Artikel
Verzet in WO II, versnippering
Een grote hoeveelheid Nederlanders hebben zich op alle mogelijke manieren, vaak met gevaar voor eigen leven, tegen de Duitsers verzet. Hoeveel is moeilijk te bepalen. Actief waren zeker 45.000 mensen, die wellicht, in stilte, door honderdduizenden anderen gesteund werden. Zo'n 20.000 mensen werden door de Duitsers opgepakt.
Het verzet kende vele vormen. In feite waren er over Nederland verspreid talloze ondergrondse bewegingen die meestal onafhankelijk van elkaar opereerden. Om er maar een paar te noemen: de Landelijke Organisatie/Knok Ploeg (LO/KP), de Raad van Verzet (RVV) en de Orde Dienst (OD). Door hun uiteenlopende politieke, godsdienstige en regionale bloedgroepen was er veel onderling wantrouwen. Samenwerken had daarom geen prioriteit.
Anoniem
In maatschappelijk opzicht bleven de deelnemers aan het verzet anoniem. Zij leefden een bestaan waarin onopvallendheid en geheimhouding van levensbelang was. Het verraad lag op de loer. Frusterend was het voor velen dat er na de bevrijding plotseling aanzienlijk meer mensen in de blauwe overal van het verzet rondliepen. Men kon ook erg gemakkelijk beweren verzetsstrijder te zijn, omdat men elkaar niet kende. Men opereerde onder schuilnaam, want het was beter elkaar en elkaars missie niet te kennen.
Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO)
Medio 1943 kwam in onze regio o.a. de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers van de grond. Volgens het Rijks Instituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD, het later NIOD )was in onze regio eén van de hoofdfiguren, Demmers, aanwezig op een vergadering gehouden te Warmenhuizen ten huize van Jan Beemsterboer. Jan Beemsterboer, Jan Tesselaar en Rein Posthuma werden in de LO opgenomen. Jan Sinnige, van de Regentenstraat uit Schagen, werd districtsleider van een omvangrijk gebied: Schagen, St. Maarten, Harenkarspel, Warmenhuizen, Langedijk, Zijpe, Anna-Paulowna, Texel en mogelijk iets later Schoorl en Bergen. Na de arrestatie van Jan Sinnige en Jan Beemsterboer op 23 april 1944 werd het district verdeeld en kreeg Zijpe en Schagen een nieuwe districtsleider, Piet Ott uit Schagerbrug. Rein Posthuma bleef onder-districtsleider in het district Schagen/Warmenhuizen, dat ongeveer het voormalige Geestmerambacht omvatte.
Binnenlandse Strijdkrachten (BS)
Naarmate de bevrijding in zicht kwam probeerde de Nederlandse regering in Londen structuur en coördinatie in het verzet aan te brengen. In september 1944 werden de zogenoemde Binnenlandse Strijdkrachten (BS) opgericht met als hoogste leider Prins Bernhard. De bevelvoerder in Noord-Holland werd overste Wastenecker. Doel was de geallieerden in hun opmars te steunen door de Duitsers zo veel mogelijk schade toe te brengen.
In de praktijk zijn de BS amper aan vechten toegekomen. De politieke verschillen bleken onoverbrugbaar. Veel commandanten hadden het drukker met ruziemaken en eigen legertjes vormen dan met de werkelijke strijd. Dat werd nog eens versterkt door een nijpend tekort aan wapens en een gebrek aan ervaring. De acties droegen nauwelijks bij aan de geallieerde oorlogsinspanning, maar brachten wel onschuldige omstanders in gevaar.
De praktische betekenis van het verzet
Het verzet gaf veel mensen hulp in tijden van onderdrukking, honger, angst en dwangarbeid. Het hielp de moraliteit hoog houden. In praktische zin is natuurlijk het uiteindelijke positieve resultaat van het verzet bepalend.
Het is duidelijk dat hulp verlenen aan onderduikers een positief resultaat opleverde: iedere Jood, illegaal of gecrashte piloot die op die manier kon worden gered, was er één.
Hetzelfde gold voor persoonsbewijzen vervalsen en distributiekantoren overvallen.
De effectiviteit van andere verzetsdaden, zoals illegale bladen drukken en verspreiden, was minder meetbaar.
Drie soorten verzetsdaden hadden een twijfelachtig resultaat of werkten zelfs averechts. Dat waren sabotage, liquidatie en staking.
Sabotage
In de eerste bezettingsjaren werden soms telefoonkabels doorgesneden of spoorrails vernield. De NS-directie sprak van ‘sabotagegevallen met een dilettantisch karakter’.Toch waren zulke lichte vormen van sabotage gevaarlijk voor de plegers en onschuldige burgers. In Enschede werden als represaille 105 Joden op transport gezet naar concentratiekamp Mauthausen.
In de zomer van 1942 meer dan 1400 politici en notabelen in het rooms-katholieke seminarie Beekvliet in Noord-Brabant geïnterneerd. De hoogste Duitse militair in Nederland, luchtmachtgeneraal Friedrich Christiansen, verklaarde dat deze gijzelaars met hun leven zouden betalen voor daden van het verzet.
Desondanks werd op 7 augustus 1942 een bomaanslag gepleegd op een trein vol Duitse soldaten. Die mislukte, wel werd een Nederlandse spoorwegbeambte gedood. Op 14 augustus schoten de Duitsers vijf gijzelaars dood. De volkswoede keerde zich nu tegen de bezetter, waardoor deze voorzichtiger werd met de executie van gijzelaars. Represailles werden voortaan voltrokken aan (politiek) gevangenen, Joden en toevallige omstanders.
Op 13 oktober 1943 stak de Nederlandse Volksmilitie (NVM) in Den Haag een opslagplaats van de Wehrmacht voor hooi en stro in brand. Als represaille sloten de Duitsers ongeveer zeshonderd, grotendeels communistische Nederlanders op in concentratiekampen. Omdat er ook twee Joodse werknemers van de Hollandia-fabrieken in Amsterdam bij de NVM bleken te zitten, werden bovendien tweehonderd Joodse arbeiders met hun familieleden – in totaal meer dan achthonderd personen – opgepakt en naar Westerbork gevoerd. Een gigantische prijs voor een paar kuub vernietigd paardenvoer.
De overval op een Duitse militaire auto in de bossen rond Putten op 30 september 1944 werd berucht. Er ging van alles mis, waardoor de inzittenden de kans kregen terug te schieten en te ontsnappen. Vervolgens werd de auto op de plaats van de hinderlaag achtergelaten. Begin oktober 1944 werden 661 mannen opgepakt en naar concentratiekampen gebracht; 522 haalden de bevrijding niet.
Na een aanslag op een seinhuisje bij station Amersfoort op 3 februari 1945 kregen twintig kampgevangenen de kogel.
Hetzelfde lot ondergingen de 263 gevangenen na een aanslag, op 6 maart 1945 bij de Veluwse uitspanning De Woeste Hoeve, op een Duitse auto, die SS-chef Hanns Albin Rauter vervoerde.
De bloedige represailles, zonder noemenswaardig resultaat, brachten de BS in verlegenheid. Dergelijke acties kwamen daarna bijna niet meer voor.
Liquidatie
Ook liquidaties hadden wraakacties tegen weerloze burgers tot gevolg. Liquidatie kwam pas vanaf het midden van de WO II op grote schaal voor.
Op 5 februari 1943 pleegde de verzetsgroep CS-6 een geslaagde aanslag op generaal Hendrik Seyffardt, commandant van het Nederlandse vrijwilligerslegioen dat met de Duitsers vocht tegen de Sovjet-Unie. De regering in Londen verklaarde op 13 februari via Radio Oranje: ‘Landverraders worden berecht na de oorlog, op voet van een bijzondere rechtspraak naar de wet. Eigen rechter spelen is uit den boze.’ CS-6 trok zich hier niets van aan. In volgende maanden liquideerden zij meerdere hoge NSB’ers. Rauter reageerde door voor elke omgebrachte persoon minstens drie Nederlanders te doden. Deze Silbertanne-acties zaaiden grote paniek, mede door de Duitse praktijk om burgers die zich toevallig rond de plek van een aanslag ophielden standrechtelijk te executeren. De lijken moesten tot zonsondergang op straat blijven liggen.
Zo zijn honderden onschuldige Nederlanders indirect het slachtoffer geworden van liquidaties. Volgens de studie Recht op wraak. Liquidaties in Nederland 1940-1945 van Jack Kooistra en Albert Oosthoek hebben verzetslieden in totaal minstens vijfhonderd geslaagde liquidaties gepleegd. Eén vijfde daarvan viel in de categorie ‘bedrijfsongevallen, dubieuze aanslagen en misverstanden’. Zo werden boven op de indirecte slachtoffers nog eens honderd onschuldige mensenlevens verspild.
Stakingen
Er zijn drie belangrijke stakingen geweest.
De eerste: de Februaristaking van 1941. Toen de Duitsers in Amsterdam 425 Joden oppakten en commun isten opriepen tot een proteststaking, legden op 25 februari veel arbeiders het werk neer. De Duitsers drukten het protest hardhandig de kop in. Negen mensen kwamen op straat om, drie stakers en vijftien gevangen verzetslieden werden geëxecuteerd. De 425 gearresteerde Joden werden versneld naar Mauthausen gestuurd. Volgens historicus en oud-directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) Hans Blom heeft de Februaristaking er zelfs indirect toe bijgedragen dat de Jodenvervolging in Nederland voor de Duitsers verder gesmeerd verliep. De bezetter besefte nu dat openlijk geweld tegen de Joden risico’s met zich meebracht. ‘Het vervolgingsproces voltrok zich verder vooral sluipenderwijs en bureaucratisch zo veel mogelijk buiten het zicht,’ schreef Blom.
De tweede: de grote staking van 29 april 1943. In het noorden, oosten en zuiden van het land legden duizenden het werk neer uit protest tegen het feit dat de Duitsers oud-militairen van het Nederlandse leger opnieuw in krijgsgevangenschap wegvoerden. Als represaille liet Rauter tachtig mensen fusilleren.‘Onbezonnen heldhaftigheid,’ oordeelde de hoofdredacteur van het illegale Vrij Nederland, Henk van Randwijk. Meer over de april-staking
De derde: de Spoorwegstaking van 17 september 1944 werd uitgeroepen door de regering in Londen. Doel was het Duitse leger vleugellam te maken en zo de geallieerde aanval over de grote rivieren te ondersteunen.Die aanval mislukte, maar de staking ging door. De Duitsers ondervonden er slechts een week lang hinder van. Wat echter stil bleef staan waren de treinen met voedsel en brandstof voor de Nederlandse bevolking. Daarmee was de Spoorwegstaking een van de oorzaken van de Hongerwinter.
Tot slot
Het onderzoek naar de praktische betekenis van het verzet tijdens de Duitse bezetting is nog niet integraal van de grond gekomen. Hans Blom heeft in verscheidene publicaties en lezingen een voorzet gegeven. Ook recente deelstudies over specifieke verzetsacties gaan op deze vraag in.
Geraadpleegd:
Historisch Nieuwsblad 4-2006
Maarten van Buuren in Trouw van 26.11.2011
Wikipedia: Nederlands verzet in WO II
Bronnen
Reacties
Artikel
Schagen was tijdens WO II standplaats van de 'Divisionsstab Nordholland-Nord', de staf van de Duitse 347e Infanterie Divisie. Deze versterkte Schagen 'alsof het in de voorste frontlinie lag' op bevel van haar generaal, die 'in elken voorbijganger een vijand zag', zo staat te lezen in het boek Schagen in Oorlogstijd. In en om Schagen trok de bezetter een dubbele prikkeldraadversperring op. De binnenring lag om het centrum. De buitenste liep van het Rapenpad oostwaarts tot de spoorlijn, vandaar tot voorbij de spoorwegovergang Zuiderweg en langs de huidige trimbaan verder om Schagen heen, tot hij halverwege de Westerweg weer afboog naar het Rapenpad. Waar het prikkeldraadhek wegen en straten doorsneed, werden versperringen geplaatst of betonnen keermuren.
En overal in Schagen verrezen bunkers, 92 in getal, vele in de tuinen achter de huizen. De meeste dienden als schuil- en voorraadbunker. De belangrijkste twee stonden in het hart van Schagen: de Divisionsstabbunker op het Torenplein en de telefoonbunker aan de Oude Slotstraat.
Buiten Schagen richtten de Duitsers een radiostation in aan de Molenweg. En aan het kanaal naar Kolhorn, tussen de Trapbrug en de Spoorbrug, zetten zij een radarstation met de codenaam Schneeglöckgen. Eenzaam in het weiland staat op die plek nog altijd het T-vormige gebouwtje.
De bouw van vesting Schagen heeft voor de Duitsers geen strategisch nut gehad, want om Schagen is tijdens de oorlog niet gevochten. Wel was er ondergronds verzet. De keermuren vormden, behalve een permanent dreigement, een hindernis voor het dagelijkse verkeer. Sommige hadden een doorgang van amper 2 meter, andere een nauwe opening waar niet eens een fiets doorheen te krijgen viel. Daarover werden daarom later houten bruggetjes gelegd, zoals op het Noord. Geen wonder dat met het weghalen van de versperringen direct na de bevrijding werd begonnen. De keermuren werden opgeblazen, waarna de brokstukken werden afgevoerd door Duitse krijgsgevangenen onder bewaking van de Binnenlandse Strijdkrachten. Veel langer heeft het geduurd eer de bunkers uit Schagen waren verwijderd. Nog in de zestiger jaren werden sloopwerken uitgevoerd. In 2000 is bij De Wiel, aan het kruispunt Oudedijk/Burghornerweg, een van de laatst overgebleven bunkers opgeruimd om plaats te maken voor een woonhuis. En pas in 2009 werd een hospitaalbunker gesloopt achter Noord 39.
De enige bunker die in Schagen nog over is staat aan de Witte Paal, tussen Cinemagnus en McDonalds. Deze transformatorbunker werd in 1943 gebouwd door Joodse dwangarbeiders van o.a. het Amsterdamse Concertgebouw Orkest. De muren zijn van gewapend beton en twee meter dik. De bunker zou dienst doen als reserve-installatie voor de stroomvoorziening, maar werd uiteindelijk nooit voor dat doel gebruikt. Wel is er van 1950 tot 1960 een hoogspanningsstation van het PEN in ondergebracht geweest. De bunker is sinds 1996 een rijksmonument.
Bronnen
- Schagen in Oorlogstijd
- Schneeglöckgen
- Bunkers in Schagen
Reacties
Artikel
Josephus Regnerus Vlaming is geboren in Schagen op 2 februari 1883. Jos, zoals hij genoemd werd, was de zoon van Cor Vlaming en Meijntje Snel.
Jos Vlaming stamt uit een familie waarin meer creatieve beroepen voorkomen. Zijn vader was aannemer/architect. Een aantal neven van hem waren actief als architect in Medemblik. Daarnaast telde de familie ook meerdere kunstenaars.
Het gezin Vlaming woonde op het Rensgars in het dubbele woonhuis waar nu Makelaardij Zwaan en Schouten is gevestigd.
Jos is sterk geïnteresseerd in het vak van zijn vader en volgt een tekenopleiding in Alkmaar. Na afronding gaat hij in het aannemingsbedrijf van zijn vader aan de slag als architect. Samen maken vader en zoon furore. Helaas overlijdt vader in 1903. Jos is dan 20 jaar en samen met zijn moeder zet hij het bedrijf voort. Hij heeft een startkapitaal van 10.000 gulden. Dat was niet onverdienstelijk voor die tijd.
Hij trouwt een jaar later met Jo Keet, dochter van bakker Keet, die een bakkerij heeft in de Molenstraat.
Zij gaan wonen in het rechter gedeelte van het woonhuis op het Rensgars.
Het eerste huzarenstuk van Jos Vlaming is de bouw van het klooster, de kerk en aangrenzend een school in Nieuwe Niedorp. Dat hij een goede, maar strenge werkgever was blijkt uit de overlevering. Er mocht geen alcohol gedronken worden op de werkplek en hij voerde zelf deze controle uit. Binnen een jaar stond dit enorme complex overeind.
In hetzelfde jaar 1907 krijgt hij de opdracht van de heer en mevrouw Meurs om voor hen een villa te bouwen aan de Laan, direct naast het toenmalige woonhuis van notaris Boonacker, het latere postkantoor, dat rond 1875 door vader Cor was gerealiseerd. Meurs was een rijke graanhandelaar. Zijn bedrijf was gevestigd aan de Menisweg.
Een villa voor de familie Meurs met een vleug van de Jugendstil: sierlijke details, geraffineerd glas in lood en als toef een torentje.
Aan deze eclectische stijl kun je een beetje de romantische penseel vinden van deze getalenteerde jongeman. Hij liet dat in zijn bouwkunst regelmatig terugkomen. Vanaf 1908 mag hij de Landbouwstraat invullen en ook daar kun je duidelijk zijn stempel vinden: torentjes, bijzondere ingangpartijen en aparte metselverbanden.
Vaak in neorenaissance stijl (een stijl waarin teruggegrepen wordt naar de oude architectuur van renaissance, gotiek, barok en Jugendstil). In dezelfde Landbouwstraat op nr. 18 bouwt hij in 1913 voor eigen rekening een bioscoop met maar liefst 150 zitplaatsen. Voor zo'n klein plaatsje als Schagen een geweldige voorziening met een portier, een kassière en Nel Helder als pianiste om de stomme films te begeleiden. Hieruit moge blijken hoe vooruitstrevend Jos Vlaming was, want de eerste bioscoop van Nederland stond in Amsterdam in de Damstraat in 1907.
Inmiddels is het gezin van Jos Vlaming en Jo Keet uitgebreid tot 4 kinderen en is hij net als zijn vader Cor een succesvol ondernemer.
Hij bouwt overal in het land scholen en gymlokalen in o.a. IJmuiden , Den Haag en Alkmaar. Ook het postkantoor in Hilversum is van zijn hand.
De woningwet van 1901 maakte het voor een woningbouwvereniging mogelijk om overheidssteun te ontvangen. Joseph Vlaming richtte in 1919, samen met een aantal andere notabelen, de Woningbouw Vereeniging Schagen op. In het jaar 1919 startte men de sociale woningbouw op een weiland grenzend aan de Stationsweg en de Landbouwstraat.
Jos Vlaming die die reeds gepokt en gemazeld is door de sociale woningbouw in Obdam ontwerpt woonblokken in de stijl van de Amsterdamse School. Het project Magnusbuurt wordt in 1920 opgeleverd.
Enige jaren terug is de Magnusbuurt grondig gerenoveerd en in oude luister hersteld. Het is nog steeds de moeite waard om er rond te lopen en te genieten van erkertjes, portieken, ingebouwde bloembakken, verschillende metselverbanden en dat alles in een warme steensoort. Het geeft nogmaals aan hoe flamboyant Jos Vlaming was in het tekenen en bouwen.
Afbeelding: Magnusbuurt van boven gezien
Ook in de Regentenstraat verrijzen vijf huizen in zo’n geheel eigen herkenbare stijl die er uitspringt en de straat een bijzonder cachet verleent.
In februari 1921 probeert hij weer opnieuw zijn grote passie en fascinatie voor film, revue en toneel met een daaraan gekoppeld theater op de kaart te zetten. Deze keer op de Gedempte Gracht in Schagen. Eerder had hij een theater in Hoorn gebouwd aan de Rode Steen, dit heette aanvankelijk ook Royal, maar werd later Victoria. Dit moest wegens brandgevaar gesloten worden, dat was voor Vlaming een grote teleurstelling. Maar deze ambitieuze, gepassioneerde, gedreven, dan bijna 40 jarige, jongeman is niet te stuiten. Hij tekent Theater Royal op de Gedempte Gracht, koninklijk in art deco stijl, de stijl die staat voor de vastgelegde termen: avontuurlijk, gestroomlijnd en hoopgevend.
Met geleend geld van o.a. zijn schoonfamilie Keet begint de bouw van, wat wel genoemd werd, het Tuschinski van het Noorden. Een gedurfd en modern theater. Kosten nog moeite werden gespaard om er iets bijzonders van te maken.
Door middel van een lier konden de stoelen worden omgeklapt en onder het toneel worden geschoven, waardoor de vloer vrijkwam en als dansvloer gebruikt kon worden.
Helaas zorgden de buitensporige exploitatiekosten uiteindelijk, een jaar na een feestelijke opening voor een faillissement.
Welk een koningsdrama voltrok zich op de Gedempte Gracht. Jos Vlaming vertrok naar Den Haag om daar op een bovenkamertje “ Bouwbureau Den Haag “ te beginnen.
Jo Keet vertrok ook naar Den Haag naar het Kamperfoelieplein met haar 4 kinderen. Zij had de intentie haar man nooit meer te ontmoeten omdat hij het koningsdrama compleet had gemaakt om in deze zelfde roerige en emotionele periode een relatie te beginnen met zijn 20 jaar jongere secretaresse uit Schagen.
Na enige omzwervingen belandt Jos Vlaming in 1937 in de Croeselaan in Utrecht waar zijn vriendin in 1940 op 37 jarige leeftijd overlijdt. Jos Vlaming , de eens zo succesvolle bouwer en architect, loopt met een timmerkistje op zijn schouder door Utrecht om op diverse plekken te klussen.
Hij overlijdt op 4 februari 1953 op 70 jarige leeftijd en wordt bijgezet in het familiegraf op de katholieke begraafplaats achter de kerk in Schagen.
Een jaar later, nadat zij 30 jaar in Den Haag heeft gewoond, zoekt Jo weer haar domicilie in Schagen. Zij is en blijft de enige echte mevrouw Vlaming want " wat God verbonden heeft scheidde geen mens “. De norm van die tijd die nog lang van kracht bleef.
Jo Vlaming – Keet overlijdt op 93 jarige leeftijd in Huize “ Christoffelhof “ in Schagen en wordt ook bijgezet in het familiegraf. Hetzelfde graf waarin haar eens zo grote liefde, Jos Vlaming de architect en bouwer die Schagen met veel flair en schoonheid op de kaart heeft gezet, in 1953 was begraven.
Helaas is in Schagen geen straatnaam die aan Vlaming herinnert. Wel zijn begin 21e eeuw, achter het kerkhof waar Vlaming begraven is, appartementen gebouwd met de naam 't Hofje van Vlaming met een fraaie afbeelding van Vlaming in de glasgevel.
Met dank aan de kleinkinderen van Jos en Jo Vlaming die mij een kijkje gaven in het leven en in het fotoalbum van hun grootouders.
Jeanette de Ruijter- van Overbeek
Onder de tab Werken staat een overzicht van de werken van Jos Vlaming
Werken
Een overzicht van het werk van Vlaming
Gasfabriek - Schagen heeft ooit achtereenvolgend twee gasfabrieken gehad. De eerste stond aan de Hoep van 1866 tot 1906 en was ontworpen door Vlaming sr.
De tweede werd gebouwd door zijn zoon Joseph Regnerus Vlaming en heeft van 1905 tot en met 1968 aan de Langestraat gestaan.
Klooster, kerk en school Nieuwe Niedorp
Laan 23 Schagen
Gedempte Gracht 30 Schagen
Regentenstraat, 5 woningen, Schagen
Landbouwstraat 18, Schager Bioscoop
Landbouwstraat diverse woningen, Schagen
Geen afbeelding beschikbaar
Postkantoor Hilversum
Scholen in IJmuiden (Velseroord), Den Haag en Alkmaar
Geen afbeelding beschikbaar
Soc. Woningbouw Obdam
Grote Noord 37 (Hoorn), Bioscoop Royal (vanaf 1926 Victoria, 2003 gesloten)
Magnusbuurt, Schagen
Gedempte Gracht, Theater Royal, Schagen
Loet 53, Schagen
Bronnen
Reacties
Artikel
Naamgeving
De Verenigde Oost-Indische Compagnie heeft gedurende haar bestaan een groot aantal schepen laten bouwen, gekocht, gehuurd of verhuurd.
Al die schepen kregen een naam. De VOC-kamers van Hoorn, Enkhuizen en ook Amsterdam gaven hun schepen graag de naam van een plaats in West-Friesland. Zowel steden als dorpen kwamen aan bod. Denk bij de dorpen aan Abbekerk, Spanbroek, Binnenwijzend, Zijpe, Westwoud, enzovoort, en bij de steden aan Alkmaar, Hoorn, Medemblik en Enkhuizen. Ook Schagen werd niet vergeten. Zo komen we een drietal schepen tegen die bij de doop de naam van ons stadje Schagen kregen.
De uitgebreide VOC-archieven vermelden van deze schepen ook de reizen die ze maakten en de naam van de schipper die het bevel voerde.
Lijst met namen van VOC-schepen
Fluitschip Schagen (1)
Model van een fluitschip - Afbeelding, Stichting Behoud van 't Oud
Gebouwd in Amsterdam in 1633
Gebruik: VOC, kamer van Amsterdam, afgelegd in Batavia in 1644.
Laadvermogen: 100 last (200 ton)
Bemanning: 55 koppen
Het fluitschip ontstond in 1595 naar een idee van de Hoornse koopman Pieter Jansz. Liorne. Vanwege de tol die voor de doorvaart van de Sont geheven werd verzon hij een ontwerp dat de tolheffing verlaagde. De tol werd namelijk berekend volgens een formule gebaseerd op de breedte van het dek. Daarom werden de fluiten van de 17e eeuw gebouwd met sterk ingehaalde boorden. Op de schepen die naar de Oost voeren was dat echter een groot nadeel, want op die route droogden de zijkanten zodanig uit dat het breeuwwerk eruit viel en de hitte binnen het schip ondraaglijk werd. In 1669 werd er echter een nieuwe berekening geïntroduceerd. Vanaf toen werden de dekken van de fluiten breder.
Fluitschepen hadden woon- en slaapvertrekken die gedeeld werden door de gehele bemanning. De fluit had drie masten. De grote mast en de fokkemast hadden elk twee razeilen, beide trapeziumvormig en vrijwel gelijk in grootte. De beide masten waren hoger dan gebruikelijk waardoor er een aanzienlijk zeiloppervlak werd gevoerd. De bezaansmast had een langsscheeps latijn zeil, de boegspriet een blindzeil. Een galjoen ontbrak bij de op het Noorden varende fluiten. Om hout te kunnen laden hadden die achter een gat, de houtpoort. De fluitschepen die voor de zuidelijke routes werden gebouwd, kregen meestal wel een galjoen (zie afbeelding) en ook meer sierwerk. NB: een galjoen is een voor de boeg uitstekende uitbouw.
Het smalle dek met korte loopafstanden, het eenvoudige zeilplan en een praktische opzet van staand en lopend tuig maakten de fluit een zeer goed, met kleine bemanning te varen schip.
De bewapening van de fluit was vooral defensief opgezet. Het schip had doorgaans slechts enkele stukken geschut, gewoonlijk op het overloopdek. De achtersteven bood door vorm en indeling weinig mogelijkheden voor het opstellen van zwaardere stukken. Vanwege de lading was het schip een potentieel doelwit. De sterk inspringende boorden van het schip bemoeilijkte pogingen tot enteren. Mocht dat toch lukken, dan kon de bemanning zich terugtrekken in kampanje en bakverblijf. Alle luiken en deuren waren met ijzeren banden verstevigd en konden van binnen worden afgesloten. Schietgaten, kruiselings aangebracht in kampanje en bak, maakten het de bemanning mogelijk zich met musketten tegen vijanden op het smalle dek te verweren.
De fluit werd gedurende de gehele bestaansperiode van de VOC intensief ingezet, voor de reizen tussen Nederland en Oost-Indië en voor de verbinding tussen de handelsposten in de Oost. Gedurende ruim twee eeuwen werd dit type gebouwd, zonder dat principiële verbeteringen nodig bleken. De belangrijkste wijzigingen in de loop van de tijd waren de invoering van een kruiszeil, bramzeilen en stagzeilen, om de snelheid op verre tochten op te voeren.
Geschiedenis
In december 1632 werd door de Heren XVII besloten dat de retourschepen Nassau en Wezel van maart 1633 begeleid moesten worden door drie fluitschepen die voor de proviandering tijdens de reis moesten zorgen. Kennelijk was het moeilijk geschikte schepen te vinden, want uiteindelijk ging alleen de Schagen mee. De Schagen bleef na haar eerste uitreis in de Indische wateren dienstdoen.
Reisgegevens
vertrek op van naar aankomst op schipper
23/03/1633 Texel Batavia 11/09/1633 Jacob Fransz. Brant
10/01/1634 Coromandel Batavia 08/02/1634 Jacob Fransz. Brant
28/06/1634 Batavia Hirado (Japan) 03/10/1634 Sac. Fransz Brant
Via Pehou; aankomst 07/08/1634 en Taiwan; aankomst 21/08/1634, vertrek 25/08/1634
03/12/1634 Hirado (Japan) Batavia 01/01/1635 Sac. Fransz. Brant
Via Pehou; aankomst 20/06/1636 en Taiwan; aankomst 25/06/1636, vertrek 15/08/1636
02/11/1636 Hirado (Japan) Batavia 12/12/1636 Theunis Jansen
Via Taiwan; aankomst 10/11/1636, vertrek 26/11/1636
Spiegelretourschip Schagen (2)
Replica van een Spiegelretourschip (Batavia) - Afbeelding, Batavialand
De Schagen (2) werd gebouwd in 1753 in Hoorn
Vanaf 1753 in gebruik bij de VOC-kamer van Hoorn, afgelegd op 31 december 1775 in Indië.
Lengte 140 voet
Laadvermogen 440 last (880 ton)
Bemanning 237 – 298 koppen
Het retourschip of spiegelretourschip is het belangrijkste scheepstype. Qua uiterlijk verschilden de spiegelretourschepen niet veel van de oorlogsschepen van de Republiek. Zij waren over het algemeen bewapend met hetzelfde type kanon, maar dan minder in aantal. In tijden van nood konden deze schepen dan ook worden afgestaan aan de Admiraliteiten, zoals tijdens de Engelse oorlogen.
De grootste schepen van de Compagnie waren voorzien van een zonnedek voor de kampanje en een luchtververser op het halfdek. Voor schepen die de tropen bevoeren beslist geen overbodige luxe.
De spiegelretourschepen hadden een grote laadcapaciteit en konden geschikt gemaakt worden om passagiers te vervoeren.
Het waren driemasters, waarvan de fokke- en grote mast onder-, mars- en bramzeilen voerden; de bezaansmast was getuigd met een kruiszeil en een langsscheeps latijnzeil. Aan de boegspriet werd een blindzeil gevoerd. Kenmerkend voor deze schepen is het galjoen, dat in de loop van de 17e eeuw van 1/5 scheepslengte werd teruggebracht tot 1/8 en minder. Vanuit het galjoen werden de zeilen van de boegspriet bediend. NB: een galjoen is een voor de boeg uitstekende uitbouw.
De retourschepen werden door het dagelijks bestuur van de VOC in 1614 verdeeld in drie klassen. De grootste had een lengte van 150 voet (42,45 meter), daarna kwam die van 138 voet (39,05 meter) en het kleinste was 130 voet (36,80 meter). In 1626 werd overeenstemming bereikt over een grotere lengte van 160 voet (45,28 meter). De VOC-kamer van Zeeland mocht bij uitzondering tot 170 voet (48,11 meter) bouwen.
Geschiedenis
De Schagen (2) maakte in 1763 deel uit van een extra equipage van zeven schepen (Giesenburg, Lekkerland, Duinenburg, Huis ten Donk, Gouverneur-Generaal, Schagen en Stralen), naast de eerder vastgestelde equipage van 26 schepen, waarvan er vijf bestemd waren voor Ceylon. Deze schepen moesten zoveel mogelijk soldaten meenemen vanwege de oorlog met de Koning van Kandy.
Reisgegevens
vertrek op van naar aankomst op schipper
18/08/1754 Texel Batavia 28/02/1755 Jacob Leertouwer
via Kaap de Goede Hoop; aankomst 03/12/1754, vertrek 20/12/1754
19/01/1757 Batavia Texel 20/07/1757 Klaas Ariensz.
via Kaap de Goede Hoop; aankomst 11/04/1757, vertrek 26/04/1757. NB: aan de Kaap bestond de bemanning uit 109 koppen.
07/10/1758 Texel Batavia 17/06/1759 Klaas Ariensz.
via Kaap de Goede Hoop; aankomst 29/01/1759, vertrek 02/03/1759
01/11/1759 Batavia Texel 12/06/1760 Klaas Ariensz.
via Kaap de Goede Hoop; aankomst 12/01/1760, vertrek 19/02/1760
19/04/1761 Texel Batavia 24/09/1761 Klaas Ariensz. NB: Kaap de Goede Hoop is niet aangedaan
02/11/1761 Batavia Texel 02/06/1762 Klaas Ariensz.
via Kaap de Goede Hoop; aankomst 07/01/1762, vertrek 01/02/1762
01/09/1763 Texel Batavia 22/09/1764 Klaas Ariensz.
via Kaap de Goede Hoop; aankomst 30/12/1763, vertrek 23/01/1764
17/01/1766 Bengalen Texel 04/08/1766 Klaas Ariensz.
via Kaap de Goede Hoop; aankomst 19/04/1766, vertrek 04/05/1766
21/09/1767 Texel Batavia 06/05/1768 Laurens Sprengler
via Kaap de Goede Hoop; aankomst 25/12/1767, vertrek 27/01/1768
02/11/1769 Batavia Texel 09/05/1770 Frederik Wielard
via Kaap de Goede Hoop; aankomst 15/01/1770, vertrek 04/02/1770
25/06/1771 Texel Batavia 16/05/1772 Leendert van Koopstad
via Kaap de Goede Hoop; aankomst 16/11/1771, vertrek 30/01/1772
Spiegelretourschip Schagen (3)
Replica van een Spiegelretourschip (Amsterdam) - Afbeelding, Stadsherstel Amsterdam
De Schagen (3) werd gebouwd in Hoorn in 1785
Vanaf 1789 in gebruik bij de VOC-kamers van Hoorn en Enkhuizen
Vermoedelijk verkocht in 1791 in Batavia. Het schip heeft derhalve maar een korte tijd gevaren.
Lengte 140 voet
Laadvermogen 440 last (880 ton)
Geschiedenis
De Schagen (3) is alleen gebruikt voor vrachtvervoer tussen Hoorn/Enkhuizen en Batavia
Reisgegevens
Vertrek op Van Naar Aankomst op Schipper
03/03/1789 Texel Batavia 03/08/1789 Pieter Stokbroo
Via Kaap de Goede Hoop, aankomst 27/05/1789, vertrek 10/06/1789
17/01/1790 Kanton Texel 03/08/1790 Pieter Stokbroo
Via Kaap de Goede Hoop; aankomst 21/04/1790, vertrek 04/05/1790
20/02/1791 Texel Batavia 12/09/1791 Justinus Philippus Man
Via Kaap de Goede Hoop, aankomst 29/05/1791, vertrek 24/06/1791
Bronnen
Stichting Behoud van ’t Oud
Wikipedia
De VOC-site
Afbeelding fluitschip - Stichting Behoud van 't Oud
Afbeelding Batavia - Website Batavialand
Afbeelding Amsterdam - Stadsherstel Amsterdam
Reacties
Artikel
De kenmerkende piramidevorm van de Noordhollandse boerderij is in hoofdzaak onder invloed van weer en wind ontstaan. De middeleeuwse boerderijtjes waren nog langgerekt. Ze bestonden uit een woonhuis met daarachter een stal en aan het eind een losse hoop hooi, die bij wind alle kanten op waaide en bij regen drijfnat werd. Men begon het hooi te omtimmeren en maakte er een dak boven. Zo ontstond achter het huis een overkapte hooiberg, die hoog boven het dak uittorende. Uitbreidingen als de dars werden tegen de hooiberg aangebouwd en zo kwam de hooiberg meer in dan achter de boerderij te staan. Omstreeks 1600 vormde zich op die manier de Noordhollandse stolpboerderij.
Het huidige grondgebied van de gemeente Schagen telde ooit maar liefst 130 stolpboerderijen, waarvan er zo'n 15 in de oude stadskern stonden. De meest bekende daarvan is nog altijd te bewonderen aan de Loet op nummer 14. In de oudste bewaard gebleven akte, van 30 december 1677, wordt deze boerderij beschreven als 'woning en bouwhoff' met plusminus 22 hectare land. Aan de hand van diverse overdrachtsakten kan worden aangenomen, dat het pand tot 1920 als boerenplaats in gebruik was en toen kwam leeg te staan. Het perceel grensde aan de oostzijde aan een groot stuk gemeentegrond, met daarop onder andere de openbare lagere school, de departementale bewaarschool en de gemeentelijke onderwijzerswoning. Burgemeester en wethouders, die een groei van Schagen voorzagen, vonden het een gunstig moment om ook de gemeentegrond uit te breiden. Raadslid Helder stelde met een vooruitziende blik dat de boerderij oudheidkundige waarde had en dus voor de gemeente bewaard diende te blijven. De voormalige boomgaard zag hij geschikt als tentoonstellings-, sport- en kermisterrein. Op 31 december 1921 besloot de gemeenteraad om het perceel met huis, schuur, erf en boomgaard, gezamenlijk groot 60 are en 39 centiare, aan te kopen van notaris Vrijburg te Schagerbrug voor de som van 12.000 gulden. Vrij naar de laatste particuliere eigenaar kreeg de oude hoeve de naam Vreeburg.
Vanaf 1930 is het woongedeelte van Vreeburg met tussenpozen aan gemeenteambtenaren verhuurd geweest. Na WOII werd de boerderij verbouwd tot kantoor van Openbare Werken, dat ervan gebruik heeft gemaakt tot het idee opkwam om de zeventiende-eeuwse stadsboerderij in zijn oude glorie te herstellen en geschikt te maken als museum.
De restauratie is in fasen uitgevoerd tussen 1968 en 1985. Tot het museum behoort ook een oude hoef- en wagensmidse. Recenter werd de oude wagenloods vervangen door een rijtuigmuseum, dat in 2008 in gebruik is genomen als permanente toonzaal van de vele antieke rijtuigen van de Stichting Westfriese Folklore. Tegelijk werd de geheel gerenoveerde, achter Vreeburg gelegen, Muziektuin weer voor het publiek opengesteld. Museumboerderij Vreeburg staat te boek als rijksmonument.
Bronnen
BRONNEN:
- Schager Courant
- de Kakelepost
- website Boerderij- en Rijtuiguseum Vreeburg
- Vreeburg - Westfries Genootschap