Artikel
Corrie Snoek
Corrie Snoek, geb. 26 maart 1915 in Gorkum, overleden 23 januari 1994 te Schagen. Gehuwd met Menno Poldervaart en later met Evert van den Berg. Beroep: huisvrouw
Als koerierster en echtgenote van Menno Poldervaart was Corrie zeer actief in het verzet in Schagen.
Corrie Snoek leerde domineeszoon Menno Poldervaart in de zomer van 1933 kennen. Zij was toen vijftien jaar. Twee jaar daarvoor kwam zij als dochter van een veelvuldig werkeloze sigarenmaker uit Gorkum naar Bussum, en werkte als dienstbode voor dag en nacht. Poldervaart exploiteerde later samen met Corrie Snoek een uitgeverijtje in Bussum, waar onder meer het blad "Vrouwen voor de Vrede" werd uitgegeven. Poldervaart colporteerde in die tijd met het anti-fascistische blad "Junge Front". Hij vond in Corrie, als telg uit een belijdend communistisch nest, een actief medestander. Dat de NSB met propaganda-acties in Bussum geen strobreed in de weg werd gelegd was hen een doorn in het oog. Er werden allerlei, vaak ludieke tegenacties gevoerd. Hierbij kwam het af en toe tot keiharde confrontaties met NSB-ers of politie, waarbij de kleine, maar felle Corrie herhaaldelijk klappen opliep. In het begin van de oorlog vertrokken ze samen naar Schagen waar ze een drukkerijtje begonnen aan de Landbouwstraat. Menno Poldervaart was van huis uit christen-socialist, maar werd later, net als zijn vrouw Corrie, lid van de Communistische Partij Nederland. Door deze achtergrond legde de Duitse bezetter al snel een verschijningsverbod op, voor de bladen die in de drukkerij werden gedrukt. Dit omdat ze veelal anti-Duitse artikelen bevatten.
In de zomer van 1943 kwamen Menno en Corrie in aanraking met de mensen achter het, toen sinds twee jaar verschijnende, verzetsblad Vrij-Nederland. De kopy voor dit blad werd in Amsterdam door een ondergrondse redaktie geschreven. Door koeriersters werd deze kopy dan naar Schagen gebracht. Deze koeriersdiensten waren gevaarlijk, maar Poldervaart liep het meeste gevaar, omdat het zetsel en het drukwerk toch enige tijd aan de Landbouwstraat lag. Uiteindelijk werd Poldervaart gearresteerd. Wie het verraad heeft gepleegd is nooit opgehelderd. Een geluk was, dat nadat de Duitsers het bewijsmateriaal, de gedrukte exemplaren van Vrij-Nederland in handen hadden gekregen, dit op "mysterieuze wijze" verdween. Ervoor in de plaats legde de ondergrondse gedrukte exemplaren van het boek "Prikkebeen". Poldervaart was intussen opgebracht naar Amsterdam, ook zijn echtgenote ging mee. Corrie wist door te dringen tot aan oberkommandant Ultschlegel van het Duitse bureau aan de Eurerpestraat in de hoofdstad. Ook daar vertelde ze dat ze "Prikkebeen" zwart drukten om het hoofd boven water te houden. Ultschlegel trapte erin en Poldervaart kwam vrij. Corrie Snoek deed in de oorlog ook koerierswerk. Maar veel heeft zij daarover later nooit willen vertellen. Na de oorlog scheidde ze van Poldervaart en ging aan de Kanaalstraat in Schagen wonen met haar kinderen en haar tweede echtgenoot. Vanuit haar rechtzinnige communistische en anti-fascistische levensovertuiging, werkte ze verder aan een samenleving, zoals zij die voor ogen had. Dat hield onder meer in, dat zij zich voor iedereen in haar omgeving inspande, die haar steun kon gebruiken.
Bronnen
Reacties
Artikel
Diederik (Dirk) van Sonoy, heer van Sniddelaar
De edelman Sonoy, ook wel 'van Sonoy' of 'Snoey' genoemd, kwam in 1529 op de wereld in Calcar in het hertogdom Cleve. Zijn vader was Lambrecht Sonoy (beleend met het landgoed Sniddelaar te Leusden) en zijn moeder was Emerantiana Paauw van Darthuizen. Diederik bekeerde zich al op jonge leeftijd tot het protestantisme en onderscheidde zich als een dappere en soms wrede strijder tegen de Spanjaarden.
In 1566 was hij een van de ondertekenaars van het ‘Smeekschrift der Edelen’ gericht aan de Landvoogdes Margaretha van Parma, waarin de edelen om meer vrijheden voor de gereformeerde religie vroegen. In 1567 sloot hij zich aan bij de Geuzen. De Geuzen waren dappere verzetsstrijders, maar stonden ook bekend om hun wreedheid. In 1571 plunderden ze Monnickendam en Schellingwoude. In 1572 hingen ze in Den Briel 19 katholieken -de martelaren van Gorcum- op. In 1572 werd Sonoy door Willem van Oranje tot stadhouder van Enkhuizen benoemd. Van daaruit veroverde hij Medemblik (afbeelding hieronder), Hoorn en stapsgewijs het gehele Noorderkwartier.
Van 1572 tot 1588 was hij gouverneur van het Noorderkwartier. Als Geuzenleider bleef hij de strijd tegen de Spanjaarden voortzetten. In het ontzet van Alkmaar had hij een belangrijk aandeel. De stadsbestuurders van het door de Spanjaarden belegde Alkmaar communiceerden met Sonoy via zogenaamde polstokbriefjes. Deze briefjes (zie afbeelding hieronder) werden naar hun ontvanger gesmokkeld in het uitgeholde uiteinde van de polsstok. De bestemming was de stad Schagen, om precies te zijn het Slot van Schagen.
Het Slot te Schagen
Het Schager Slot had al een bloedige voorgeschiedenis in de reformatie. Een belangrijke leidende figuur in de protestantse hervorming van West-Friesland was Willem Wiggerz. uit Barsingerhorn. In 1534 werd hij in het Slot te Schagen opgesloten en na acht dagen op het voorplein terechtgesteld en onthoofd. Een ander leider, Gerrit Claessen, werd in 1534 in Amsterdam terechtgesteld.
Toen Jan van Schagen van Beijeren, heer van Schagen, stierf, erfde zijn zoon, Willem, de heerlijkheid Schagen en het slot. Zowel Willem als zijn zoon Johan kozen partij voor de Spaanse bezetters. In 1573 nam Johan deel aan de slag op de Zuiderzee, waarbij de Spaanse vloot onder bevel van Bossu, graaf van Vlaanderen, door de Geuzen werd verslagen.Jan van Beijeren van Schagen werd gevangen gezet en al zijn bezit, waaronder het Slot van Schagen, in beslag genomen.
Bij Alkmaar begon de victorie
Diederik had inmiddels zijn hoofdkwartier naar het verbeurd verklaarde Schager Slot verplaatst. Daar ontving hij de gesmokkelde briefjes en las hij de smeekbeden om het beleg van Alkmaar te doen stoppen. Uiteindelijk kwam Diederik Alkmaar te hulp met een ingrijpende maatregel. Hij liet de sluizen openzetten en de dijken doorsteken. Het land ten noorden van Alkmaar kwam geheel onder water te staan. De Spanjaarden stonden tot hun middel in het water en hun zware kanonnen bleken waardeloos toen zij wegzakten in de modder. Deze zware maatregel bleek afdoende. Op 8 oktober 1573 staakten de Spanjaarden het beleg en bliezen de aftocht. Dit werd een belangrijk keerpunt in de Tachtigjarige oorlog.
Bloedraad
Sonoy had van de Staten van Holland opdracht gekregen om streng op te treden tegen uitingen van het katholieke geloof. Ook zijn vijand, de Spaanse landvoogd, de hertog van Alva, voerde een waar schrikbewind. Al in Enkhuizen en Alkmaar was Sonoy verantwoordelijk geweest voor de dood van onder andere de martelaren van Alkmaar en Ransdorp. Bij zijn komst in Schagen voegde hij een bloedige episode aan de geschiedenis van het kasteel toe. Een aanleiding tot straffen was snel gevonden. Geruchten en leugens werden al snel als feiten aangemerkt. Van een eerlijk proces was geen sprake. In 1575 werden enige roomsgezinde West-Friese boeren van landverraad beschuldigd en in Alkmaar gemarteld. Eén hunner, Koppen Cornelisz. bezweek onder de folteringen. De door van Koppen verspreide zich als een lopend vuurtje door West-Friesland. Daarom leek het de leden van de Bloedraad beter om zijn zoon Nanning Koppensz. naar het Slot in Schagen te voeren. Hij werd tot bekentenis gedwongen en in Hoorn op het schavot onthoofd. Pieter Nanningsz. noemde uiteindelijke meerdere namen. Drie personen werden opgepakt en naar Schagen gevoerd. Een daarvan was Jan Jeroensz., een rijke en gestudeerde burger uit Hoorn. Hij beriep zich op het geldende recht dat een burger uit Hoorn ook berecht moest worden in Hoorn. De Hoornse magistraat kwam hem te hulp en beklaagde zich achtereenvolgens bij Sonoy en Willem van Oranje. Het Hof van Holland nam de zaak over en in de zomer van 1577 werden de gevangenen vrijgelaten.
Een inquisiteur bestraft
In februari 1574 werd op bevel van Sonoy een zekere kapitein, Michiel Crok, onthoofd wegens vele wreedheden door hem en zijn manschappen, in het Noorderkwartier bedreven. Michiel Crock was naar alle waarschijnlijkheid een Luikenaar of Waal. Wellicht afkomstig uit het adellijk geslacht du Crocq. Hij staat in de geschiedenis bekend om zijn gruweldaden tegen de katholieke geestelijkheid en als een niemand ontziende plunderaar. Met Lumey was hij bij de belegering van den Briel. Hij klom op tot kapitein. Maar er rees twijfel aan zijn moed en beleid. Gedurende de korte belegering van Amsterdam onder leiding van de Graaf van der Mark toonde hij met lafhartig gedrag dat hij voor de echte krijg ongeschikt was. Toch slaagde hij erin door te gaan met zijn gruweldaden. Toen dat zijn opperbevelhebber in Noord-Holland, Sonoy, ter ore kwam, dreigde hij hem te straffen. Crock kwam er met een belofte van beterschap af, maar verviel al snel in zijn oude gedrag. Zelfs zodanig dat zijn luitenant en soldaten weigerden hem nog langer te dienen. Toen hij in de Langedijk in een dronken bui een priester neus en oren afsneed, hem aan de staart van een paard liet voortslepen en hem tenslotte doorstak, was voor Sonoy de maat vol. Crock werd ter dood veroordeeld. Sonoy sprak het vonnis uit ten overstaan van Crocks mannen. Crock werd in het kasteel in Schagen gevangen gezet en op 11 februari 1574 onthoofd. Mede na ingrijpen van Willem van Oranje kwam er een einde aan de martelpraktijken. De prins benoemde een commissie van onderzoek, die de zaak voorlegde aan het Hof van Holland. Het Hof sprak de nog in leven zijnde gevangenen vrij. Sonoy en zijn beulen kwamen er uiteindelijk mee weg.
Het verraad van Rennenberg
Tussen 1575 en 1580 diende Sonoy, George van Lalaing, graaf van Rennenberg, stadhouder van Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel. Onder Rennenberg veroverde hij Kampen en Deventer voor de Staten. In 1580 liep Rennenberg, samen met de stad Groningen, over naar de katholieken en koos voor Filips II. Sonoy ging nu de strijd aan tegen zijn voormalige superieur. Willem van Oranje stuurde hem naar Coevorden en Wedde om de toegangen naar Groningen af te snijden. Sonoy begon met de aanleg van een schans te Bourtange en Coevorden. Nadat in juni 1580 zijn troepen zich bij Hardenberg door een koningsgezind hulpleger hadden laten verrassen, trok Sonoy zich terug uit het Groningerland.
Slag bij Nordhorn
Een jaar later had Dirk Sonoy een belangrijk aandeel in de verovering van Friesland op de Spanjaarden. Hij versloeg op 19 juli 1581 bij Visvliet een koninklijke strijdmacht. Dat succes werd echter gevolgd door een nederlaag. Op 30 september 1581 werd Sonoy verslagen in de slag bij Nordhorn. In de Staatse legermacht vochten ook negen vendels van Sonoys Noordhollandse regiment mee.
Een nieuwe stadhouder
Na de moord op Willem van Oranje werd de 18-jarige Maurits van Nassau in 1585 stadhouder van Holland en Zeeland en kapitein-generaal van de troepen. Sonoy weigerde Maurits trouw te zweren. Hij wantrouwde de Hollandse regenten en beschouwde Maurits als hun representant. Toen er een conflict ontstond tussen de Staten-Generaal en de protector van Holland en Zeeland, Robert Dudley, de graaf van Leicester, koos Sonoy voor de laatste. Leicester en Sonoy begonnen een coup voor te bereiden tegen de Staten-Generaal, graaf Maurits van Nassau en de landsadvocaat en raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt. Leicesters opzet mislukte. Gedwongen keerde hij terug naar Engeland. Waarna Sonoy in het Noorderkwartier zijn positie trachtte te handhaven. In 1588 werd hij ontheven van zijn functies als gouverneur, maar hij slaagde er desondanks tot 1593 kasteelheer in Medemblik te blijven. Maurits voelde zich gedwongen Medemblik te belegeren. Pas nadat door bemiddeling van koningin Elizabeth I van Engeland onderhandelingen met een gunstig verloop voor Sonoy tot stand waren gekomen, gaf Sonoy Maurits toegang tot de stad. De Staten van Holland wilden maar al te graag afscheid nemen van deze lastpak. Gezien zijn aanzienlijke verdiensten voor Holland, West-Friesland en Zeeland kreeg hij toestemming met zijn gezin naar Engeland te vertrekken, een toelage van 1000 Pond per jaar en een stuk overstroomd land dat hij met kolonisten uit het Noorderkwartier bruikbaar probeerde te maken.
Laatste jaren
Enkele jaren later verhuisde hij naar het Oostfriese Norden. Nadat Groningen was heroverd op de Spanjaard ging hij op de borg Dijksterhuis (afbeelding hieronder) in Pieterburen wonen.
Dat Dirk Sonoy zijn laatste jaren op Dijksterhuis sleet was geen toeval. Het huis Dijksterhuis of Ten Dijke behoorde toe aan zijn schoonzoon Luert Manninga, die in 1585 was getrouwd met Sonoys enige dochter Emerentiana. Emerentiana was een dochter uit Diederiks eerste huwelijk met jonkvrouwe Maria van Malsen, die in 1584 overleed. In 1585 trouwde Sonoy voor de tweede maal met jonkvrouwe Johanna de Mepsche, die ook uit het Groningse afkomstig was. Hij overleed op 2 juni 1597 aan een beroerte. Diederik van Sonoy is begraven in de kerk te Pieterburen, waar een rouwbord herinnert aan zijn bestaan.
Bekijk ook de video: De bloedraad van Sonoy
Bronnen
Regionaal Archief Alkmaar
Wikipedia
Dwangburchten in West-Friesland
Reacties
Artikel
Sinds de bouw in 1865 was het treinstation Schagen alleen te bereiken via de Stationsweg. De Spoorlaan, de Nijverheidsstraat en de Landbouwstraat bestonden nog niet. Wie op de Dorpen woonde moest een eind om. Dat moesten ook de bewoners van Grotewal, Haringhuizen en Hogebieren en de dorpen verder ten zuid-oosten van Schagen. Gekomen aan de zuidelijke spoorwegovergang waren zij hemelsbreed slechts enige honderden meters van het station verwijderd. Maar er lag daarheen geen weg, enkel weiland. Zij moesten via de route Dorpen-Baghijnenlaan-Gedempte Gracht-Molenstraat. Boeren en handelaren die vee op de trein wilden zetten, konden niet anders dan hun koeien langs dezelfde omweg door Schagen te drijven.
Op 31 oktober 1886 richt het raadslid C. Asjes, ondersteund door 80 inwoners van Schagen, Barsingerhorn, Oude Niedorp, Nieuwe Niedorp en Winkel, een petitie aan de minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid om van Rijkswege een weg aan te leggen van de zuidelijke overweg naar het station. Het duurt een paar jaar alvorens de kwestie op de agenda komt van de Tweede Kamer. In 1889 schrijft de minister tot de aanleg te zijn genegen, 'mits het benoodigde terrein voor billijken prijs is te krijgen en de gemeente Schagen den weg in beheer overneemt.'
De gemeente klopt aan bij de landeigenaren. Dat zijn er twee, het Gereformeerde Weeshuis en de heer Jut. De regenten van het weeshuis zijn bereid 730 m2 van hun land af te staan tegen 35 cent per m2, een acceptabele prijs. Van de heer Jut wil de gemeente 1.570 m2. Maar hij vraagt per m2 het dubbele en geen cent minder. Even dreigt een patstelling, maar al gauw biedt het Rijk aan om Jut halverwege tegemoet te komen. Voor de nog ontbrekende fl. 275 doet Schagen een beroep op de ondertekenaars van de petitie, zoals voor publieke aangelegenheden wel vaker particuliere begunstigers werden gezocht. Binnen een maand is het geld er en wordt de koop met Jut gesloten. Op 2 april 1890 komt de goedkeuring van het ministerie binnen. De tweede toegangsweg naar het spoorwegstation wordt voltooid in 1891. Huizenbouw blijft nog lang uit aan de nieuwe buitenweg. Pas als in 1906 de Regentenstraat is aangelegd, verrijzen aan weerszijden van de nieuwe straathoek enige woningen. De verdere bebouwing komt gefaseerd tot stand tussen 1922 en 1934.
De naam van de weg blijft lang in het vage. Hij wordt Verlengde Stationsweg genoemd, of kortweg Stationsweg, maar ook Nieuweweg. Deze verwarring blijft duren tot 1922. Dan stellen b. en w. de gemeenteraad voor de Nieuweweg om te dopen tot Spoorlaan. Raadslid Helder sputtert nog wat tegen, want 'het is geen laan, het is een weg met boomen erlangs.' Hij blijkt een kniesoor. Zonder hoofdelijke stemming krijgt de Spoorlaan zijn officiële naam.
Bronnen
BRONNEN:
Schager Courant
Reacties
Artikel
Men kan zich afvragen hoe Schagen als kleine provincieplaats aan stadsrechten is geraakt. Het moet gezegd dat graaf Willem VI zijn stadsrechten kwistig rondstrooide, blijkens het feit dat hij er in 1415 niet alleen Schagen, maar ook Barsingerhorn, Winkel, Niedorp, Langedijk en Texel mee verblijdde. Het handvest waarin de stadsrechten worden vastgelegd vermeldt, dat de verkrijgers er een verzoek toe zouden hebben ingediend. Er was in die tijd inderdaad veel kritiek onder de bevolking op de slecht en naar willekeur functionerende overheid. Met de stadsrechtverlening aan de dorpen in West-Friesland moet Willem VI onder meer hebben beoogd eenheid te brengen in bestuur en rechtspraak. Maar een zeker zo belangrijk motief lijkt te zijn geweest dat hij constant geld nodig had. Historici veronderstellen daarom dat Willem VI de stadsrechten eerder oplegde dan uitdeelde.
Van de rechten en plichten die aan het stadsrecht waren verbonden maakten belastingen deel uit, die de stad verschuldigd was aan de graaf, of aan de heer aan wie de stad in leen werd gegeven. Deze belastingen kwamen uit de zak van de rijkste inwoners, die als tegenwicht functies konden verkrijgen in de vroedschap, het stadsbestuur.
Nadat Schagen in 1427 een heerlijkheid was geworden – en dus een heer kreeg – lag het hoogste gezag bij de heer van Schagen, in feite de eigenaar. Hij bepaalde de volledige rechtspraak over de 'poorters' (inwoners) van Schagen. De heer werd vertegenwoordigd door de schout, die zijn functie pachtte en aan de heer volledige verantwoording schuldig was. De schout was na de heer de hoogste gezagsdrager in de stad. Hij was voorzitter van het stadsbestuur, hoofd van politie en aanklager in criminele zaken. De verdere vroedschap van Schagen bestond uit twee door de schout gekozen burgemeesters en zeven schepenen, die ieder een der zeven buurtschappen vertegenwoordigden. Die buurtschappen waren Dorpen, Grootewallen, Lutjewallen, Hemkewerven, Loetemer, Wijberwerven (het Noord) en Nesmer. Tijdens de jaarlijkse 'boonloting' op nieuwjaarsdag werd per buurtschap een kiesman ingeloot. De zeven kiesmannen stelden ieder twee kandidaten, waaruit de schout per buurtschap een schepen benoemde. De loting vond plaats op het koor van de kerk omdat het raadhuis er te klein voor was.
Door de vroedschap steeds te laten kiezen uit een selecte groep, die door de jaren heen amper van samenstelling wisselde, wist de heer zich omringd door welgestelde burgers die mede van zijn gunst afhankelijk waren. Dat wil echter niet zeggen dat Willems wil wet was en het stadsrecht als een wassen neus moet worden beschouwd. Uit de archieven blijkt dat het stadsbestuur steeds zeer zelfstandig optrad en bepaald niet bang was voor confrontaties met de heer van Schagen. Er zijn heel wat geschillen over allerlei onderwerpen via het gerecht uitgevochten.
Bronnen
BRONNEN:
- Historische Vereniging Schagen
Reacties
Video's
{vimeo}132630219{/vimeo}
Artikel
De Stationsweg in Schagen dateert van 1865, het jaar waarin het spoorwegstation in gebruik werd genomen. Het was na een eeuwenlange status quo de eerste nieuwe loot aan het Schager stratenplan. Hij ligt nog altijd op dezelfde plaats langs de spoorbaan, destijds echter door open weiland. Over de verharde weg werden treinpassagiers aan- en afgevoerd in door paarden getrokken omnibussen en rijtuigen. Naast de weg liepen een paardenpad en een onverhard looppad; de fiets moest nog worden uitgevonden.
Het laat zich raden dat weg en paden door het gebruik en de seizoensinvloeden allengs vol bulten en kuilen kwamen te liggen. In natte tijden moest de voetganger er tot de enkels door het slijk. En wie zijn heil zocht op de klinkerweg moest oppassen niet van de sokken te worden gereden. Zeker bij avond, want de weg was onverlicht. Waar dat toe kon leiden werd verteld in de Schager Courant van 22 juli 1875 door een bezoeker, die door zijn vriend van het station werd afgehaald (afbeelding 1).
Ondanks aanhoudende klachten is de slechte staat van de Stationsweg tot 1931(!) een steen des aanstoots gebleven en een discussiepunt op de agenda van de gemeenteraad. Het feit dat aan de Stationsweg lange tijd geen huizen stonden, maakte dat de enige belanghebbenden zij waren die van de trein gebruik maakten. Met hen had de gemeenteraad klaarblijkelijk weinig compassie. Dan wordt in 1898 het eerste woningblok gezet. En met dat eerste schaap over de dam is drie jaar later geen kavel meer onbebouwd. Ondernemers vestigen zich er ook. Nu is de staat van de weg ook een hindernis geworden voor bewoners en zakenlui. Daar komt bij dat de Stationsweg inmiddels door de aanleg van de Spoorlaan (en het nog ontbreken van de Landbouwstraat) een invalsweg is geworden. In 1906 roepen de aanwonenden in een gezamenlijk adres de gemeenteraad ter verantwoording. B. en W. zeggen een duchtige onderhoudsbeurt toe en de raad besluit tot een onderzoek naar de kosten van bestrating. Maar ook hier staan tussen droom en daad praktische bezwaren. Want in 1910 vestigt raadslid Roggeveen nog maar eens de aandacht van zijn collega's op de Stationsweg, die 'een modderpoel gelijk' is.
In 1924 schrijven de bewoners, 18 jaar na het eerste, hun tweede adres aan de gemeente om de conditie van de weg te verbeteren. Het leidt tot niets en de klachten houden aan. De stofwolken die van het wegdek loskomen worden in een raadsvergadering in 1928 een bedreiging genoemd voor de gezondheid. Bestrating wordt echter nog altijd te duur bevonden. Maar aan alles komt een eind, ook aan een lijdensweg van meer dan 60 jaar. We schrijven 1930 wanneer het looppad aan de overkant wordt ingeruild voor een tegelpad langs de huizenrij. Een jaar later wordt de Stationsweg geasfalteerd.
Bronnen
BRONNEN:
- Schager Courant