Artikel
Een echte Schagenaar voelt zich pas op zijn gemak als hij van verre ‘zijn’ twee torens in het vizier krijgt: die van de neogotische Christoforus of Christoffel aan de Gedempte Gracht en de renaissance-achtige toren van de Grote Kerk op de Markt.
Tot aan de vernietigende brand in 1895 stond op die plek de ‘oude’ Christoforus, vernoemd naar de patroonheilige die de heren van Schagen in de 15de eeuw meenamen uit Beieren, hun land van herkomst.
In de bijruimten van de Grote Kerk is een serie foto's te zien van de middeleeuwse Christoforuskerk die door onvoorzichtigheid van een loodgieter totaal uitbrandde. Dat was een ramp. Niet alleen ging het gehele kerkinterieur verloren, preekstoel, herenbanken en orgel, maar gelukkig bleef het archief grotendeels gespaard.
Boven: exterieur ca. 1890
Onder: interieur in 1795
De kerk in 1895 na de brand
Praalgraf
De brand verwoestte ook het praalgraf van heer Johan van Schagen en zijn vrouw Anna. Dat monument was vergelijkbaar met de praalgraven in Veenhuizen en Spanbroek. Tevens sneuvelde een aantal grafstenen.
De steen van het praalgraf van Johan en Anna na restauratie
Nieuwbouw
Had in onze ogen de kerk kunnen worden gerestaureerd, aangezien de muren waren blijven staan, de beslissing viel anders uit. Er kwam een nieuw gebouw. Architect van deze gemengd neogotische en-renaissancistische kerk was J.A.G. van der Steur (1865-1945); die later bekendheid verwierf als de bouwheer van het Haagse Vredespaleis.
De Grote Kerk heeft allure, vooral aan de buitenkant. Venstertraceringen, natuursteenblokken, pinakels en reeksen dakkapellen met een toren waarvan de spits een reconstructie is van de verbrande kerk. Wel wisselde bij de nieuwbouw de toren van plaats: hij verhuisde van de westkant, zijn traditionele plek, naar de oostzijde.
Het interieur wordt gedomineerd door het liturgisch centrum: het Van Damorgel met een daarbij aangepaste preekstoel en lessenaar. De ramen tonen weids. Toch wordt de ruimtewerking teniet gedaan doordat halverwege de kerk een houten scheidingswand is geplaatst om de bouw van diensten vergaderruimten mogelijk te maken.
Christoforus aan de Gracht
De katholieken hebben zich na de overwinning van de protestanten in de 16de eeuw hun patroon Christoffel niet laten afnemen. Aan het einde van de (Gedempte) Gracht kwam weldra een schuilkerk met die naam.
In 1883 verrees de huidige neogotische kruisbasiliek, wederom een Christoforuskerk, een fors gebouw, ontworpen door Alfred Tepe (1840-1920), architect van tientallen katholieke kerken.
In tegenstelling tot de strakke, eenvoudig gehouden buitenkant is er binnen in de kerk veel te beleven. Met ruim gebouwde kruisgewelven, kruiswegstaties, een neogotisch hoogaltaar en een werkelijk schitterende barokke preekstoel, afkomstig uit een Antwerps atelier, door een rijke pastoor indertijd aan de kerk geschonken.
Een stoer Christoffelbeeld, compleet met knoestige stok en met het frele Jezuskind op de schouder, werd in de jaren zestig onder de preekstoel vandaan gehaald en elders opgesteld. De kerk bezit een landelijk beroemd geworden drieklaviers Engels orgel, gebouwd door John Nicholson voor de anglicaanse Mary Magdalenchurch in Worcester. Omstreeks 1980 werd het door Schagen aangekocht.
De gebrandschilderde ramen tonen voorstellingen van Nederlandse heiligen en gebeurtenissen uit de katholieke kerkgeschiedenis. Het is alsof de opdrachtgevers hiermee wilden laten zien dat katholieken ook ware vaderlanders zijn, met een geschiedenis die veel verder teruggaat dan de Reformatie.
Bronnen
- West-Friesland toen en nu
Uitgeverij Waanders - Archief website Westfries Genootschap, onderdeel West-Friesland toen en nu
Reacties
Artikel
Schagen's Westfriese folkloremarkt is even oud als zijn huisorkest. Want met de allereerste optocht in 1953 reed het al mee. Daarin mocht een boerenkapel niet ontbreken, vond mede-oprichter Gert Pater. Wie dat moesten worden wist hij ook al. In die jaren was Jaap Manneveld met zijn band De Caballero's een populaire act in de regio. Manneveld en zijn mannen waren er gelijk voor te porren. Pater gooide een folkloristisch sausje over ze heen: een blauwe kiel met rode zakdoek, een platte pet en klompen. En hij bedacht een meer geschikte naam. De Uienhoop was geboren.
Het was een schot in de roos. De aanstekelijke muziek was al van ver te horen en zo kondigde de optocht zich aan, ruim voordat er ook maar een kar of paard in zicht was. De toeristen maakten alvast ruimte en stelden zich op in brede hagen, als wielersupporters in afwachting van het Tourpeloton. Zo was het toen en zo is het nog altijd. 'We zitten hoog', zegt de tegenwoordige kapelmeester Dick Langendijk, 'dus om ons heen kunnen we het publiek goed zien. Het is iedere keer weer een genot om mee te maken hoe enthousiast ze reageren op wat we spelen. Ons repertoire komt helemaal uit grootmoeders tijd en iedereen kent het. We spelen drie potpourri's, met bekende nummers waarvan we de volgorde uit ons hoofd kennen. Wel wisselen we elke week de volgorde van de potpourri's, anders horen de vaste kraamhouders alle weken hetzelfde deuntje. Want de optocht gaat stipt om kwart voor elf van start.'
Dick Langendijk viert dit jaar zijn vijfentwintigjarig jubileum in De Uienhoop. Hoe kwam hij bij de club? 'Ik werd gebeld of ik belangstelling had voor de accordeon van Wim Burger, die kort daarvoor was overleden. Burger had vanaf het begin in De Uienhoop gespeeld. Ik moest er even over nadenken. Nadat ik had besloten zijn instrument over te nemen kwam de vraag of ik dan ook niet zijn plekje wilde innemen. Ik moest voorspelen voor Jaap Manneveld en die vond het mooi, dus we waren er snel uit. De sfeer onder de jongens was geweldig. We kwamen op tijd naar de Muziektuin en gingen dan alvast op de kar naar het beginpunt op de Nieuwe Laagzijde. Daar deden we gezellig een koppie bij Bonnie's Place voordat we aan de bak moesten. En als we klaar waren aten we samen bij Peetoom een uitsmijter. Jammer genoeg is dat over geraakt. We kregen een paard voor de kar dat te nerveus was om een half uur voor het café te staan wachten. Dus de koffie vooraf schoot erbij in. En dat is met de uitsmijter ook gebeurd, want Peetoom is voor onze saxofonist te ver lopen vanaf de Muziektuin. Hij is negenentachtig en slecht ter been, maar hij toetert nog lekker. En hij is er dit seizoen ook vijfentwintig jaar bij, dus dat wil hij vanzelf nog meemaken.'
Het repertoire van de Uienhoop schat Langendijk op wel honderd nummers. 'Het viel niet mee om daar alle bladmuziek van bij mekaar te krijgen. Bij toeval vond ik een hele potpourri op een rommelmarkt in Rotterdam. De bladmuziek hebben we trouwens enkel nodig als we een invaller hebben. Zelf spelen we niet van blad. Jaap Manneveld zei me al dat ik op het gehoor moest spelen en zo doen we het. Die nummers zitten er bij ons zo in, we hoeven niet eens te repeteren. Het zijn allemaal marsen en meezingers. In 2003 vroeg Joop Schilder ons of we er een cd van wilden opnemen. De studiokosten werden gesponsord door de Heeren van Scagen en de opbrengst is ten goede gekomen aan de Stichting Westfriese Folklore. Vorig jaar vroeg Joop ons voor een tweede cd. Die hebben we opgenomen op de zolder van Vreeburg. Henk Bakker zorgde voor de techniek en Piet Wit heeft er de foto's bij gemaakt. Dit keer dus geen strakke studio-opname, maar het originele geluid, precies zoals we het op de kar spelen. Hij stond erop in een poep en een scheet. De verkoop heeft de stichting alweer vijftienhonderd euro opgeleverd, maar hij is nog niet uitverkocht. Dus als er nog lezers zijn die een steentje willen bijdragen, ga naar: www.uienhoop.nl.
Bronnen
Reacties
Artikel
In het jaar 1868 brachten de auteurs Jacob van Lennep en Jan ter Gouw onder de titel 'De Uithangteekens' een geschiedkundig standaardwerk uit over de afbeeldingen en teksten op uithangborden, gevelstenen etc. waar dan ook in Nederland. Ter voorbereiding op dit immense werk hadden zij, schriftelijk en in dagbladen en tijdschriften, de Nederlandse bevolking gevraagd bronmateriaal in te zenden. De auteurs werden overstelpt met reacties. Onder de talloze organisaties en personen die bouwstenen voor het boek hebben aangeleverd staat op pagina 14 vermeld Gerhardus Langenberg. Kan dit de Gerhardus Langenberg zijn geweest die tussen 1878 en 1889 burgemeester van Schagen was? Waren het andere stadsgenoten? In elk geval heeft Schagen het aan de toenmalige inzender(s) te danken dat in dit 991 pagina's tellende, vermakelijke, boek de volgende vermeldingen zijn opgenomen.
Pagina 178:
Zoo kwam te Amsterdam al in de 17de eeuw op 't Rok-in bij de Beurs een koffiehuis de Beurs, nevens de Nieuwe Kerk, waarvan de toren in de steek bleef, een Onvolmaakte Toren, en bij 't Postkantoor de Koerier. Herbergen, bij markten gelegen, hadden de afbeelding dier markt, of een zinspeling op 't geen daar verkocht werd, uithangen. Zoo ziet men nog op den hoek der Rosmarijnsteeg een schilderijtje van de Boom- en Bloemmarkt, dat schier onkenbaar is geworden – en ook niet meer herkend behoeft te worden, nu die eenmaal zoo bloeiende en druk bezochte markten zelve verdwenen zijn. Op de Groenmarkt waren er verscheidene, onder andere de Nobele Groenmarkt; bij de voormalige Ossemarkt zag men het Boertje van Schagen en de Liggende Os uithangen, en bij de
Varkenmarkt weleer Spek en Ham.
Pagina 631:
En terzelfde tijde opende een Schagerboer een kroeg bij de Amsterdamsche Ossenmarkt en hing almede zich zelven uit; doch zijn rijm is te gelijk met het oude uithangbord verloren geraakt; terwijl alleen de naam 't Boertje van Schagen overbleef.
Pagina 651:
Voor een luifel te Schagen stond een boer geschilderd, die schreide bij zijn stervende koe, met het bijschrift:
In de Bedrukte Boer
Zie hoe die arme duivel krijt,
Omdat zijn koe op sterven leyt.
Ik wed hij wis zijn wyf wel voor de koe zou geven;
't Wyf doet maar quaet: de koe geeft melk om van te leven.
Pagina 825:
Een hoefsmid te Schagen had het Witte Paard op zijn luifel en daaronder:
In 't Witte Paard worden de paarden haar hoeven met ijser beslagen,
Dat men de menschen dat meê kon doen, zij hoefden dan geen schoenen te dragen.
Het zou alleraardigst zijn te weten wie 't Boertje van Schagen was, wie de Bedrukte Boer en wie de hoefsmid van het Witte Paard.
Het boek 'De Uithangteekens' werd in 1868 uitgegeven door Gebroeders Kraay in Amsterdam. De tekst is integraal te lezen op www.dbnl.org/tekst/lenn006uith01_01/downloads.php.
Bronnen
Reacties
Artikel
Een foto van het echtpaar Oudshoorn, van 1862 tot 1915 met hun gezin huizend in de oostelijke slottoren. Oudshoorn was bijna veertig jaar Schagen's veldwachter, van 1856 tot zijn pensionaat in 1894.
Jan Oudshoorn was in 1822 geboren in Veur (ZH). Op zijn 33ste trouwde hij in Voorschoten met de 19-jarige Dirkje Akerboom. Twee maanden erna werd Lena, hun eerste kind, geboren. Nog dezelfde dag stierf het. Jan was landbouwer, maar gooide het roer om. In 1856 solliciteerde hij naar de functie van gemeenteveldwachter in Schagen en werd aangenomen. Met Dirkje kwam hij te wonen aan de Lagezijde D 103A. Daar begonnen zij aan een schare kinderen, waarvan er - inclusief de eerste Lena - vier kort na de geboorte overleden, voordat op 10 april 1863 het eerste blijvertje in de wieg viel: Leendert. Jan en Dirkje waren net verhuisd naar de westelijke slottoren. Dat Leendert hun eerste gezonde baby was, zullen ze misschien hebben opgevat als een zegen op hun nieuwe woning. Daarin vergisten zij zich dan. Op de zeventien kinderen die Dirkje tussen 1855 en 1882 ter wereld bracht, bleken er twaalf niet levensvatbaar. Het was niet de enige deernis die ze te dragen zouden krijgen.
Zedelijke plicht
Het jaar 1894 zou het jaar worden van zijn afscheid uit de publieke dienst, hoopte Jan Oudshoorn. Hij had twee jaar eerder tijdens het werk zijn been gebroken en liep moeilijk. Zijn dagdiensten van 's morgens acht tot 's avonds half elf vielen hem te zwaar. Hij was 72 en diende in mei 1894 bij B. en W. een schriftelijk verzoek in 'om eervol ontslag tegen 1 Juli e.k. met behoud van pensioen en vrije woning en gebruik van den tuin'. Op 3 juni werd zijn brief in de gemeenteraad behandeld. Burge-meester Berman brak een lans voor de 'veteraan onder de gemeenteambtenaren. Wordt deze man nu geen pensioen toegelegd, dan moet hij in functie blijven, ook al nemen zijn krachten nog zo af, of hij zal genadebrood moeten eten, al klopt hem het hart nog zo fier in de borst'. De raad was het met haar voorzitter eens dat op haar 'de zedelijke plicht' rustte het verzoek van Oudshoorn in te willigen.
Aangename besparing
Zorgen had de raad echter over de vervanging van Oudshoorn. Sinds de geweldsuitbarstingen van 1888 rond de gemengde verkering van Guurtje Borst (lees het boek 'Het keiengericht'), was naast Oudshoorn een tweede veldwachter aangesteld in de persoon van Jan Abma. Die dubbele bezetting drukte zwaar op de gemeentekas. Als Oudshoorn vervangen zou worden en hijzelf een pensioen moest krijgen, namen de lasten nog verder toe. Besloten werd om een half jaar aan te zien of Abma de kar alleen kon trekken. De burgemeester was van mening dat de na 1888 verdubbelde politiebezetting wel weer gehalveerd kon worden en de raad volgde hem. Het wegvallen van Oudshoorn's salaris van 450 gulden per jaar, in ruil voor een pensioen van 250 gulden, leverde de gemeente een aangename besparing op. De oude veldwachter kreeg, voorafgaand aan zijn pensionering, zes maanden verlof met behoud van salaris, tot het eind van Abma's proeftermijn. Wel bleef hij nog aan als cipier.
Rampspoed en verdriet
Tijdens zijn half jaar verlof, dat Jan Oudshoorn een last van zijn schouders had moeten nemen, werden hij en zijn vrouw bezocht door twee oude bekenden: rampspoed en verdriet. In augustus werd hun schoonzoon Klaas Rootjes, gemeentesecretaris in De Bilt, betrapt op het vervalsen van gemeeteobligaties en in voorarrest geplaatst. Kort tevoren had op 11 augustus Klaas Boes Schagen verbijsterd met zijn gruwelijke moord op de weduwe Beute en haar nichtje Anna Beijers (lees het boek 'Spijkers in de spaarpot'). Ook de veldwachter buiten dienst en zijn vrouw zullen onthutst zijn geweest. Maar de klap kwam pas toen Klaas Boes bekende zijn moordplannen te hebben beraamd met zijn vriend Jan Oudshoorn junior, 16 jaar en nog thuiswonend. Het was een dolkstoot in de rug van zijn vader en moeder. Hun jongste zoon met wie ze dagelijks aan tafel zaten, die sliep onder hun dak, die zij hadden opgevoed, handlanger van een moordenaar. In januari 1895 werd junior opgepakt. In het gevang overdacht hij niet alleen zijn zonden, maar hield ook het lot van zijn zwager hem bezig, blijkens een brief aan zijn ouders: '... Lieve Ouders als U mij schrijft zal U dan ook schrijven hoe het met Rootjes afgekomen is want ik ben er erg nieuwsgierig naar. ...' De veroordelingen kwamen kort na elkaar. Klaas Rootjes kreeg drie jaar cel en Jan Oudshoorn junior achttien maanden. Dat de één een schoonzoon en de ander een zoon was van de veldwachter, maakte de schande voor Oudshoorn en zijn vrouw extra zwaar te dragen. Dirkje schreef haar zoon: '... o Jan, al had God u zich tot hem genomen, had het ons niet erger aan kunnen doen...'.
Staatsieportret
De angstgolf van de dubbele moord deed de gemeenteraad, net als in 1888, schielijk beslissen dat Schagen aan één politieman niet genoeg had. Naast Jan Abma werd in oktober 1894 de uit Warmenhuizen afkomstige Maarten Hoogland als tweede veldwachter geïnstalleerd. Jan en Dirkje Oudshoorn kregen royaal de tijd om hun verdriet en schaamte te doen slijten. Jan overleed op 91-jarige leeftijd, Dirkje op haar 92ste. Ze overleefde vijftien van haar zeventien kinderen.
Terug naar de foto van de veldwachter en zijn vrouw. Ze poseren voor de deur van hun woning. Jan een tikje zwierig in zijn zondagse pak. Dirkje in somber zwart, een in memoriam aan de elf kinderen die ze al had moeten begraven. Dit is een staatsieportret. De compositie geeft een treffend tijdsbeeld. Dirkje's zittende houding symboliseert de ondergeschiktheid aan haar echtgenoot, het breiwerk de dienstbaarheid aan haar gezin. Ik houd het erop dat de echtelieden hier de dato 19 oktober 1880 stilstaan bij hun 25-jarig huwelijk. Hij was toen 58, zij bijna 45.
.
Bronnen
BRONNEN:
Reacties
Artikel
Verzet in WO II, versnippering
Een grote hoeveelheid Nederlanders hebben zich op alle mogelijke manieren, vaak met gevaar voor eigen leven, tegen de Duitsers verzet. Hoeveel is moeilijk te bepalen. Actief waren zeker 45.000 mensen, die wellicht, in stilte, door honderdduizenden anderen gesteund werden. Zo'n 20.000 mensen werden door de Duitsers opgepakt.
Het verzet kende vele vormen. In feite waren er over Nederland verspreid talloze ondergrondse bewegingen die meestal onafhankelijk van elkaar opereerden. Om er maar een paar te noemen: de Landelijke Organisatie/Knok Ploeg (LO/KP), de Raad van Verzet (RVV) en de Orde Dienst (OD). Door hun uiteenlopende politieke, godsdienstige en regionale bloedgroepen was er veel onderling wantrouwen. Samenwerken had daarom geen prioriteit.
Anoniem
In maatschappelijk opzicht bleven de deelnemers aan het verzet anoniem. Zij leefden een bestaan waarin onopvallendheid en geheimhouding van levensbelang was. Het verraad lag op de loer. Frusterend was het voor velen dat er na de bevrijding plotseling aanzienlijk meer mensen in de blauwe overal van het verzet rondliepen. Men kon ook erg gemakkelijk beweren verzetsstrijder te zijn, omdat men elkaar niet kende. Men opereerde onder schuilnaam, want het was beter elkaar en elkaars missie niet te kennen.
Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO)
Medio 1943 kwam in onze regio o.a. de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers van de grond. Volgens het Rijks Instituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD, het later NIOD )was in onze regio eén van de hoofdfiguren, Demmers, aanwezig op een vergadering gehouden te Warmenhuizen ten huize van Jan Beemsterboer. Jan Beemsterboer, Jan Tesselaar en Rein Posthuma werden in de LO opgenomen. Jan Sinnige, van de Regentenstraat uit Schagen, werd districtsleider van een omvangrijk gebied: Schagen, St. Maarten, Harenkarspel, Warmenhuizen, Langedijk, Zijpe, Anna-Paulowna, Texel en mogelijk iets later Schoorl en Bergen. Na de arrestatie van Jan Sinnige en Jan Beemsterboer op 23 april 1944 werd het district verdeeld en kreeg Zijpe en Schagen een nieuwe districtsleider, Piet Ott uit Schagerbrug. Rein Posthuma bleef onder-districtsleider in het district Schagen/Warmenhuizen, dat ongeveer het voormalige Geestmerambacht omvatte.
Binnenlandse Strijdkrachten (BS)
Naarmate de bevrijding in zicht kwam probeerde de Nederlandse regering in Londen structuur en coördinatie in het verzet aan te brengen. In september 1944 werden de zogenoemde Binnenlandse Strijdkrachten (BS) opgericht met als hoogste leider Prins Bernhard. De bevelvoerder in Noord-Holland werd overste Wastenecker. Doel was de geallieerden in hun opmars te steunen door de Duitsers zo veel mogelijk schade toe te brengen.
In de praktijk zijn de BS amper aan vechten toegekomen. De politieke verschillen bleken onoverbrugbaar. Veel commandanten hadden het drukker met ruziemaken en eigen legertjes vormen dan met de werkelijke strijd. Dat werd nog eens versterkt door een nijpend tekort aan wapens en een gebrek aan ervaring. De acties droegen nauwelijks bij aan de geallieerde oorlogsinspanning, maar brachten wel onschuldige omstanders in gevaar.
De praktische betekenis van het verzet
Het verzet gaf veel mensen hulp in tijden van onderdrukking, honger, angst en dwangarbeid. Het hielp de moraliteit hoog houden. In praktische zin is natuurlijk het uiteindelijke positieve resultaat van het verzet bepalend.
Het is duidelijk dat hulp verlenen aan onderduikers een positief resultaat opleverde: iedere Jood, illegaal of gecrashte piloot die op die manier kon worden gered, was er één.
Hetzelfde gold voor persoonsbewijzen vervalsen en distributiekantoren overvallen.
De effectiviteit van andere verzetsdaden, zoals illegale bladen drukken en verspreiden, was minder meetbaar.
Drie soorten verzetsdaden hadden een twijfelachtig resultaat of werkten zelfs averechts. Dat waren sabotage, liquidatie en staking.
Sabotage
In de eerste bezettingsjaren werden soms telefoonkabels doorgesneden of spoorrails vernield. De NS-directie sprak van ‘sabotagegevallen met een dilettantisch karakter’.Toch waren zulke lichte vormen van sabotage gevaarlijk voor de plegers en onschuldige burgers. In Enschede werden als represaille 105 Joden op transport gezet naar concentratiekamp Mauthausen.
In de zomer van 1942 meer dan 1400 politici en notabelen in het rooms-katholieke seminarie Beekvliet in Noord-Brabant geïnterneerd. De hoogste Duitse militair in Nederland, luchtmachtgeneraal Friedrich Christiansen, verklaarde dat deze gijzelaars met hun leven zouden betalen voor daden van het verzet.
Desondanks werd op 7 augustus 1942 een bomaanslag gepleegd op een trein vol Duitse soldaten. Die mislukte, wel werd een Nederlandse spoorwegbeambte gedood. Op 14 augustus schoten de Duitsers vijf gijzelaars dood. De volkswoede keerde zich nu tegen de bezetter, waardoor deze voorzichtiger werd met de executie van gijzelaars. Represailles werden voortaan voltrokken aan (politiek) gevangenen, Joden en toevallige omstanders.
Op 13 oktober 1943 stak de Nederlandse Volksmilitie (NVM) in Den Haag een opslagplaats van de Wehrmacht voor hooi en stro in brand. Als represaille sloten de Duitsers ongeveer zeshonderd, grotendeels communistische Nederlanders op in concentratiekampen. Omdat er ook twee Joodse werknemers van de Hollandia-fabrieken in Amsterdam bij de NVM bleken te zitten, werden bovendien tweehonderd Joodse arbeiders met hun familieleden – in totaal meer dan achthonderd personen – opgepakt en naar Westerbork gevoerd. Een gigantische prijs voor een paar kuub vernietigd paardenvoer.
De overval op een Duitse militaire auto in de bossen rond Putten op 30 september 1944 werd berucht. Er ging van alles mis, waardoor de inzittenden de kans kregen terug te schieten en te ontsnappen. Vervolgens werd de auto op de plaats van de hinderlaag achtergelaten. Begin oktober 1944 werden 661 mannen opgepakt en naar concentratiekampen gebracht; 522 haalden de bevrijding niet.
Na een aanslag op een seinhuisje bij station Amersfoort op 3 februari 1945 kregen twintig kampgevangenen de kogel.
Hetzelfde lot ondergingen de 263 gevangenen na een aanslag, op 6 maart 1945 bij de Veluwse uitspanning De Woeste Hoeve, op een Duitse auto, die SS-chef Hanns Albin Rauter vervoerde.
De bloedige represailles, zonder noemenswaardig resultaat, brachten de BS in verlegenheid. Dergelijke acties kwamen daarna bijna niet meer voor.
Liquidatie
Ook liquidaties hadden wraakacties tegen weerloze burgers tot gevolg. Liquidatie kwam pas vanaf het midden van de WO II op grote schaal voor.
Op 5 februari 1943 pleegde de verzetsgroep CS-6 een geslaagde aanslag op generaal Hendrik Seyffardt, commandant van het Nederlandse vrijwilligerslegioen dat met de Duitsers vocht tegen de Sovjet-Unie. De regering in Londen verklaarde op 13 februari via Radio Oranje: ‘Landverraders worden berecht na de oorlog, op voet van een bijzondere rechtspraak naar de wet. Eigen rechter spelen is uit den boze.’ CS-6 trok zich hier niets van aan. In volgende maanden liquideerden zij meerdere hoge NSB’ers. Rauter reageerde door voor elke omgebrachte persoon minstens drie Nederlanders te doden. Deze Silbertanne-acties zaaiden grote paniek, mede door de Duitse praktijk om burgers die zich toevallig rond de plek van een aanslag ophielden standrechtelijk te executeren. De lijken moesten tot zonsondergang op straat blijven liggen.
Zo zijn honderden onschuldige Nederlanders indirect het slachtoffer geworden van liquidaties. Volgens de studie Recht op wraak. Liquidaties in Nederland 1940-1945 van Jack Kooistra en Albert Oosthoek hebben verzetslieden in totaal minstens vijfhonderd geslaagde liquidaties gepleegd. Eén vijfde daarvan viel in de categorie ‘bedrijfsongevallen, dubieuze aanslagen en misverstanden’. Zo werden boven op de indirecte slachtoffers nog eens honderd onschuldige mensenlevens verspild.
Stakingen
Er zijn drie belangrijke stakingen geweest.
De eerste: de Februaristaking van 1941. Toen de Duitsers in Amsterdam 425 Joden oppakten en commun isten opriepen tot een proteststaking, legden op 25 februari veel arbeiders het werk neer. De Duitsers drukten het protest hardhandig de kop in. Negen mensen kwamen op straat om, drie stakers en vijftien gevangen verzetslieden werden geëxecuteerd. De 425 gearresteerde Joden werden versneld naar Mauthausen gestuurd. Volgens historicus en oud-directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) Hans Blom heeft de Februaristaking er zelfs indirect toe bijgedragen dat de Jodenvervolging in Nederland voor de Duitsers verder gesmeerd verliep. De bezetter besefte nu dat openlijk geweld tegen de Joden risico’s met zich meebracht. ‘Het vervolgingsproces voltrok zich verder vooral sluipenderwijs en bureaucratisch zo veel mogelijk buiten het zicht,’ schreef Blom.
De tweede: de grote staking van 29 april 1943. In het noorden, oosten en zuiden van het land legden duizenden het werk neer uit protest tegen het feit dat de Duitsers oud-militairen van het Nederlandse leger opnieuw in krijgsgevangenschap wegvoerden. Als represaille liet Rauter tachtig mensen fusilleren.‘Onbezonnen heldhaftigheid,’ oordeelde de hoofdredacteur van het illegale Vrij Nederland, Henk van Randwijk. Meer over de april-staking
De derde: de Spoorwegstaking van 17 september 1944 werd uitgeroepen door de regering in Londen. Doel was het Duitse leger vleugellam te maken en zo de geallieerde aanval over de grote rivieren te ondersteunen.Die aanval mislukte, maar de staking ging door. De Duitsers ondervonden er slechts een week lang hinder van. Wat echter stil bleef staan waren de treinen met voedsel en brandstof voor de Nederlandse bevolking. Daarmee was de Spoorwegstaking een van de oorzaken van de Hongerwinter.
Tot slot
Het onderzoek naar de praktische betekenis van het verzet tijdens de Duitse bezetting is nog niet integraal van de grond gekomen. Hans Blom heeft in verscheidene publicaties en lezingen een voorzet gegeven. Ook recente deelstudies over specifieke verzetsacties gaan op deze vraag in.
Geraadpleegd:
Historisch Nieuwsblad 4-2006
Maarten van Buuren in Trouw van 26.11.2011
Wikipedia: Nederlands verzet in WO II