Artikel
Tijdens de tien jaarlijkse zomermarkten in Schagen zijn ze nog te zien in volle pracht. De sjezen, tilbury's, brikken en speelwagens compleet met boeren en boerinnen in de traditionele dracht, met ‘kap en dek’. Buiten deze periode is het gerij te bezichtigen in de wagenstallen van het charmante Boerderij- en Rijtuigmuseum Vreeburg aan de Loet in Schagen.
Elk dorp van enige betekenis had een wagenmaker waar ambachtslieden het wondere werk verrichtten om uit een naaf, spaken en vellingdelen een wiel te maken, nauw omsloten door een ijzeren band. Vervolgens bouwden ze een kar of rijtuig naar de mode van de tijd. Het gerij was de trots van de boer. Tilbury's en sjezen zijn nog regelmatig overal in West-Friesland te zien, bijvoorbeeld bij de ringrijderijen.
Tilbury
De tilbury is vernoemd naar de Engelse rijtuigbouwer die dit model als eerste op de markt bracht. Een hoog en licht wagentje van iepenhout, of – als het kon lijden – van essenhout. De bekleding was van trijp of laken, de kap van leer of wasdoek. Met de kap op, het leren voetenkleed voor en de hoge wielen, was men bestand tegen regen, wind en modderige wegen.
Sjees
Veel eleganter is de sjees. De naam komt van het Franse ‘chaise’ (stoel). Het rijtuigje bestaat uit een bevallig kuipje voor twee personen dat rust op leren riemen. Aanvankelijk was de sjees eenvoudig en strak van vorm, maar onder de invloed van de Franse Rococo werden de bakjes steeds sierlijker, met gebogen panelen, beschilderingen, snijwerk en kleurige kwasten om aan vast te houden tijdens het rijden.
Break werd Brik
De Engelse ‘break’, in Nederland brik genoemd, kenmerkt zich door de vier ellipsveren boven de wielen, waarop de bak is bevestigd. Een eenvoudiger model is de kaasbrik met een bok voor de koetsier en een ruimte waarin, beschermd door een tentvormig zeil, de kazen naar de markt werden gebracht. Door een brik op te bouwen met een overhuiving tot boven de koetsiersplaats, rondom glazen ramen en een portier aan de achterkant, ontstond de zogenoemde kerkbrik.
In Enkhuizen reed nog tot enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog een kerkbrik die iedere zondag om half tien bejaarde dames ophaalde en naar de kerk bracht. De ouderen in die tijd herinnerden zich hoe in het begin van de 20ste eeuw een toeslee door Enkhuizen werd gesleept om kerkgangers op te halen, compleet met een begeleider met een ‘smeerlap’, die de ijzeren banden vet hield om het glijden over de kinderkopjes te vergemakkelijken.
‘An de reed’
Zwaardere uitvoeringen van de brik werden gebruikt voor het werk op het land, onder meer om het hooi binnen te halen. Een handige uitvinding was de mogelijkheid om met een zogenoemd krangwerk de achterwielen mee te kunnen laten sturen. Op slechte wegen hielp de boer, door zwaar met zijn klomp tegen de dissel te duwen, de paarden door de bochten. Een lichte uitvoering is de speelwagen met een op ijzeren bogen gespannen huif. Als het werk het toeliet, ging de boer met zijn gezin ‘an de reed’, hetgeen meestal een bezoek inhield aan wat verder weg wonende familie. Een speelwagen had vaak prachtig snijwerk in de achterschamel en een hoge achterkant. Vaak werd op de achterkret met krullerige letters een gedicht geschreven in de trant van:
Al die mij ziet
En niet mag lijden
Die keert zich om
En laat mij rijden
Al is de weg
Ook recht of krom
Ik rij maar voort
En zie niet om
Oude rijtuigen in volle pracht tijdens Westfriese zomermarkt
Bronnen
West-Friesland toen en nu
Reacties
Artikel
Elegant bestek uit de Messenmakersstraat
In Schagen is een Messenmakersstraat. Niet officieel, want op de ‘tomtom’ staat hij te boek als de Molenstraat. De naam is afgeleid van de vele slijpmolens die hier ooit stonden om messen en andere gereedschappen te scherpen.
In de volksmond werd het al snel de Messenmakersstraat, want in 1657 woonden en werkten hier maar liefst 33 messenmakers.
Schagen is sinds jaar en dag een echt plattelandsstadje. Het kreeg in 1415 stadsrechten maar is in feite altijd de grote, centrale plaats tussen de dorpjes in westelijk West-Friesland geweest. In Schagen geen rijke bewindhebbers, geen sjieke rijtuigen en VOC-pakhuizen zoals in Hoorn of Enkhuizen, maar koeien en landbouwproducten op markten voor het volk.
Het is daarom des te opvallender dat elegante en kostbaar bewerkte messen en vorken deel uitmaken van de Schager geschiedenis.
Er was een grote markt voor bestek in de 17de en 18de eeuw. Iedereen had een reisbestekje nodig, want als je onderweg wilde eten werd er van je verwacht dat je je eigen mes en vork meenam. Jonge kinderen kregen al snel een eigen bestek. ‘Ter verjaring’ stond er soms op. En het was een echt mooi cadeau want de heften van de messen en vorken waren meestal prachtig bewerkt. De bestekken bleven generaties lang in de familie.
Halve maan
In Zeeland en in Gouda werden ook messen gemaakt, maar de fraaiste exemplaren kwamen uit Schagen. Ze waren eenvoudig te herkennen door de naam Schagen en het merk van een halve maan dat was ingeslagen onder het meesterteken in het lemmet.
Voor de heften werd meestal palmhout gebruikt, omdat dat makkelijk te snijden was. Vrij vaak was er als bekroning van het heft een hondje te zien als een soort handelsmerk van de makers. Sommige exemplaren werden door Schager zilversmeden verrijkt met zilverbeslag en konden worden bewaard in een mooi bewerkte schede.
Maar het was niet altijd makkelijk voor de messenmakers en de onderlinge concurrentie was groot. Er woonden en werkten in de 17de eeuw niet alleen veel messenmakers in de Messenmakersstraat, maar ook op de Loet (toen de Bierkade). Er zijn in de gerechtelijke archieven talloze zaken te vinden over ruziemakende ambachtslieden. In een keur uit die tijd wordt melding gemaakt van vele twisten, crackeelen, ende oneenicheden onder de Basen te ontstaan over het slaen van teykens op hare messen.
Bovendien waren Gouda en de Duitse stad Solingen geduchte concurrenten en in de economisch slechte 18de eeuw werd het gaandeweg moeilijker om je brood in de bestekbranche te verdienen.
Teloorgang
In 1742 woonden er nog slechts vijf messenmakers in Schagen, waarvan twee in de Molenstraat. De Messenmakerstraat ging eraan ten onder. Veel verlaten panden werden gesloopt en de straat raakte in verval. In 1816 was er nog maar één Schager messenmakerij bekend en daar werkte één knecht die slechts vijftien stuivers per dag verdiende.
Voor zover bekend stierf de laatste messenmaker, Cornelis Rensz Kamp, in 1835 op 76-jarige leeftijd. Met hem verdween het eens zo succesvolle messenmakersambacht uit Schagen. Je kunt overigens nog steeds prachtig bestek kopen in Schagen. Mooi bewerkt en van zilver. Maar gemaakt in Solingen, dat dan weer wel.
Cees Bakker- Westfries Genootschap
Bronnen
West-Friesland toen en nu, uitgeverij Waanders
Reacties
Artikel
Algemeen wordt aangenomen dat Schagen als permanente nederzetting teruggaat tot de 10e eeuw. Een plaatsnaam duikt voor het eerst op in de annalen van de abdij van Egmond tussen 977 en 989. Schagen wordt dan 'Scagon' genoemd, later ook 'Scagan' en 'ville Scagha'. Een eerste uitleg voor de herkomst van de naam is opgetekend in de 'Chronyk van de gantsche oude Heerlijkheid van het dorp Schagen', door D. Burger van Schoorel (ed. 1767): 'Van waar dat Schagen zijn naam heeft gekregen, is dit 't gevoel, dat den oorspronk des naams afkomt wegens de meenigvuldige Cagen die onder het District van het Dorp Schagen leggen'. Een kaag is buitendijks land en daar had Schagen inderdaad veel van. Maar Burger van Schoorel's gevoel is achterhaald door feitenmateriaal, waarover hij destijds niet beschikte.
Burger zocht in zoverre in de goede richting, dat een plaatsnaam doorgaans voortkomt uit een woord dat kenmerkend is voor de ligging, of staat voor iets dat opvalt in de omgeving. Er is wel verondersteld dat Scagon verwant is aan het woord 'scheg' ( uitspringende kin) en het Oudnoorse 'skagi' (uitspringende landpunt). Zo is de Deense plaatsnaam 'Skagen' van 'skagi' afgeleid. De naam Schagen zou volgens deze redenering oorspronkelijk de betekenis hebben van 'uítstekend of uítspringend stuk land' of 'landtong'. Dit zou duiden op een directe relatie met de zee. Maar ofschoon Schagen in vroeger tijden inderdaad aan zee lag, wijst niets op het bestaan van een landtong. Een logischer verklaring is te vinden in het boek 'De (mogelijke) betekenis van alle Noordhollandse plaatsnamen' van J. en J. Pannekeet, waarin het volgende staat: 'De vormen Scagon en Scagan wijzen op een 3e naamval meervoud van een woord 'scaga, scage', mogelijk te vergelijken met oudengels 'sceaga', middelhoogduits 'schache' = moerasbos, wildernis van struikgewas en kreupelhout, zodat de plaatsnaam zou duiden op de ligging aan of bij moerasbossen die uit een wildernis van struikgewas en kreupelhout bestaan'.
Scagon, Scagan, Scagha, via diverse verbasteringen is er de plaatsnaam Schagen uit ontstaan. Gekscherend werd het Schagen van de 20e eeuw ook wel Sjikago genoemd, verwijzend naar Chicago ten tijde van Al Capone. In die jaren verschaften roerige dronkemanstaferelen Schagen namelijk de twijfelachtige eer recht te doen aan het alom bekende gezegde 'Beverwijk, De Rijp en Schagen zijn Noord-Hollands grootste plagen'. In het Westfriese dialect is Schagen nog altijd Skagen, omdat de sch-klank als sk wordt uitgesproken. Wie in Schagen geboren en getogen is noemt zich Schagenees, of Skagenees, en onderscheidt zich daarmee van de 'import', die met Schagenaar genoegen moet nemen.
Meermalen is de oorspronkelijke naam van Schagen door instellingen en verenigingen gebruikt voor hun naamgeving. Voorbeelden zijn het voormalige bejaardencentrum Villa Scagha, de zaalvoetbalvereniging (en drievoudig landskampioen) Scagha '66 en de vrijmetselaarsorde Loge Scagha.
Bronnen
BRONNEN:
- Chronyk van de gantsche oude Heerlijkheid van het dorp Schagen (ed. 1767)
D. Burger van Schoorel - De (mogelijke) betekenis van alle Noordhollandse plaatsnamen
J.J. Pannekeet
Hoorn Boekprojectontwikkeling West-Friesland, 1988, 1ste druk
Reacties
Artikel
Inleiding
Op donderdagmiddag 29 augustus 1895 brandde de hervormde kerk op de Markt tot de grond toe af. Terwijl een vlammenzee uit het gewelf laaide, liet de halfuurklok om 17:30 uur zijn geluid nog horen. Een uur na het uitbreken van de brand sloeg de grote torenklok nog één keer. Daarna stort-te hij met donderend geraas omlaag in de toren.
De bijgaande foto toont het Schager raadhuis zoals het er in 1895 bijstond: wit bepleisterd en met een klokgevel. Uit het linkerbovenraam hangen twee ambtenaren, hun werk onderbroken voor de foto van Wilhelm Niestadt. Onder vrouwe Justitia staat een man op een provisorisch plankier, naast de raadhuisklok. Op straat groept nieuwsgierig volk bijeen. Veldwachter Jan Abma bewaakt vanaf het trapbordes de openbare orde. Ervóór een boomstaak in zijn perkje, ontdaan van blad en takken. Wat zien wij hier? En welk verband is er tussen de foto en de kerkbrand?
Hoe laat is het?
De kerkbrand had Schagen niet alleen beroofd van zijn hervormde kerk, maar ook van zijn hartslag. Het grootste deel van de bevolking had geen uurwerk in huis, laat staan een horloge op zak. Ze hadden er het geld niet voor. De kerkklok bepaalde het dagritme van veel mensen. Nu die was gesneuveld wisten de burgers en marktbezoekers niet meer hoe laat het was. Daarom moest terstond een noodvoorziening worden getroffen, lezen we in het gemeenteraadsverslag in de Schager Courant:
'B. en W. zijn door den raad gemachtigd aan het raadhuis een klok te doen plaatsen; terwijl B. en W. tevens zullen overwegen of niet door het op gezette tijden van den dag, luiden van den Raad-huisbel aan ingezetenen en marktbezoekers in het gemis van het torenuurwerk kan worden tege-moet gekomen.'
Een gratis uurwerk van Bertz
Jan Jacob Bertz, horlogemaker aan de Hoogzijde, stelde gratis een uurwerk beschikbaar. Het werd in de gang van het raadhuis opgehangen, achter het venster boven de voordeur. Een bliksemactie van B. en W. Maar dit bedeesde klokje was natuurlijk geen vergelijk met de machtige bimbam in de kerktoren. Een olifant vervangen door een muis. Het volk zag het meesmuilend aan, met het klokje werd de gek gestoken. Onder de naam Tiktak Slinger plaatste een ingezetene het volgende gedicht in de Schager Courant:
'Wie weten wil hoe laat het is, ziet op de Raadhuisklok;
Maar als ze u niet gewezen wordt, dan vindt ge haar met geen stok.
Ze staat daar boven achter glas en wijst den tijd u aan;
Maar als ge dien tijd dan weten wilt, dan moet ge er dicht bij staan.
Ze tikt den ganschen dag en nacht en geeft een schoon geluid;
Maar als ge dat eens hooren wilt, klim dan tot bij de ruit.
Ze slaat ook, is aan mij verteld: De Vries heeft het gehoord.
't Is laster - wie het anders zegt; och vrienden, zegt het voort.
Des avonds is ze niet verlicht. - Ik denk dat was te duur -
Vraag dan den juisten tijd maar aan bij 't Dagelijks Bestuur.'
Kritiek
Dat dagelijks bestuur kreeg in de eerstvolgende raadsvergadering de kritiek te verduren van raadslid Willem Roggeveen: 'Het klokje wat nu voor het bovenraampje van de voordeur is geplaatst komt Spr. zoo nietig voor dat het publiek er niets aan heeft'. Raadslid Jan van der Maaten viel hem bij: 'Het tegenwoordig klokje vindt Spr. een onding'. Burgemeester Berman verdedigde het college met het argument dat het zowel bij Bertz, als bij de weduwe Joh. Denijs, had geïnformeerd naar de prijs van een robuuster exemplaar, maar voor de kosten - 150 gulden - was teruggeschrokken. De raad schrok mee. Een motie van Roggeveen en Van der Maaten 'om het huidige klokje weg te nemen' werd verworpen. Maar daarmee was de kous niet af; het tweetal bleef in de navolgende weken hameren op de noodzaak van een 'soort stationsklok' aan de buitenmuur. Op straat werd het stadsbestuur verkeerde zuinigheid verweten. Er verschenen ingezonden brieven in de krant, zoals:
'Met stellige zekerheid profeteeren wij een in de raadsvergadering door eene groote meerderheid uit te spreken wensch, d.i. het verlangen om het tegenwoordige vermakelijke klokje, dat men bo-ven de raadhuisdeur vinden kan en dat reeds op satirieke wijze door een kreupelrijmer bezongen is, te vervangen door een goed zichtbare UITstekende klok.'
De klok van mej. Denijs
De briefschrijver bleek inderdaad een profeet. Nadat B. en W. nog enkele weken de boot hadden weten af te houden, werd in de raadsvergadering van 17 oktober een voorstel van Van der Maaten 'om de klok van Mej. Denijs te huren voor f 25 per jaar, met 3 tegen 8 stemmen aangenomen'. Een week later werd in een volgend rijm de loftrompet gestoken over de twee, die de stem des volks op waarde hadden geschat:
'Leve Willem Roggeveen en leve Van der Maaten!
Twee zulke kerels in den Raad kan een gemeente baten.
Zij voelden dat de Raadhuisklok een schande was voor Schagen;
Zij waren daarom onvermoeid aan 't jammeren en klagen.
Als Willem sprak dan knikte Jan, of anders sprak hij mede;
Zij lieten Schout en Schepenen geen oogenblik met vrede.
Nu is de nieuwe klok present: ze mag zich laten kijken!
Voor Van der Maaten-Roggeveen moest elk beletsel wijken.'
Nog even naar de foto. Schagens schande is uitgewist. Het plankier, aangebracht om de stationsklok aan de buitenmuur te bevestigen, moet nog worden verwijderd. Het boompje is gestript en zal worden gerooid om wille van een vrij zicht op de tijdwijzer. We kunnen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vaststellen dat de foto is gemaakt om en nabij 24 oktober 1895. Het (h)uurwerk kon na twee jaar dienst terug naar de weduwe Denijs, want op 26 september 1897 was de herbouwde kerk aan de Markt in gebruik genomen. Sindsdien slaat de torenklok weer de maat over Schagens stadskom.
Bronnen
Reacties
Artikel
Het gebied waarin Schagen ligt was ooit een onbewoonbaar kweldergebied, doorsneden door waterlopen en onder voortdurende invloed van de zeegetijden. Achter de lage zandwallen die de zee door de eeuwen opwierp zette het vloedwater klei af waarop zich veen vormde, dat weliswaar voor bewoning geschikt was, maar door bewerking ook steeds weer inzakte en overspoeld raakte.
De eerste bewoningssporen die in Schagen zijn aangetroffen stammen uit de vroege bronstijd (2000–1800 v Chr.). Maar van permanente bewoning is dan nog lang geen sprake. Ook uit de ijzertijd (800–0 v Chr.) zijn archeologische sporen bekend. Verhogingen in het landschap tussen Schagen en Medemblik, zogenaamde kreekruggen, vormden een aantrekkelijke vestigingsplaats. De bevolking beoefende met landbouw en veeteelt een gemengd boerenbedrijf.
In Schagen en omgeving zijn ook uit de Romeinse tijd verschillende nederzettingen gelokaliseerd. Het gebied lijkt dan dicht bewoond, totdat het aan het einde van de derde eeuw zo goed als ontvolkt raakt door de toenemende wateroverlast. Pas enkele eeuwen later zou het opnieuw worden bevolkt, met name op de nederzettingen uit de Romeinse tijd, die relatief hoog lagen. In Schagen is op enkele plaatsen aangetoond, dat op een nederzetting uit de Romeinse tijd een middeleeuwse woonplaats is ontstaan. De bevolkingsdichtheid was laag. Maar naarmate deze weer toenam, gingen mensen op zoek naar nieuwe gronden. Zij vestigden zich in het veen, in Schagen vermoedelijk in de 8e eeuw.
Het grondgebied van de huidige gemeente Schagen is vanaf de vroege middeleeuwen permanent bewoond. De grote wateroverlast die in het gebied heerste, maakte dat de bewoners zich vooral vestigden op de kreekrug aan de oostzijde van het huidige Schagen. De wateroverlast was echter zo groot, dat men zelfs op deze rug terpen opwierp. Rond Schagen lag een groot aantal bewoonde terpen. Ook kleine gehuchten als de Keins, Lutjewal, Tjallewal en Avendorp zijn op terpen ontstaan. De terpen in Schagen zelf werden aangelegd in de late middeleeuwen, toen de wateroverlast weer eens groot was. In de 13e eeuw kwam de Westfriese Omringdijk tot stand. Deze beschermde West-Friesland tegen de zee, die het gebied aan drie kanten omringde. Maar beveiligd tegen doorbraken was men nog lang niet.
In en om Schagen zijn nog altijd vele terpen in het landschap zichtbaar. De meest in het oog springende is de terp Avendorp, die zo'n 3 meter hoog is. Niet alle terpen zijn bewaard gebleven. Zij werden in latere eeuwen dikwijls afgegraven om de grond te gebruiken voor activiteiten elders. Van Avendorp bijvoorbeeld, waarop aan het begin van de 19e eeuw nog een viertal huizen stond, is bekend dat het in 1827 deels is afgegraven om de begraafplaats van Schagen op te hogen.