschuit als ze wat verder weg moesten. De beter gesitueerden hadden paard en rijtuig, namen de diligence of de (stoom)boot. Het goederenvervoer ging vooral per beurtschip, kleine middenstanders hadden een hondenkar.
Tegen 1900 verscheen de fiets; In 1914 had slechts één op de zes Nederlanders er een. De trein had de weg naar de buitenwereld geopend, maar niet voor de dorpen in het achterland. Daar, zo meende men, moest de stoomtram uitkomst bieden. In 1890 waren al plannen opgevat voor een tramlijn tussen Schagen en Alkmaar. Later meldde ook de Zijpe zich als geïnteresseerde partij. Als gevolg van jarenlang getouwtrek over tracé en financiën duurde het nog tot 1913 voor deze tram ging rijden.
Intussen was in 1898 al wel de tramlijn Schagen-Wognum opengesteld, die aansloot op de spoorlijn Hoorn-Medemblik. In 1912 volgde de tramverbinding Schagen-Van Ewijcksluis, via de Westfriesedijk door de Wieringerwaard.
Al deze lijnen vertrokken van het spoorwegstaton Schagen. De tramlijn Schagen-Wognum stopte onder meer in Barsingerhorn, Winkel en Niedorp. Het tracé van de lijn Schagen-Alkmaar (de Noorder Stoomtram) liep van Schagen via de Zijpe, Warmenhuizen, Schoorl, en Bergen naar Alkmaar. Deze lijn zou volgens een plan uit 1898 dwars door Schagen lopen, via de (nog niet bestaande) Landbouwstraat, over de Laansloot, door het Herenbos, via de Markt en het Noord richting Lagedijk. Uiteindelijk werd gekozen voor een tracé om Schagen heen, de tegenwoordige trimbaan. De feestelijke opening van deze lijn vond plaats op 29 augustus 1913. Om 10.29 uur vertrok de tram van station Schagen: een locomotief, een post/bagagerijtuig en twee lokaalspoorrijtuigen Tweede Klasse. In Schagerbrug had een feestcomité de ontvangst georganiseerd. Dominee Holtz sprak een welkomstwoord, waarin hij constateerde dat Schagerbrug "thans aan het grote wereldverkeer is verbonden, hetgeen een zegen voor onze goede landen mag zijn".
De zegen van de dominee ten spijt was de tramlijnen geen lang leven beschoren. Van hun klandizie beroofd door de opkomst van de autobus en de vrachtwagen, werden zij in het begin van de jaren '30 opgeheven.
Alleen de tram tussen Warmenhuizen en Alkmaar bleef rijden tot in 1968. Op tal van plaatsen in de Noordkop zijn nog overblijfselen van de tramlijnen te vinden. In Schagen zijn in Muggenburg en Waldervaart delen van de vroegere trambaan bewaard als wandelpad. Tegenover de Esso aan de Welmolen staat een voormalig station, nu enkel nog als woning in gebruik. De stoomtram Hoorn-Medemblik rijdt nog altijd, als toeristische attractie. Het tracé van de tramlijn Schagen-Van Ewijcksluis is in 2000 als voetpad in gebruik genomen.
Bronnen
Reacties
Artikel
Bronnen
Reacties
Artikel
De eerste lantaarns die Schagen bij donker verlichtten brandden op raapolie. Ze raakten tegen het midden van de 19e eeuw in onbruik, mogelijk omdat de lichtopbrengst van deze 'gloeijende spijkers' te beperkt was. Zij werden opgevolgd door de réverbère, een olielantaarn met meerdere pitten en met reflectoren. Vanaf 1 oktober 1852 prijkten in Schagen acht 'goed lichtgevende naar vier en drie zijden réverbèriserende lantarens op palen en aan ijzeren armen aan de huizen, waarvan ééne, tot opsiering van het marktplein, vóór het Raadhuis op eene fraai bewerkte ijzeren candelabre geplaatst is'. De lantaarns brandden op alle maanloze avonden tussen 1 oktober en 1 april, van zonsondergang tot elf uur 's avonds. Ook dit waren olielampen.
Op 4 oktober 1866 was het groot feest in Schagen. 'Iedere spoortrein voerde tal van vreemdelingen aan'. Vanwege de harddraverij, zeker, maar op het ware spektakel van die dag moesten de mensen wachten tot zes uur 's avonds. Toen flitsten in de stadskern tegelijkertijd 18 gaslantaarns aan, gevoed door de nagelnieuwe gasfabriek aan de Hoep. 'Een schoon effect bragten de verschillende illuminatiën te weeg; vooral was dit het geval aan de fabriek zelve, die in den loop van den avond door honderde personen werd bezocht, terwijl zich op de Marktplaats eene ontelbare menigte bewoog, om zich in de aldaar, zoo aan het raadhuis, als voor de herberg 'de roode Leeuw' aangebragte gasverlichting te verlustigen'.
De gaslantaarns werden slechts ontstoken als er niet voldoende maanlicht was. En bovendien niet vaker dan 18 avonden per maand, want het gaslicht kostte de gemeente drie cent per lantaarn per uur. Met name de conservatieve raadsleden peinsden er niet over de straatverlichting lichtvaardig uit te breiden. Zij vonden dat men 's avonds op straat niets te zoeken had en dat de Schagenaren hun handen mochten dichtknijpen. Naburige gemeenten hadden, ondanks druk vanuit de burgerij, geen enkele straatlantaarn. Waar klaagde men over? Pas in 1887 werd aan een adres van 120 inwonenden zuinigjes tegemoet gekomen door de lantaarns in de wintermaanden tot middernacht te laten branden. Toen er dan eindelijk twaalf heel de nacht aan mochten blijven was raadslid Jb. Stammes daarop tegen, want 'lieden, die 's nachts om 3 uur nog buiten loopen, zijn wel zoo verlicht van hen zelf, dat ze geen gaslicht meer noodig hebben'.
Een nieuwe impuls kwam in 1918, toen Schagen zich liet aansluiten op het elektrisch net van het P.E.N. Hoewel volgens het gemeenteverslag van 1921 de hele straatverlichting al elektrisch was, maakt dat van 1926 melding van in hoofdzaak gas- en slechts enkele elektrische lantaarns. Dat lijkt dichter bij de waarheid. Zelfs rond 1950 had Schagen nog minstens 1 gaslantaarn, blijkens een foto van de Nieuwstraat uit die tijd.
Bronnen
BRONNEN:
- Heerlijk Schagen
De geschiedenis van een Westfriee marktstad
H. Th.M. Lambooij, M.G. Prikke, R.J.M. van de Pol, F. Timmer
Boekhandel Plukker / Uitgeverij de Prom - Schager Courant
Reacties
Artikel
Vluchtplek tegen dreigende overstroming
Schagen is één van de plaatsen in West-Friesland waar hoogteverschillen en terpen getuigen van de pogingen die onze verre voorouders ondernamen om droge voeten te houden. In de loop van enkele eeuwen veranderde Noord-Holland van hoog gelegen veen in land dat steeds verder onder de waterspiegel zakte. Boeren groeven sloten rond hun bezit en verhoogden de grond waar zij woonden. Een aantal van die terpen is nog als zodanig te herkennen, zoals Avendorp bij Schagen met een 17de-eeuwse boerderij. Afbeelding Avendorp omstreeks 1900.
In de Vroege Middeleeuwen was het mogelijk om in West-Friesland te wonen zonder gevaar voor overstromingen. De hele kop van Noord-Holland was bedekt onder een laag veen die wel vier meter hoog was. Het was een sponzig kussen, een onbegaanbaar moeras van halfvergane plantenresten.
De eerste boeren gingen, waar mogelijk, wonen op zandruggen en groeven slootjes om het moeras te ontwateren. Het gevolg was dat de bodem inzakte als een lekgestoken ballon en andere zandruggen, waar gewoond kon worden, zichtbaar werden. Het proces werd nog versterkt doordat de nu aan lucht blootgestelde plantenresten alsnog verteerden.
Meertjes
De gevolgen van deze bodemdaling waren rampzalig. Het water kon steeds moeilijker weg en er ontstonden meertjes die bij iedere storm groter werden. Het overtollige water vloeide niet meer naar de zee, het omgekeerde gebeurde. Bij stormen en hoge vloeden drong de zee binnen door steeds verder uitschurende kreken.
Noord-Holland veranderde in een gebied van meren en eilanden en smaller wordende stukjes grond waarop de mensen zich staande probeerden te houden. De boeren zaten niet stil in hun bedreigde boerderijen. Met de beperkte middelen van die tijd wierpen ze dijkjes en terpen op. Iemand als graaf Dirk II zag weinig heil meer in zijn voortdurend door het water bedreigde bezittingen bij Schagen. Hij schonk de grond aan de Abdij van Egmond.
Sommige terpen zijn zichtbaar gebleven in het landschap, zoals Avendorp, even ten zuiden van Schagen. Ooit was het een buurtschap met enkele huizen, daarvan is alleen nog een 17de-eeuwse langhuisstolp overgebleven.
Ook het kerkje van het nabije Haringhuizen staat duidelijk op een verhoging. Andere terpen werden in de loop van de tijd afgegraven of gingen op in nieuw aangelegde dijken.
Veiliger plek
Schagen werd, wat het water betreft, gaandeweg een steeds veiliger plek om te wonen, maar kreeg pas echt aanzien toen Willem, de bastaardzoon van hertog Albrecht, in 1428 de stad Schagen als huwelijksgeschenk kreeg. Willem ging er wonen in een boerderij, die hij omstreeks 1440 ombouwde tot een stoer kasteel. Hij liet ook een kerk neerzetten, maar zijn belangrijkste daad was het verlenen van marktrechten aan Schagen, dat daardoor in de handel een belangrijke positie kon innemen voor de wijde omgeving. Het werd een gezellige en bloeiende stad.
Niettemin bleef waakzaamheid geboden wat betreft de oude vijand: het water. Bij de stormramp van 1916 bleef de omgeving niet gespaard. Bij de Van Ewijcksluis in de Anna Paulownapolder, het eindpunt van de stoomtram uit Schagen, liep een groot deel van het land onder water.
Nog altijd klinkt de grond in en bovendien stijgt de zeespiegel. Schagen moet voor het water op zijn hoede blijven.
Ruud Spruijt - Westfries genootschap
Bronnen
West-Friesland toen en nu - Uitgeverij Waanders
Reacties
Artikel
De Schager aannemer/architect R.J. Vlaming had een uitgesproken zwak voor theaters. Als vingeroefening bouwde hij in 1913 in Schagen een bioscoopje aan Landbouwstraat 18-20, Royal Schagen. Maar pas toen hij een stuk grond aan de Gedempte Gracht in handen kreeg, verwezenlijkte hij zijn droom: het ontwerpen, bouwen en uitbaten van een hypermodern theater. De feestelijke opening van Royal – zijn eersteling aan de Landbouwstraat had hij omgedoopt tot Schager Bioscoop – was in 1922.
Maar Vlaming vertilde zich aan zijn ambities en ging na een paar jaar failliet. Het theater werd aangekocht door Leendert Zwaag, een Schager ondernemer die al eigenaar was van het Noordhollandsch Koffiehuis en de Landbouwsociëteit Ceres. Zwaag kreeg de loop in Royal, maar overleed in 1928, waarna Dirk Boon de nieuwe eigenaar werd.
Het waren gouden tijden. Maar in de jaren ’60, met de opkomst van de televisie, kwam er de klad in. Meer concurrentie kwam op met de bouw van het Regiocentrum in de wijk Groeneweg en van theater De Vest in Alkmaar. In 1979 kwam daar nog het Scagontheater bij, waaraan Royal de filmhuisliefhebbers verloor. Leo Boon, die na de dood van zijn vader in 1968 de zaak had overgenomen, probeerde het nog met een Golden Ten casino maar dat werd hem door het gemeentebestuur verboden. De boel ging op slot in 1986 en tegen de grond in 1995, voor de uitbreiding van het Makadocentrum.
Zijn trieste einde daargelaten was Royal voor vele duizenden Schagenezen hun eerste kennismaking met de magische wereld van toneel, varieté en film. Achter de smalle pui, die nog als relikwie aan de Gedempte Gracht te zien is, ging een prachtig theater schuil, met zo’n 300 stoelen in de benedenzaal, een balkon, op beide etages een foyer en een sfeervolle aankleding. De teloorgang van Royal ging velen aan het hart, maar op een flauwe reddingspoging na stak niemand een hand uit.
Het gemis aan een grote bioscoop, dat Schagen een stukje van zijn stadse uitstraling had ontnomen, werd in 2006 opgeheven met de bouw van Cinemagnus. De nostalgie van Royal in het hartje van de stad maakte razendsnel plaats voor een van Nederlands succesvolste bioscopen aan de Witte Paal. Schagen is weer trots op zijn theater.
Bronnen
BRONNEN:
- Schager Courant
Reacties