Artikel
De tafel staat er nog. Maar de vier mannen, die er ooit hun zorgen deelden over hoe het nou verder moest met de markt, zijn niet meer onder de levenden. Gerard Pater, Piet Vroegop, Jaap van Zoonen en Jan Peetoom sr. zagen in 1953 met lede ogen aan hoe de eens zo florerende Schager weekmarkt was ingezakt. De aanvoer van vee was op een dieptepunt, net als het bezoekersaantal, en de kooplui klaagden gelijk op met de boeren.
Het ging marktmeester Gert Pater, in het dagelijks leven bode op het gemeentehuis, aan zijn hart. Hij had ideeën voor zijn markt, hij had zelfs visioenen. Met zijn drie kompanen, borreltje erbij, kwamen die ideeën aan de stamtafel van De Posthoorn tot leven. Een Westfriese markt moest er komen. Alle Schagenezen in klederdracht, folkloristische dansgroepen, een optocht met karren en paarden, dat zou wat zijn. Op touw zetten zou ze wel lukken. Marktkoopman Vroegop zou zijn collega's makkelijk meekrijgen en chef redactie Jaap van Zoonen kon met zijn Schager Courant de publiciteit verzorgen. Om het te organiseren waren ze met Jan Peetoom erbij mans genoeg. Samen kenden ze heel Schagen, aan deelnemers zou het niet ontbreken. Maar wie ging zo'n folkloristisch feest betalen? De middenstand moest over de brug komen. Die zou per slot ook voordeel hebben als er weer volk naar Schagen kwam. En ze moesten 'de hoge heren van het stadhuis' zien mee te krijgen. Op hoge heren hadden de mannen 'een koikie'. Doe maar gewoon, vonden ze, dan doe je gek genoeg.
Op donderdag 12 augustus 1954 beleefde Schagen de eerste West-Friese Marktdag. De aanleiding had het edele viertal gevonden in het 25-jarig marktjubileum van twee kooplieden. Het feest was op touw gezet door een jubileumcommissie. Die had er onder meer voor gezorgd dat in Schagen van vele gevels de nationale driekleur én de geelrode vlag van Schagen uithingen. Het festijn begon op het NS-station, waar een Tiroler dansgroep aankwam die in optocht naar de Markt werd geleid. De stoet werd voorafgegaan door een boer met koe, erachter Schagenezen in Westfries pak, op instructie van de organisatie gemaakt of samengesteld. De vrouwen in zelfgemaakte rokken en lijfjes, sommigen al met kap en dek op, de mannen in zwart kostuum of in de blauwe kiel. Behalve de Tirolers trad ook de Wieringerwaardse dansgroep aan, die destijds een grote bekendheid genoot. Schagen had er nog geen, maar wel waren met een voor de gelegenheid samengesteld groepje twee dansen ingestudeerd. Na afloop werden de dansers en andere genodigden getrakteerd op een boerenmaaltijd in De Roode Leeuw. Ook een ideetje van Gert Pater. Het menu: groentesoep vooraf, met daarna achtereenvolgens grauwe erwten met rozijnen, rijst met krenten en griesmeelpudding met bessensap. Ik ken er die ervan gruwen, maar een rechtgeaarde Westfries van vijftig plus loopt er het water bij in de mond.
Daar had moeder Huiberts even voor moeten proefdraaien. De ingrediënten waren haar niet vreemd, maar dit menu serveren voor meer dan vijftig mensen was nieuw. Hoe de maaltijd de Tiroler Buben en Mädels heeft gesmaakt vertelt de geschiedenis niet, maar de vier musketiers moeten ervan hebben gesmuld. Toen de borden leeg waren zullen ze het glas naar elkaar hebben geheven. Want ondanks de regen hadden ze de potentie gezien van hun Westfriese gastdag. Daarom pakten ze door en al in 1955 hadden ze hun tien donderdagen. Met Gert Pater in de frontlijn werden marktkooplui, burgers en winkeliers in Westfriese kledij gepraat en zo nodig gesommeerd, want Pater ging een harde aanpak niet uit de weg. Hij maakte niet enkel vrienden, ook niet onder de stadsbestuurders, die aanvankelijk niet als boertjes van buiten over straat wilden. De Westfriese markt konden zij evenwel niet meer keren, evenmin als de winkeliers die er geen brood in zagen. De geest was uit de fles. Met hun enthousiasme, doorzettingsvermogen en creativiteit maakten de vier volhouders de Westfriese folklore tot wat het vandaag is, zestig jaar na de conceptie in De Posthoorn.
De velen die nu, van heinde en verre, op een van de tien donderdagen naar Schagen komen krijgen een volwaardig en wekelijks wisselend dagprogramma voorgeschoteld. Daar is de Westfriese maaltijd echter niet bij inbegrepen. Die is volgeboekt voor deelnemers en organisatie. Dat waren er in de jaren van moeder Huiberts alle donderdagen vijftig tot zestig. Nadat ze de scepter had doorgegeven aan haar schoondochter Emmie begon dat aantal op te lopen. Van honderd naar wel honderdvijftig, honderdzestig. Daar was nogal wat voor nodig, vertelt Emmie Huiberts. Zestig liter melk (voor de rijstepap en de pudding), vijftig liter soep en veertig kilo grauwe erwten. 'De griesmeelpudding deed ik een dag tevoren. Als die klaar was ging hij de koeling in. Over de grauwe erwten gingen boter en warme, gewelde rozijnen. Dan de rijst. Die moest na het koken warm gehouden en dik worden. De boerin deed dat vroeger in de bedstee, ik in dozen met oude kranten. Dat werkte ook. De rijst werd opgediend met boter, suiker en gewelde krenten. En dan was er pudding toe.'
Na Emmie Huiberts zetten de nieuwe eigenaren van Markt 18 de traditie voort, tot op de dag van vandaag. Het is telkens weer aanpoten in de keuken, maar daar staat tegenover dat de afwas meevalt. Het hele menu wordt immers gegeten uit hetzelfde bord en met één lepel. Cor Huiberts herinnert zich een maaltijd, waarvoor hooggeplaatste gasten waren uitgenodigd ter promotie van de Westfriese markt buiten de regio. Burgemeesters en wethouders waren erbij van omliggende gemeenten en bestuurders van de Nederlandse Spoorwegen. De organisatie wilde de NS zo ver krijgen om op de Westfriese donderdagen een speciale marktexpres in te zetten. En daarbij bleven de ambities van de organisatie niet, want er zaten zelfs vertegenwoordigers van de KLM aan. Hoge heren kortom. Allen moesten aanschuiven aan de lange tafels. Ome Gert zal met zijn pretoogjes het menu hebben aangekondigd voor de jôôs en moide: 'Soep met kluif, greeuwe urte met rezoine, roist met krente en pudding met bessepent.' Het zou me niet verbazen als hij tegelijkertijd de gezichten van het hooggeplaatste gezelschap heeft gemonsterd. Maar of die het nu lekker hebben gevonden of niet, ze hadden in elk geval thuis een verhaal te vertellen. Want ook zij kregen niet meer dan één bord en één lepel, ten teken dat voor de Westfries ieder gelijk is.
Bronnen
Reacties
Artikel
De Keins ligt even ten noorden van Schagen, tegen de Westfriese Omringdijk aan. De Keins is ontstaan als terp, aangelegd lang voor de totstandkoming van de dijk in de 13e eeuw. De naam is mogelijk afgeleid van het woord 'keen', dat barst of geul betekent. Verondersteld wordt dat er ooit een (veen)rivier ten noorden van Schagen uitmondde in zee. Deze rivier is bekend als de 'Kinloson' en in die naam zien we de woorden keen en Keins terug.
Op de Keins staat een kapel met een sterke aantrekkingskracht voor katholieke gelovigen. Dit omdat sinds 1509 een cultus bestaat rond een daar aangespoeld, houten Mariabeeld. Het beeld werd aanvankelijk in een woning op de Keins ondergebracht, maar trok van heinde en verre zoveel belangstellenden (en inkomsten), dat men er al gauw een kapel voor bouwde. Naast de kapel kwam een priesterwoning, die tevens dienst deed als schooltje 'tot gherieff vande buyren opte Keyns'. Meermalen zouden aan bezoekers van de kapel wonderbaarlijke genezingen zijn geschied, in de taal van destijds 'verscheyde miraculen'. Vanuit de parochiekerk in Schagen trok jaarlijks een processie naar de Keins. Van de cultus maakte ook een put deel uit, waarvan het water gold als geneeskrachtig voor mens en vee. De kapel werd in 1586 vernield, mogelijk als nabrander van de Beeldenstorm, en het Mariabeeld verdween. Maar de waterput behield zijn aantrekkingskracht voor bedevaartgangers.
In 1924 wist de katholieke parochie van Schagen de grond onder de voormalige kapel aan te kopen en werden de bedevaarten hervat. Het Mariajaar 1954 vormde de aanleiding voor een plan tot herbouw van de kapel.
Het nieuwe kapelletje werd twee jaar later ingewijd en vormt in al zijn eenvoud tot op de huidige dag een plaats van kleinschalige Mariaverering.Het is 1994 als de Friese historicus en wichelroedeloper Wigbolt Vleer de Keins nog eens groot in het nieuws brengt. Erheen getrokken na een visioen merkt hij al op de Afsluitdijk dat zijn wichelroede zich hevig roert. Bij de kapel aangekomen worden wichelroede en Wigbolt direct naar de waterput getrokken. Nader onderzoek wijst uit dat de Keins ligt op de Michaëlslijn. Deze zogenaamde leylijn loopt van Santiago de Compostela, via Carnac en Le Mont Saint Michel, naar Hargen en de Keins en verder naar Oosterland op Wieringen, Harlingen en Wijnaldum, Sylt en Stockholm om vervolgens 4000 km van zijn beginpunt te eindigen in Archangelsk. Deze leylijn nu loopt diagonaal over de waterput.
Op leylijnen ervaart men volgens heldervoelenden de positieve kracht en kalmerende werking van aardstralen. En wie ooit de kapel heeft bezocht, zal erkennen er een weldadige rust te hebben gevonden. In totaal werden vanuit de put 132 leylijnen aangetroffen. Hiermee is de waterput op de Keins het sterkste leycentrum van Nederland.
Bronnen
BRONNEN:
Reacties
Video's
{vimeo}132630225{/vimeo}
Artikel
Tijdens een raadsvergadering op 15 januari 1924 moest een belangrijke knoop worden doorgehakt. De laatste bewoner van het woonhuis naast “De Posthoorn”, de heer Visser, was al enige tijd geleden overleden. De gemeente was er in geslaagd het pand aan te kopen met de bedoeling het te slopen en zo het marktterrein te vergroten. Er is veel over vergaderd omdat sommige raadsleden het een slecht plan vonden. Ze vonden het, zolang “De Posthoorn” bleef staan, maar half werk. Het voorstel om het pand te slopen werd aangenomen met 5 tegen 4 stemmen. De heer Helder, een van de raadsleden, was groot voorstander van het plan.
13-02-1924 Volkshumor. De opening die weldra tusschen de perceelen Peetoom en Rotgans aan de Markt alhier zal ontstaan, door het sloopen van het perceel van wijlen den heer C. Visser Azn., heet nu reeds in den volksmond “het Heldersche gat”. Wie onze raadsverslagen trouw heeft gevolgd, zal licht den oorsprong van dien niet ongeestigen naam vinden.
In juli 1940 werd het nogmaals spannend, er waren namelijk plannen voor den bouw van een overdekt marktterrein op de plaats waar nu café “de Posthoorn” staat, dat dan zou moeten worden aangekocht om ruimte te krijgen na den sloop ervan. Gelukkig is van al deze plannen nooit iets terecht gekomen.
Lees meer in:
Mooi Schagen - uitgave Stichting Uitgeverij Noord-Holland. Geschreven en samengesteld door Harry Kooij. Prijs € 29,95, exclusief verzendkosten. Het boek verschijnt voorjaar 2016:
Bronnen
Reacties
Artikel
Generaties schoolkinderen zijn opgegroeid met de Bosatlas en de schoolkaarten van R. (Roelf) Bos,
Maar weinigen weten dat Klaas Zeeman uit Schagen het werk van Bos, na diens overlijden, heeft overgenomen, verbeterd en gemoderniseerd.
De naam “K. Zeeman” staat dan ook altijd prominent naast die van R. Bos.
Zie ook de correctie en aanvulling onder de tab Reacties
Klaas Zeeman werd op 4 november 1880 geboren in Schagen als zoon van Antje Roos en Jacob Zeeman, die als werkman bij de spoorwegen in dienst was.
Het gezin woonde aan de Tolke, Wijk K nummer 36. Op zesjarige leeftijd overleed zijn vader.
Onderwijzer
Na de lagere school ging Klaas Zeeman naar de kweekschool in Deventer, waar hij aardrijkskundeles kreeg van de in die tijd vermaarde geograaf R. Schuiling.
Rond 1900 vertrok hij naar Amsterdam. Hij werd onderwijzer aan een lagere school en enige jaren later leraar aan een school voor Uitgebreid Lager Onderwijs (ULO).
Vervolgens kreeg hij een betrekking als leraar aan de Rijksdagnormaalschool, de latere “Kweekschool”, in Winschoten.
Cartograaf
Zeeman had zichzelf op jonge leeftijd al de kunst van het kaarttekenen eigengemaakt. In de avonduren studeerde hij voor de akte aardrijkskunde-MO.
Omdat hij zelf de kost moest verdienen was een universitaire studie niet voor hem weggelegd.
In zijn vrije tijd schreef hij het leerboek Moderne Geographie van Nederland, (Uitgeverij W. Versluys in Amsterdam-1913). In dit werk legde hij het accent op de economische geografie.
Het leerboek is vele malen herdrukt en veertig jaar lang op de kweekscholen in ons land gebruikt
De methode Bos-Zeeman
Zeeman trouwde in 1911 met Antje Langerijs uit Berkhout, die hij uit zijn jeugd kende. In 1914 werd hij directeur van de Kweekschool in Hoogezand. Met Antje woonde Klaas in het voormalige domineeshuis aan het Winschoterdiep. Het gezin bleef kinderloos en nam aan het begin van de Eerste Wereldoorlog een pleegkind uit Antwerpen in huis.
In 1918 werd Klaas voorzitter van de mede door hem opgerichte Vereeniging van Onderwijzers aan de Rijksdagnormaalscholen.
De Groningse uitgeverijen Noordhoff en Wolters maakten graag gebruik van zijn cartografische kennis.
Kort na het overlijden van Roelf Bos in 1922 kreeg hij van Noordhoff de atlassen, leerboeken en wandkaarten in beheer. Met de kennis en kunde van Klaas werden deze aardrijkskundige werken verbeterd en gemoderniseerd. De Methode Bos-Zeeman kon zo tot het midden van de vorige eeuw een begrip in Nederland blijven.
West-Fries Kartografisch Instituut K. Zeeman
In 1924 werd Klaas Zeeman benoemd tot directeur van de Rijkskweekschool voor onderwijzers in Hilversum.
Zijn woonadres in Hilversum, aan ’t Hoogt, werd tevens het adres van het door hem opgerichte West-Fries Kartografisch Instituut K. Zeeman.
Naast zijn baan als leraar was cartografie zijn vrijetijdsbesteding en passie. Het ging hem niet om de inkomsten maar om de voldoening dat zijn werk nuttig was voor het onderwijs.
Zeeman betrok zijn pleegzoon bij zijn cartografische werk en later zijn kleinzoon Koen, die geografie had gestudeerd in Utrecht.
Het ouderwetse handwerk werd steeds meer ingehaald door meer geavanceerde technieken. Het instituut hield na Klaas’ dood op te bestaan.
Begin 1961 overleed zijn vrouw Antje. Klaas overleed niet lang daarna op 14 oktober 1961. In augustus was hij nog benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.
Zijn as werd verstrooid boven het IJsselmeer bij Enkhuizen. Dicht bij de kust van West- Friesland waar het ooit was begonnen.
Bronnen
Geraadpleegd:
Artikel van Paul De Ley en Jos De Ley - "Levenslang verliefd op landkaarten".
Lowie Brink en Lucy Holl - "De aardrijkskundige wandkaarten van Noordhoff en Wolters; van de ene herdruk naar de andere"
Afbeeldingen:
Kaartfragmenten; www.marktplaats.nl
Boeken: www.boekwinkeltjes.nl
Foto: Paul De Ley en Jos De Ley - "Levenslang verliefd op landkaarten"
Reacties
Heerenveen, 13 februari 2022
L.S.
In het artikel Zeeman, Klaas, cartograaf wordt de indruk gewekt (meteen al in de inleiding) dat R. (Roelf) Bos (1849-1922) de naamgever is van datgene wat we nu als de Bosatlas kennen, maar dat is P.R. (Pieter Roelf) Bos (1847-1902) geweest. Ik ben zo vrij om even een plaatje mee te sturen uit het artikel "Levenslang verliefd op landkaarten" waar u overigens ook in de bronvermelding naar refereert.
gr. (dhr.). M. van der Werf, Heerenveen
Artikel
Van slager en journalist tot voorvechter van de Westfriese Markt
Geboren op 2 mei 1901 op Terdiek. Overleden op 8 december 1984 in Oude Niedorp.
Jonge jaren en opleiding
Jacob van Zoonen, roepnaam Jaap, werd geboren op 2 mei 1901 op Terdiek, in de slagerij van zijn ouders. Enkele jaren later verhuisde hij – met zijn vader Arie van Zoonen en zijn moeder Elisabeth Koster – naar een slagerij in Oude Niedorp.
Daar bracht hij zijn jeugd door. Ging hij naar de openbare lagere school van meester Woutman. Toen die in het begin van de jaren twintig wegens gezondheidsproblemen ontslag nam, zorgde hij samen met zijn neef, Jaap van Zoonen Dirkzoon, voor een passend afscheid. Na de lagere school volgde hij de ulo-school en een handelsschool en tenslotte de opleiding voor de gemeenteadministratie. Daarvoor slaagde hij in 1922. Van Zoonen had toen al in Zaandijk gewerkt en solliciteerde vandaar naar Enkhuizen. Hij zou aangenomen worden op een salaris van ƒ 800,-- per jaar, maar toen hij daarmee akkoord wilde gaan, kreeg hij te horen dat de haringstad maar ƒ 700,-- kon betalen. Hij liet weten dan niet te komen. Tegen zijn vader zei hij dat hij de hele ambtenarij eraan gaf en bij hem in de slagerij kwam werken. Het was voor zijn vader onbegonnen werk om hem dat uit het hoofd te praten. Of het feit dat hij verkering had gekregen met een meisje uit Nieuwe Niedorp, Dina Aalbregtse, en dan dichter bij haar bleef, daaraan heeft bij gedragen, is onbekend. Samen met haar betrok hij in 1928 een nieuw voor hen gebouwd huis, eerst Dorpsstraat 18, in 1950 omgenummerd tot 50, in Oude Niedorp. Daar leefden ze samen in een gelukkig huwelijk, meer dan 55 jaar.
Hobby's
Van Zoonen werkte in de slagerij in Oude Niedorp van 1923 tot 1946 en kon daardoor gemakkelijk zijn vele hobbys uitoefenen. Hij was in de jaren twintig enige tijd competitieleider van de Westfriese Voetbalbond. Hij richtte in Nieuwe Niedorp de arbeiderstoneelvereniging Kunst na Arbeid op. Alleen of samen met zijn vrouw Dien speelde hij vele rollen tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Ook hoorde hij in die tijd tot de oprichters van de afdeling Nieuwe Niedorp van het Instituut voor Arbeidersontwikkeling. Samen met Dien en andere leden van de familie Van Zoonen was hij actief in de rooie familie en was ook het werk voor en van de SDAP hem niet vreemd. Het Troelstra-oord in Beekbergen ervoer hij als een prachtige ontspanning.
Jaap van Zoonen was een all-round man. Door zijn studie had hij de Franse taal onder de knie gekregen. Elk jaar las en herlas hij in de wintermaanden Sans Famille (Alleen op de Wereld). Hoewel hij geen vakantievierder was, maakte hij met vrienden al in 1921 een reis langs de Rijn en schreef hij naar huis getuige geweest te zijn van de gevolgen van een ramp in Ludwigshafen. Hij leerde in de jaren twintig en dertig ook fotograferen, ging elke zondagochtend te vissen, tuinierde, en schreef toen al. Zo is er een prachtig verhaal van hem, geplaatst in De wandelaar van Pasen 1939, over een bezoek aan de reigerkolonie in de Moerbeek. Het is verluchtigd met illustraties van het schoolhoofd van Oude Niedorp, Max Wolthuis.
In de politiek
Van Zoonen was sociaal bewogen. Hij wilde het dorp op een hoger plan brengen en ging mee doen aan de plaatselijke politiek. In 1926 werd hij in de raad gekozen Een raad die in meerderheid katholiek was, maar het ging hem om het belang van allen. Vandaar dat ze hun protestantse groepering ‘Algemeen Belang’ noemden. Zo werd hij in 1932, met de steun van de katholieken, wethouder. Dat bleef hij tot 1939. Toen veranderden de verhoudingen doordat de katholieken weer aanspraak maakten op twee wethouders.
Hoogtepunten in zijn politieke leven voor de oorlog waren er verschillende. Bijvoorbeeld de aanleg van zwembad 't Skarpet als een werkverschaffingsproject en de vernieuwing van de openbare lagere school midden in
t dorp.
Oorlogstijd
De oorlog brak uit. De Duitse bezetter maakte in 1942 definitief een einde aan het raadswerk door alle gemeenteraden op te heffen. Voor het Instituut voor Arbeidersontwikkeling slaagden de bestuurders uit Nieuwe en Oude Niedorp erin tot in 1942 sprekers te laten komen. Over allerlei onderwerpen. Talrijke lezingen werden op zondagochtend bijgewoond in de bovenzaal van De Rode Eenhoorn. Onvergetelijk.
Toen de oorlogssituatie ernstiger werd en men zich moest aanmelden bij de Kultuurkamer is dat geen ogenblik overwogen. Dat blijkt nog uit een verklaring voor het Militair Gezag die hij in 1945 ondertekende.
In het laatste oorlogsjaar werd hij hoofd van de centrale gaarkeuken voor het hele dorp, uitgevoerd in de slagerij. Hoe ze het voor elkaar kregen is onbekend, maar er was altijd eten over. Voor de velen die vanuit de grote steden Oude Niedorp aandeden op hun weg terug naar huis was er altijd wel een hap eten voor ze verder trokken.
In de journalistiek
In die tijd sprak hij wel eens over de na-oorlogse tijd. Hij liet weten dan niet meer in de slagerij te willen werken. De mensen zijn nu met alles tevreden, maar zullen dan weer zeggen “slager wil je volgende keer zorgen dat er geen randjes vet aan het vlees zitten”.
In zijn achterhoofd zat toen al de gedachte de journalistiek in te gaan. Die mogelijkheid deed zich voor toen hij in 1945 in contact kwam met Poldervaart in Schagen. Die was directeur van Sprekend Papier en zette de eerst illegaal uitgegeven Nieuwe Schager Courant voort en trok hem aan als medewerker. Zo kwam Jaap van Zoonen bij de krant. Op 18 februari 1946 werd voor het eerst een aflevering geplaatst van zijn rubriek ‘Nuuws uit de Skeerwinkel’. Kort daarna kwam Poldervaart, toen het verschijningsverbod voor de oude Schager Courant was opgeheven, tot overeenstemming met de directie van de toen nieuw geprojecteerde Verenigde Noordhollandse Dagbladen en werd de Nieuwe Schager Courant voorgezet als Schager Courant.
Jaap van Zoonen werd toen chef-redacteur voor Schagen en omgeving. Hij continueerde zijn wekelijkse rubriek ‘Nuuws uit de Skeerwinkel’. In 1977 stopte hij daarmee. 1500 keer had hij er één geschreven. Geen een heeft hij er bewaard. Wel zijn vrouw, zodat er nog enige zijn. Maar het is soms moeilijk ze in deze tijd nog goed te begrijpen. Ze werden vaak geschreven over de politiek actuele gebeurtenissen in de dorpen of Schagen zelf van dat moment, en hadden een grote lezerskring.
Westfriese folklore
Hij bleef in Oude-Niedorp wonen en tufte, als het nodig was elke dag, met zijn Solex naar Schagen of naar de omliggende plaatsen voor interviews. Zon rit maakte hem fris, zei hij.
Zo lanceerde hij de eerste publicaties over de mogelijkheid Schagen in het Westfriese pak te krijgen. Zijn eerste artikel daarover dateert van 20 augustus 1953. Duidelijk spreekt daaruit zijn vertrouwen in herstel van de Westfriese Folklore, getuige de slotregels: “Laten we samen trachten te veroveren nieuw gebied. In de plaats van het oude, dat buiten onze schuld verloren ging”. De jubileummarkt in augustus 1954, ter gelegenheid van het jubileum van de marktkooplieden Vos en Zomerdijk, was de eerste markt in Westfries kostuum. Toen de markten er eenmaal waren en stromen kijkers trokken, had Jaap van Zoonen in zijn krant de rubriek: ‘Gezichten en gezegden op de Westfriese Markt’.
Hij interviewde bij voorkeur mensen uit het buitenland. Dat was zeker in de jaren vijftig, toen het buitenland oneindig ver weg was, een rubriek die door iedereen werd verslonden.
Om de diverse activiteiten te stroomlijnen werd in 1958 opgericht de ‘Stichting Bevordering Westfriese Folklore’.
Van Zoonen bleef de ontwikkeling van de Westfriese markt op de voet volgen. Na zijn pensionering in 1964 kwam hij nog vaak naar Schagen om in Westfries kostuum mee te lopen in de optocht. In 1981 was hij op tachtigjarige leeftijd nog een keer van de partij. De benen wilden niet zo goed meer, dus hij zat in een van de wagens en bekeek vergenoegd de grote drukte. Hij zei toen: “Zoals het is gegroeid, daar ben ik van onder de indruk. Zoveel volk op de been en dan die wagenloods bij Vreeburg. Ik vind het werkelijk groots”.
Met pensioen
Toen Van Zoonen met pensioen ging, kreeg hij een geweldige afscheidsreceptie van de directie van de Schager Courant. Maar hij bleef schrijven. Voor het Noordhollands Dagblad kwam er bij de rubriek ‘Tussen Hoogzij en Laagzij’. ‘Nuuws uit de Skeerwinkel’ bleef zon 40 jaar lang tot in 1977 in de Schager Courant verschijnen. Het Historisch Genootschap Oud West-Friesland eerde hem voor zijn activiteiten ten bate van de Westfriese taal en folklore op 3 september 1977 met het Ere-Diploma ‘uit erkenning en waardering voor bijzondere verdiensten’.
Weer in de politiek
Na het einde van de oorlog, in mei 1945 voor Nederland, werd Van Zoonen in augustus benoemd tot lid van de noodgemeenteraad die voor een jaar werd aangewezen. Daarna werd hij in 1946 weer tot raadslid gekozen. Dat bleef hij tot 1958. Hij was in die periode ook wethouder. Een intern conflict, was voor hem toen aanleiding zijn ontslag te nemen. Hij kwam nog één keer terug. In 1966. Niet, zoals zovaak geschreven wordt, voor de PvdA, maar voor Algemeen Belang. In 1970 stelde hij zich niet herkiesbaar. Militant bleef hij, tot in zijn laatste vergadering.
Jaap van Zoonen viel nooit in een diep gat. Al voor de oorlog raakte hij betrokken bij het werk van het Witte Kruis. Meer dan 35 jaar zette hij zich er voor in. Het leidde in 1972 tot de bouw van een gezondheidscentrum in Nieuwe Niedorp. Hij ontving er de zilveren kruis-medaille voor.
Op zijn verjaardag op 2 mei 1976, toen hij 75 werd, kwam burgemeester Anker hem als waardering voor zijn optreden in en zijn inspanning voor de dorpsgemeenschap een wandbord brengen als waardering. Het hangt nog steeds bij zijn zoon thuis.
Toen enkele maanden later de opening van het nieuwe gemeentehuis van Niedorp aan de orde was, kwam dezelfde burgemeester Anker hem vragen de inleidende woorden te spreken tot de Commissaris van de Koningin voordat die de openingshandeling zou verrichten. Hij was daar trots op. Het werd een toespraak in het Westfries, officieel in de notulering vastgelegd.
Revue en musical
Ondertussen bleef Van Zoonen in het nieuws. Voor de Anna Paulowna Polder schreef hij een revue voor het 100-jarig bestaan van de gemeente. Voor het nieuwe Veerburg enkele jaren later een musical voorafgegaan door een kleine schets, ‘de Vijfling van het Viscollege’. En ook voor de 125-jarige Hollandsche Maatschappij van Landbouw te Wieringerwaard etaleerde hij zijn schrijverskwaliteiten.
Restauratie Nederlands Hervormde Kerk
Tenslotte is vermeldenswaard hoe Van Zoonen zich heeft ingezet voor de restauratie van de Nederlands Hervormde Kerk van Oude-Niedorp.
De kerk was in 1953 vervallen en moest gerestaureerd worden. Daar had men een krachtdadige president-kerkvoogd voor nodig. Hij noch zijn vrouw waren echter lidmaat. Daar was wat aan te doen. In het familiearchief bevinden zich nog de bewijzen hoe hij en zijn vrouw op 1 maart van dat jaar belijdenis aflegden en het werk kon beginnen. Subsidies kwamen los. Zo werd in 1954 de hernieuwde kerk in gebruik genomen.
De verbijstering was groot toen in april 1977 de bolbliksem insloeg en het kerkgebouw deed worden tot de ruïne waarin deelnemers aan de NHD-Zomertoer 2011 zich verzamelden om te luisteren naar de plannen voor consolidatie van de bouwval. Met anderen had Jaap van Zoonen geijverd voor volledig herstel. Dat was niet gelukt. Zijn krachten waren op.
Zeven jaar na de verwoesting van de kerk overleed hij op 8 december 1984.
Publicaties
J. van Zoonen, Paschen. Met krabbels van M.J. Wolthuis.
In: De Wandelaar, 11e jaargang, grasmaand (april) 1939, pag. 114-117.
Jaap van Zoonen, Alle artikelen in de Nieuwe Schager Courant en de Schager Courant tussen 1946 en 1964, en de rubrieken ‘Nuuws uit de Skeerwinkel’ en ‘Gezichten en gezegden op de Westfriese Martkt’ van 1946 tot 1977.
Figaro, Nuuws uit de skeerwinkel.
In: West-Frieslands Oud en Nieuw, 1971, pag. 119-123.
(De redactie van het jaarboek wil het jubileum van 25 jaar Nuuws uit de skeerwinkel herdenken door Figaro in dit jaarboek zijn nuuws te laten vertellen)
Jaap van Zoonen, De roemruchte jaren van de Westfriesche Voetbalbond.
In: West-Frieslands Oud en Nieuw, 1984, pag. 151-155.
Literatuur
Hans Rijswijk, Zestig jaar rederijken in West-Friesland.
In: West-Frieslands Oud en Nieuw, 1984, pag. 160-170.
Piet Verduyn en Corrie Cramer-Keijzer, 40 jaar Westfriese Folklore.
Uitgave Stichting Westfries Folklore, Schagen, 1993. Pag. 10-12, en verder passim.
Gegevens aangeleverd en bewerkt door: Arie van Zoonen te Hoorn (2012).
Dit artikel is met goedvinden en in dank overgenomen uit het Westfries Biografisch Woordenboek