Artikel
Gerrit Anneveldt
Gerrit Cornelis Anneveldt, geb. 08 december 1921 te Schagen, overleden 26 oktober 1967 te Schagen.
Gehuwd met Gre Kremer op 03 augustus1946 te Schagen
Beroep: Vóór de oorlog administratief ambtenaar bij de Rijks Landbouw Voorlichtingsdienst te Alkmaar. Na de oorlog tot aan zijn overlijden werkzaam bij de Schager Courant.
Gerrit Anneveldt was in de illegaliteit aangesloten bij de L.O. waar hij onder meer tot taak had onderduikers naar hun bestemming te brengen. Verder verzorgde hij het samenstellen, drukken en rondbrengen van illegale bladen. In 1943 begon Gerrit met 'Het Nieuws'. Een stencil met informatie van radio Oranje, dat tot het einde van de oorlog als 'dagblad voor bezet gebied' door het illegale leven ging. Van 'Het Nieuws' zijn in totaal 182 afleveringen uitgekomen. Hij stencilde ze samen met zijn latere vrouw Gre, en veelal bracht zij de vers ge- drukte blaadjes naar contactadressen in Schagen. Eerst had hij een stencilmachine bij zijn ouders in de Lauriestraat, maar op een gegeven moment durfden die het niet meer aan en verhuisde de machine, die later werd vervangen door een uit een gemeentehuis gehaald apparaat, naar de rijks-landbouwwinterschool.
Later dook hij met zijn vrouw onder bij Piet Frans aan de Stroet en uiteindelijk zaten ze tot het einde van de oorlog in een boerderij van de familie Levendig in Dirkshorn. Toen ze hoorden dat de bevrijding een feit was hebben ze in de nacht van 4 op 5 mei 1945 snel wat krantjes gedrukt. Dit haastig gemaakte nieuwsbericht "De Moffen gaan er uit" eindigt met een kapitaal getikte slotzin: "Vrijheid is het kostbaarste bezit van den mensch !"
Hoewel ze van dag tot dag naar de bevrijding hebben toegeleefd, bracht die ook een teleurstelling "Er was opeens geen eenheid meer. Veel mensen, die niets met de oorlog te doen hadden gehad, liepen met banden om de arm van de Ordedienst en stonden met stenguns de orde te handhaven. Zwarthandelaren waren opeens de beste vaderlanders. En Gerrit was des duivels, teleurgesteld in de mensheid." Hij heeft toen zijn biezen gepakt en is vertrokken naar zijn schoonouders in Drenthe. Toen ze later terugkwamen in Schagen ging hij werken bij de Nieuwe Schager van Menno Poldervaart, maar daar zat geen kapitaal achter waardoor die krant later overging naar de Schager Courant, waar Gerrit tot aan zijn dood werkte.
Bronnen
Reacties
Artikel
Arie Boekel 1933 - 2023
Wie kent of kende ze niet 't Geveltje, de Oude Smidse, de Andre-bar enz..
Arie Boekel is de timmerman die in Schagen daarmee letterlijk geschiedenis maakte.
Lees het in memoriam uit de Schager Courant van 5 januari 2024. De auteur is Mike Deutekom.
Bronnen
Artikel met toestemming van de auteur overgenomen uit de Schager Courant
Reacties
Artikel
Dirk Leguit is geboren op 9 januari 1865 in Oudendijk. Zijn ouders zijn Pieter Leguit en Neeltje Kruijthoff.
Dirk opende op 1 september 1891 de bakkerij aan de Hoep in Schagen. Hij leerde het bakkersvak in 1888 in Middelie. Daarna werkte en woonde hij bij zijn oom Jan Poppes in Oosthuizen.
De bakkerij aan de Hoep werd helemaal gebouwd van sloopmateriaal. Dirks schoonvader, Jacob de Boer, was namelijk sloper. Het gebouw werd zo groot gebouwd omdat het materiaal niets kostte. De gedachte van Jacob was "Het wordt toch niets met de bakkerij van dat stel, als ik een groot pand bouw dan kan ik het altijd nog in drie gedeeltes verhuren". Gelukkig liep het toch goed af met "dat stel".
Dirk en Neeltje verloren hun twee oudste zonen in de tweede wereldoorlog. Dirk was hierdoor vastberaden om niet eerder te overlijden dan dat de Duitsers hadden verloren. Hij overleed op 18 mei 1945, twee weken na de capitulatie. Hij was toen 80 jaar oud.
Dirk was rond 1920 raadslid en wethouder van de gemeente Schagen. Ook was Dirk penningmeester van de afdeling Noord-Holland van de bakkersbond.
De bakkerij is na de oorlog verkocht aan de familie De Betue.
De gegevens en het fotomateriaal voor artikel zijn ontleend aan:
http://leguijt.info/Website/Leguit/parenteel.htm
Bronnen
Reacties
Artikel
Johannes Petrus Beemsterboer werd op 22 januari 1922 als vierde kind geboren in Warmenhuizen. Na de lagere school ging hij achtereenvolgend naar de tuinbouwschool in Broek op Langedijk en Beverwijk. Daarna ging hij aan de slag als knecht bij een tuinder in Kalverdijk. Al snel hield hij het voor gezien. Nadat hij toevallig in contact was gekomen met een veevoerhandelaar die hem vroeg of hij iemand wist waar stro of krielaardappelen te koop waren, reageerde hij met de woorden: Ja, dat weet ik wel, maar wat zit er dan voor mij aan? Hij bleek een geboren handelaar. Al in 1943 startte hij zijn eigen handelsonderneming. Die later bekend werd onder zijn initialen “JPB”. In datzelfde jaar, op 25 augustus, trouwde hij met Annie (Antje) Ruiter. Hij overleed op 22 juli 2006.
Afbeelding: archief familie Beemsterboer
Peter Beemsterboer, zoon van Jan, vertelt
Ik was altijd in de veronderstelling dat het verzet in ieder dorp door een grote groep mensen werd gedaan, dit bleek echter niet het geval. In Warmenhuizen waren dat er slechts twee à drie; mijn vader Jan Beemsterboer, Jan Tesselaar en Klaas Mink. Wel werkten zij nauw samen met verzetsstrijders uit andere dorpen, zoals Gerrit Sloof, dokter Piet Groenhart, Pieter Borst, dokter Rein Posthuma en Jan Sinnige (in de oorlog bekend onder zijn verzetsnaam Jan de Vries ).
Ik kan mij niet herinneren dat in mijn jeugd mijn vader over de oorlog sprak; pas op latere leeftijd kregen wij de verhalen te horen over zijn actieve rol in het verzet. Ook was er in de ’90 jaren de behoefte om elkaar weer te ontmoeten; zo kwamen de weduwe van Gerrit Sloof, Rein Postuma en Jan Sinnige regelmatig bij mijn vader en moeder op bezoek.
Pas 35 jaar na de oorlog werd mijn vader officieel onderscheiden voor zijn bijdrage in het verzet, en kreeg hij met nog 21 andere verzetsstrijders uit de kop van Noord-Holland het verzetskruis uitgereikt.
Hulp aan onderduikers
De taak van het verzet bestond in hoofdzaak uit het onderbrengen en verzorgen van onderduikers. Gedurende de oorlogsjaren zorgde het verzet dat een kleine 400 onderduikers waaronder 35 joden een plek vonden.
Bevolkingsregister Warmenhuizen
Vanaf 1943 dwongen de Duitsers jonge mannen in hun fabrieken te gaan werken. Namen en adressen haalden ze uit het bevolkingsregisters van de gemeentes.
Het weghalen van deze bevolkingsregisters had geen zin, want in Den Haag was het Centraal
Bevolkingsregister van Nederland, en zou dus weer snel voor de gemeente gekopieerd kunnen worden. Deze situatie veranderde op 11 april 1944 toen de geallieerden het depot van het bevolkingsregister bombardeerden.
Na bekendwording werd er een vergadering ten huize van Dokter Groenhart belegd, waarbij, Rein Posthuma, Jan Sinnige, Klaas Mink, Pieter Borst, Jan Beemsterboer, Dokter Groenhart en een van zijn onderduikers aanwezig waren. Ze besloten om het bevolkingsregister weg te halen en de volgende afspraken werden gemaakt.
De twee gemeenteambtenaren Bes en Wester zouden ervoor zorgen dat het register vanuit de brandkast in de schoonmaakruimte kwam te staan.
Jan Sinnige en Rein Posthuma zouden het gemeentehuis binnen gaan en de bakken met de bevolkingsregisters weghalen. Daarna zouden zij met een schuitje waarin Klaas Mink op hun wachtte, buiten het dorp de bakken in een diepe sloot laten verdwijnen.
Bij mijn vader en moeder werd er op die bewuste avond veldwachter Brandsma en zijn vrouw uitgenodigd. Ze wilden het risico niet lopen dat hij iets zou zien. Na de avondklok liep hij regelmatig door het dorp en dat was alleen maar lastig, want in een klein dorp met maar één hoofdstraat viel het al snel op als er ’s nachts mensen op straat liepen.
De ambtenaren Bes en Wester zijn die avond ondergedoken want zij zouden direct hiermee in verband worden gebracht. De brandkluis werd iedere nacht door twee Duitsers bewaakt, dus het lag voor de hand dat de registers al eerder uit de kluis waren gehaald.
De heren Bes en Wester hebben tot aan de bevrijding in Texel ondergedoken gezeten.
De Duitsers besloten echter de vaders van Bes en Wester die totaal onkundig waren van het gebeuren, te gijzelen. Zij hebben een klein half jaar in het concentratiekamp gezeten. Over deze periode is er een boek geschreven “Dagboek van gijzelaar Jo Bes”.
Verraad
Binnen een week na het weghalen van het bevolkingsregister werd mijn vader anoniem gebeld. Het bericht was heel kort: “U moet direct het huis verlaten in verband met het bevolkingsregister.” Mijn vader bracht de andere heren op de hoogte en is direct naar Jan Sinnige in Schagen gereden. De vraag was, wie heeft dit merkwaardige telefoontje gepleegd? Dit moet de onderduiker bij dokter Groenhart, “Scherpenzeel” zijn geweest. Men had zich al afgevraagd wat die Scherpenzeel eigenlijk bij die vergadering te zoeken had. Ook vertrouwde Pieter Borst hem al niet en verdacht hem van het achteroverdrukken van bonkaarten welke bestemd waren voor de onderduikers en deze voor eigen gewin verhandelde,
Mijn vader is voor een paar dagen ondergedoken bij zijn vriend Frans van Dam in de Wieringermeer. Jan Sinnige is volgende dag naar Groenhart gegaan om Scherpenzeel te ondervragen. Jan heeft hem in zijn kraag gepakt en hem met zijn kop in het water geduwd. Hij bekende binnen een minuut de beller te zijn geweest. Daarna hebben zij hem vastgezet om verder te ondervragen. Hij wist echter te ontsnappen. Piet Groenhart ging posten bij het station Alkmaar en mijn vader en Chris Vos de zwager van Groenhart bij Koedijk. Net toen de spertijd om 04.00 uur ‘s morgens voorbij was ging Scherpenzeel via Koedijk richting Alkmaar. Mijn vader en Chris Vos pakten hem beet; duwden hem in de auto en reden naar Dirkshorn waar hij weer werd vastgezet in het huis van Piet Groenhart. Voor de tweede keer wist hij te ontsnappen en weer werd er gepost. Joop Vos, de andere zwager van Groenhart, Jan Sinnige en mijn vader wachtten in de auto bij het Velserpont. Wat zij niet wisten was dat daar de Ortskommandant woonde. Twee politiemannen in burger hielden hen aan en zij werden gearresteerd. In de Weteringschans werden zij vastgezet, ondervraagd. Op de vraag wat zij in Velsen deden gaven de beide Jannen dezelfde verklaring: “zij waren daar voor de zwarte handel”.
Ik weet niet hoelang mijn vader in de Weteringschans is geweest voordat hij naar Kamp Amersfoort werd getransporteerd. Jan Sinnige schreef dat hij daar circa 6 weken heeft gezeten. Joop Vos is direct nadat hij in Amersfoort aankwam vrijgelaten.
Kamp Amersfoort
Over de periode kamp Amersfoort werd door mijn vader nauwelijks gesproken, wel vonden wij na zijn overlijden in 2006 een plaatje met zijn naam en kampnummer. Dat heeft hij al die tijd zorgvuldig bewaard maar ons nooit laten zien.
Afbeelding: archief familie Beemsterboer
Wat ik over het kamp Amersfoort gelezen heb, moet daar, onder de leiding van Kotälla, geen pretje zijn geweest. Deze sadist had er plezier in om mensen te martelen en heeft veel moorden op zijn geweten.
Zowel Jan Sinnige als mijn vader kregen te horen dat zij allebei op transport naar Duitsland zouden gaan. Mijn vader werd met twintig anderen geselecteerd om in Utrecht een Kriegsverhor te ondergaan. Als je in het Wolvenplein terecht kwam wist je dat het gebeurd was met je. Mijn vader was de enige van die groep die niet geselecteerd werd om naar Utrecht te gaan. Waarschijnlijk heeft de poging van zijn vader en zijn broer Cor, om hem vrij te krijgen hier een rol in gespeeld. Na twee maanden gevangenschap wisten zij hem met behulp van handelsrelaties vrij te krijgen.
Jan Sinnige was echter minder gelukkig, die werd op transport gezet naar concentratiekamp Buchenwald. Onderweg wist Jan Sinnige te ontsnappen door via een raampje uit de rijdende trein te springen. Hij is daarna lopend teruggekomen in Noord-Holland waar hij direct zijn verzetstaken weer hervatte.
Afbeelding: Arolsen Archives
Liquidatie
Enkele maanden na zijn thuiskomst uit Amersfoort hoorde mijn vader dat Scherpenzeel was gesignaleerd. Jan Sinnige werd geïnformeerd en een zoekactie gestart. Al vrij snel vonden ze hem in de winkel van bakker Wester in Kalverdijk waarna hij werd meegenomen naar de schuur van Pieter Borst in Kalverdijk. Het was al duidelijk dat deze man een verrader was, niet te vertrouwen en een gevaar voor het verzet. Na verhoor bekende hij informant van deSicherheitsdienst te zijn. Na rijp beraad werd besloten hem te liquideren. Maar voordat hij werd geëxecuteerd kreeg hij de mogelijkheid met een priester te praten. Mijn vader haalde de kapelaan uit Warmenhuizen erbij die hem de biecht heeft afgenomen. De kapelaan heeft aan Jan Sinnige verteld dat hij vanwege zijn biechtgeheim uiteraard geen dingen mocht vertellen maar dat zij geen twijfel over de schuld van de man hoefden te hebben, Scherpenzeel had heel wat op zijn kerfstok.
Fruit
Hierna moest Jan Sinnige wel onderduiken. In die periode ging hij gewoon door met zijn werk voor de voedselvoorziening. Hij vond eind ‘44 onderdak bij mijn vader en moeder. De twee Jannen waren ’s nachts veel op pad en mijn moeder stond dan altijd op hen te wachten tot zij weer thuiskwamen. Zij was net moeder geworden van mijn zus Tinie en stond doodsangsten uit. Zij kon er niet meer tegen en verzocht Jan Sinnige ergens anders onderdak te zoeken. Dat had hij snel gevonden bij Jan van Nieuwenhuizen in Dirkshorn. Ondanks de belofte aan mijn opa om zich niet meer met het verzet te bemoeien bleef mijn vader bijna iedere nacht met Jan Sinnige op pad gaan. Zo was er een partij fruit in opslag bij koelhuis Sevenhuysen die door de Duitsers in beslag was genomen. Zij vonden het niet zo’n goed idee het fruit daar te laten liggen ten gunste van de Wehrmacht, de plaatselijk bevolking zou er meer aan hebben. Het fruit bestaande uit appels, peren en druiven werd ’s-nachts in schuitjes geladen en naar Tuitjenhorn vervoerd waar het op de zolder van de plaatselijke school opgeslagen werd. De koelhuisdeuren werden gesloten en vergrendeld zodat de Duitsers pas veel later doorkregen dat het fruit verdwenen was. Een zolder is geen koelhuis en bovendien werd de fruitlucht in de school steeds sterker. Het fruit moest snel worden gedistribueerd. Wie kon je wel en niet vertrouwen, het fruit werd dan ook ’s nachts anoniem bij de bevolking voor de deuren gezet. Ook het ziekenhuis in Alkmaar kreeg zijn deel. De patiënten reageerden blij verrast toen zij de volgende dag de karretjes vol met fruit binnen zagen komen.
Hongerwinter
In de hongerwinter ’44 -’45 kwamen er veel voedselzoekers uit te grote steden naar Noord-Holland. Bij mijn opa en oma thuis waren er dagelijks vele gasten die aan voedsel werden geholpen.
Afbeelding: archief familie Beemsterboer
Geen angst voor het gevaar
Ik heb mijn vader wel eens gevraagd of hij tijdens het verzet nooit bang is geweest, zijn antwoord was: “Ik was jong, het was spannend en ik realiseerde mij niet welk gevaar je liep.”
Peter Beemsterboer
Bronnen
Reacties
Artikel
Albert of Albrecht van Schagen is de oudste zoon en mogelijk het oudste kind van Willem van Beijeren, de bastaard van Holland, de eerste heer van Schagen, en Johanna van Hodenpijl.
Hij is vermoedelijk geboren in 1431 of, als hij niet het oudste kind was, in 1433. Hij is geboren in Den Haag en overleden in augustus 1480 in kasteel Medemblik.
Hij zal zijn opvoeding hebben genoten in Den Haag. Hij zal hebben leren lezen en schrijven, paardrijden, getraind zijn in vechten met zwaard en lans en verder zal hij om zich heen gekeken hebben en hebben gezien wat zijn vader deed en met wie deze contact had.
Tijdens die opvoeding zal hij nauwe contacten hebben gekend met zijn broers Jan en Willem en zijn zussen Johanna en Barbara. Er zal een moment zijn geweest waarop hij kennis maakte met zijn latere heer Philips de Goede en Karel de Stoute. In 1467 werd hij tot ridder geslagen door Karel de Stoute tijdens de gevechten bij Luik.
In 1464 trouwde hij met Adriana van Nijenrode en leefde een poos in hun ksateel aan de Vecht vlakbij Utrecht. Het is waarschijnlijk dat de twee kinderen van Adriana en hem daar geboren zijn, een jongetje en een meisje. De jongen werd niet oud, het meisje hebben we leren kennen als Josina, Vrouwe van Schagen.
Albert lag niet goed bij zijn broers en zussen, had waarschijnlijk een stroeve omgang met zijn vader en zeker met degenen die hem zouden moeten erkennen als hun heer, de vroedschap van Schagen.
Vader Willem had in 1444 bij Philips de Goede gedaan gekregen dat hij zijn kinderen jaarlijks een rente van 100 nobelen mocht uitkeren, zodat zij een adellijke staat konden voeren. De bedoeling was dat Albert zodra hij zijn vader was opgevolgd die uitkering op zich nam. Dat vertikte hij. Hij dwong zijn vader zelf die uitkering te blijven betalen aan zijn broers en zussen en die deed dat tegen zijn zin tot zijn dood. Daarna moest Albert die rente betalen, maar ook toen was hij er niet toe te bewegen, rechtzaak of geen rechtzaak. Uiteindelkijk liep dat zo hoog, dat de Stadhouder Generaal van het Hof van Holland, samen met een aantal edelen en inwoners van andere plaatsen, naar Schagent rok en hem belegerde in het slot Schagen. Albert ziende wat er aan de hand was en wie er voor de poort stonden, gaf zich zonder slag of stoot over. Hij werd gevankelijk naar Den Haag vervoerd, veroordeeld en opgesloten in het kasteel Medemblik. Daar overleed hij twee of drie jaar later, hoewel hij na enige maanden in gevangenschap wel in eer en aanzienw erd hersteld door het Hof van Holland, op voorspraak van Maximiliaan en Margaretha. Geen makkelijke man, geen makkelijk leven.
Karel Numan
Lees het uitgebreide artikel onder Bronnen