Artikel
Piet Gootjes
Pieter Gootjes, geb. 27 februari 1916 te Schagen, overleden 30 maart 1958 te Winkel.
Gehuwd met E. Kooij.
Beroep: opzichter bij de Provinciale Inkoopcentrale Akkerbouwproducten
Piet Gootjes nam het Duitse juk niet zonder verzet, en had te maken met het onderbrengen en verzorgen van onderduikers en het voor de illegaliteit achterhouden van voedselvoorraden. Piet Gootjes was een intelligente, voorzichtige knaap, die zeer principieel was. Wat hij deed, deed hij omdat hij het niet langer meer nam. De overheersing door de Duitsers was hem een doorn in het oog. Onderduikers waren Piet Gootjes niet vreemd. Op de boerderij aan de toenmalige Tjallewal (nu Bonkelaarsdijk) in Schagen, waar vader en moeder Gootjes zes zoons en drie dochters opvoedden, hielden zich al vrij vroeg in de oorlog regelmatig mensen om een of andere reden schuil voor de Duitsers.
Piet Gootjes werkte vanaf 1940 als opzichter bij de Provinciale Inkoopcentrale Akkerbouwproducten. Deze "tarwe organisatie" regelde de voedselvoorziening. Akkerbouwers moesten er opgeven wat ze hadden gedorst en hadden de plicht, dat in te leveren bij door de regering (later de Duitsers) aangewezen "opslaghouders": graan- en fouragehandelaren. De centrale gaf door hoeveel graan naar de meelfabrieken moest worden vervoerd. Het was de taak van Piet Gootjes toezicht te houden bij het verladen van graan in schuiten. Soms gaf Piet Gootjes aan dat "er weer een paar baaltjes tussen wal en schip moesten vallen". Die baaltjes, het waren er nooit veel, bleven achter en werden door andere mensen dan weer opgehaald. Piet Gootjes deed voor de buitenwereld geweldig zijn best bij het verladen, maar ondertussen. Er stond bijvoorbeeld 30.000 kilo graan op papier, en er werd 29.440 kilo graan gelost. Her verschil verdween naar de burgers en de ziekenhuizen in de omgeving. Uiteraard bleef de lading op papier kloppen.
Andere activiteiten van Piet Gootjes lagen op het organiserende vlak. Rond Kerstmis 1944 was Gootjes een van de mensen die contact zochten met de ambtenaren van het gemeentesecretarie van Winkel. Er werd besproken hoe ze het bevolkingsregister van Winkel in handen konden krijgen. In verband met de algemene Arbeitseinsatz mochten de Duitsers die gegevens niet hebben. Er is toen afgesproken dat de knokploeg de betreffende ambtenaar ’s nachts van bed zou halen en onder bedreiging naar het gemeentehuis zou voeren. Zo is ook gebeurd in januari. Piet Gootjes was niet bij de uitvoering betrokken. Dat waren mensen uit Kolhorn. Op een uit 1944 daterend legitimatiebewijs van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) is te lezen dat Piet Gootjes plaatselijk leider in en rond Winkel was. Daar had de geboren Schagenaar zich na zijn huwelijk in 1943 gevestigd.
Vooral de laatste jaren van de oorlog was Piet betrokken bij hulp aan onderduikers. Gootjes woonde toen in een klein woonhuis aan de Bosstraat in Winkel, waar veelal ‘s avonds laat onderduikers werden langsgebracht. In Winkel waren heel weinig Duitsers, maar het bleef riskant. Dezelfde avond werden de onderduikers verder begeleid naar bekende onderduikadressen. Hij zorgde ook voor bonkaarten en kwam zo af en toe eens langs. In 1958 overleed Piet Gootjes op 42 jarige leeftijd.
Bronnen
Reacties
Artikel
In het jaar 1824 kwam met het Noordhollands kanaal een belangrijke transportader tussen Amsterdam en Den Helder tot stand. Dit kanaal ging letterlijk en figuurlijk aan Schagen voorbij, want het liep buiten de Westfriese Omringdijk. Schagen drong al vanaf 1825 aan op een open waterverbinding tussen Schagen en de Zijpe. Men zag in de omringdijk een 'Chinese muur, die de vrije ontwikkeling van de meest belangrijke takken van volksbestaan tegenhoudt'. Meer dan een eeuw zou Schagen nog smachten naar de stoomvaart en over water afhankelijk blijven van de trekschuit.
In 1929 brak een wereldwijde economische crisis uit, met ook in Schagen en omgeving massale werkloosheid tot gevolg. Daar lag een kans, want de overheid bestreed de crisis onder meer met investeringen in de infrastructuur. Het al zo lang gewenste kanaal van De Stolpen naar Kolhorn zou maar liefst twee jaar werk verschaffen voor 150 man. Meer werkgelegenheid nog was te verwachten van de aanleg van bruggen, sluizen en de Schager haven. Maar de belanghebbenden, het rijk en de provincie werden het niet eens.
Toch kwam het kanaal er, al moest nog een waterstaatkundige klip worden omzeild. De Westfriese Omringdijk, de tweede waterkering na de kustwerken, moest ter hoogte van Lagedijk worden doorsneden. Na lang wikken en wegen werd in de bij de Stolperbrug gebouwde Zijperbrug een 'naaldkering' aangebracht, een beweegbare constructie waarmee de aftakking naar Schagen in geval van dreigende watersnood kon worden afgedicht. De Stolpervlotbrug die in het Noordhollands kanaal lag werd vervangen door een ophaalbrug.
Het nieuwe kanaal werd geopend in 1936. Maar aan het gestelde doel heeft het nooit voldaan, de Schager haven is nooit een vliegwiel van economische bloei geworden.
Daarvoor kwam de aanleg veel te laat, de vrachtwagen was al aan zijn opmars begonnen. Alleen de ontwikkeling van de pleziervaart had baat bij het kanaal Stolpen-Schagen-Kolhorn. En dat is nog altijd zo. De haven van Schagen werd in 2005 gerenoveerd en staat nu meer dan ooit in het teken van de waterrecreatie. In 2007 werd de haven even wereldnieuws, toen Johan Huibers er zijn ter plaatse gebouwde, 70 meter lange, replica van de ark van Noach voor het publiek openstelde. Huibers had zijn bijbelse bouwwerk met timmermansoog bemeten. De Zijperbrug was op centimeters af breed genoeg om de ark bij zijn vertrek doorgang te verschaffen.
De door historici betreurde coupure in de Westfriese Omringdijk heeft zijn langste tijd gehad. In 2009 schreven de provincie Noord-Holland en de gemeente Schagen een prijsvraag uit voor het origineelste idee om de 126 kilometer lange omringdijk, die alleen op deze plek is doorsneden, weer tot een geheel te maken. De keuze viel op een fiets- en voetgangersbrug, die in 2013 moet worden gerealiseerd.
Bronnen
Reacties
Artikel
In het rijke uitgaansleven van Schagen werden soms de mooiste initiatieven ontwikkeld. Zo ook in het najaar van 1970. Op het aambeeld van café-bar D'Olde Smidse werd het idee geopperd om de succesvolle musical Heerlijk duurt het langst van schrijfster Annie M.G.Schmidt en componist Harry Bannink op te gaan voeren in Schagen. Grootste initiator was Maarten Leegwater. Als journalist, maar ook als producent van verscheidene toneelopvoeringen met amateurs had hij de nodige ervaring opgedaan. Maarten hield ervan om snel zaken te doen en besloot onmiddellijk dat Willem Gorter de muziek maar voor zijn rekening moest nemen en dat Rina Way de balletten moest gaan maken.
Wie moest de algehele regie gaan voeren? Dat was ook geen probleem: in die jaren regisseerde Arend Hauer (ja, de vader van) een aantal toneelstukken bij de vereniging OZOS in Schagen. Hij was dolenthousiast en wilde ook een dergelijk project wel een keer doen. Zo begonnen in dat najaar de voorbereidingen. Er moesten spelers, zangers, muzikanten, toneelbouwers,etc. worden gezocht. Willem Gorter had bij John de Crane in Amsterdam de originele orkestpartijen van Harry Bannink weten te organiseren. Leuk detail: bij zijn bezoek aan John de Crane ontmoette Willem toen Frans Halsema, die het idee heel bijzonder vond om deze musical met amateurs te gaan doen.
Uiteindelijk was de hele bemanning gereed. De spelersgroep bestond uit : Jeanne Krijgsman, Joop Mol, Ada Keesom( thans Aagje van Hilst), Wommel van Heijnsbergen, Jan Kroon, Dirk Schenk, Jan Krijgsman, Jan Stadegaard en Reina Struik.
De muzikanten o.l.v. Willem Gorter (piano-orgel-accordeon), Kees Hendriks (gitaar), Hans Schaap (basgitaar), Frank de Boer (drums), Willem Bremer (klarinet) en Kees van der Weerd (trompet). Het koor, ook o.l.v. Willem Gorter bestond uit: Leny Rus, Annie Elfring, Ina Glim, Tineke de Best, Gert Jan Struik, Simon Kroone, Frans Plukker en Jan Stadegaard. De balletgroep van Rina Way, die ook de choreografieën maakte bestond uit Annie Schats, Thea Borst, Judith Jong, Anya Dekker en José Way.
De kostuumontwerpen waren van Marja Lieuwen en werden gemaakt door een hele grote ploeg dames o.l.v. Zr. Miriam van de Maria Goretti school. (vglo-school aan de Langestraat) en een nog grotere ploeg toneel- en decorbouwers met mannen uit verschillende toneelverenigingen uit Schagen en omgeving. Het zgn. Neurobed werd ontworpen door architect Rens Bakker.
Plaats van handeling zou Theater Royal worden. Een uniek Jugendstil-theater met iets waar menig schouwburg naar zou snakken: een draaitoneel. Zo kon er heel snel van scene en decor gewisseld worden. Dat draaitoneel was ontworpen en geconstrueerd door Piet Jonkman. Hij had in die tijd een plaatwerkerij aan de Hoep, een super technisch talent.
Dit alles zou niet hebben kunnen plaatsvinden zonder de hulp van Leo Boon, de eigenaar van Theater Royal. Bijna alles kon, zowel bij repetities als uitvoeringen. Bovendien financierde hij het geheel. Deze kant van Leo is vaak onderbelicht gebleven. In november 1970 begonnen de vele repetities voor zangers/spelers. Velen hadden geen enkele zangervaring. Er moest dus veel werk verzet worden. Maar het resultaat van die werkzaamheden werd steeds meer zichtbaar , maar vooral ook hoorbaar.
Ten slotte konden de uitvoeringen plaatsvinden. Tijdens de Schager Kermis eind juni werden er een try-out en een tweetal voorstellingen gegeven. Driemaal een uitverkocht Royal d.w.z. driemaal zo'n kleine 600 toeschouwers. Het succes was overweldigend.
Al snel werd besloten om nog een drietal voorstellingen te geven in augustus. Dat gaf soms wel problemen van personele aard. Zo werd de klarinettist Willem Bremer vervangen door Enno Bijlstra. Ook die happenings waren weer volledig uitverkocht en brachten hetzelfde enthousiasme bij het publiek teweeg.
Van de voorstellingen zijn vijf geluidsfragmenten opgenomen in de collectie Audio's van het Geheugen.
Bronnen
Reacties
Audio
Artikel
Achter de boerderij waarin ik geboren ben stonden in mijn kinderjaren de restanten van een broeikas. Een lange, lage zijmuur en een achtermuur met een hoog raamkozijn waaruit het glas verdwenen was. Meer was er van de kas niet over. Ik herinner me de hitte van de zomerzon in de hoek waar de witstenen muren samenkwamen. Dat zich eerder op die plek een klein wonder had voltrokken, daarvan was mij niets bekend.
Mijn ouders trouwden in 1947. Zij kwamen beiden uit Heerhugowaard. Vader werkte als vrachtwagenchauffeur bij groentengroothandel Deutekom op het Noord en was in de kost bij Willem Kiezeling in de Veldstraat. Nu zocht hij een huis. Maar op de golf van naoorlogse jonggehuwden was Schagen niet berekend. Daarom vorderde de gemeente woonruimte bij burgers die wel wat konden inschikken. Mijn ouders werden naar Noord 66 gestuurd, waar Piet Engele en zijn vrouw Alie Berger een stolpboerderij bewoonden. Na een onwennige kennismaking brak spoedig het ijs; mijn ouders trokken bij het kinderloze boerenechtpaar in. De voorkeuken werd hun woonkamertje en op de koegang werd met bordkarton een slaapkamer afgeschut. In 1948 werd mijn broer Jack geboren, in 1949 ik. Wij hebben bij oom Piet en tante Alie de mooiste jeugd gehad die kinderen zich kunnen wensen. Een boerderij met kippen, schapen en koeien, het paard Jans. Een grote bloementuin, een boomgaard, een voetbalweitje. En een sloot waar moeder ons bij weghield omdat er de bullebak in rondloerde, klaar om ons onder water te sleuren als we te dicht bij de kant kwamen.
Op de zaterdagavond, vanuit de wasteil in onze pyama, mochten we bij oom Piet en tante Alie een boterham komen eten. Een boterham met roomboter en dik gesneden Goudse kaas. Ze hadden een ruime woonkamer met statig meubilair. Ik kwam er graag, ondanks het portret dat centraal in de kamer hing. Het was de foto van een man op jaren. Een man met een brede kaak en een borende blik, die je gevangen hield waar je ook ging zitten. Zelfs het feit dat hij dood was stelde mij niet gerust; ik zag in hem de bullebak. Zijn naam was Piet Henneman, tante Alie sprak met eerbied over hem. Hij had de boerderij en de bijbehorende landerijen aan haar, zijn nicht, nagelaten. Meer wist ik niet. Tot ik wat in de geschiedenis van Schagen ben gaan grasduinen. Toen stuitte ik op een krantenbericht met foto van 26 juli 1937.
‘In den nacht van Zaterdag op Zondag heeft zich in de cacteënkas van den heer Henneman aan het Noord alhier een wonder uit de tropische plantenwereld voltrokken: de Koningin van den Nacht bloeide. Slechts enkele kostelijke uren vertoonde zich het binnenste der exotische bloem in zijn wondere pracht; om 6 uur des avonds was de reuzenknop, waarbinnen bladeren, meeldraden en stampers verborgen lagen, nog roerloos, doch na een half uurtje speurde het scherpe oog van den heer Henneman leven in de forsche kelkbladeren en langzamerhand begonnen deze te wijken. Eindelijk lichtte een crême-gele stralenkrans op boven het stugge groen van het vreemdsoortige cactuslichaam. Binnen dezen krans een dubbele rij breede witte bloembladeren en toen werd het hart der Koningin zichtbaar: talrijke tengere lichtgele meeldraden rond een witten stamper. De menschen, die het wonder meemaakten, beseffen het: een ontloken-zijn, een weelde-glans, van een paar luttele uren; dan sluiten de eerst beloftevolle windselen zich in onverbiddelijken greep om de nachtschoonheid toe: een hand met geelgroene vingeren lijkt het, waaruit, verleefd en krachteloos, de nu goorwitte bloemlinten neerdruipen…..’
‘Verleefd en krachteloos’ was ook de kweker zelf geworden, maar ik herkende hem. De man met het eens zo boze oog, voor wie de kleine Peter bang was, hier gefotografeerd een jaar voor zijn dood. Geen groter contrast dan tussen die gelooide kop en de verlegen bloem die zich, voor enkele uren slechts, in al zijn pracht liet zien. De geschiedenis ontvouwt zich als een teruggedraaide film. De bouwval van mijn kindertijd herschept zich tot de broeikas van weleer, met passiebloemen langs de muren, een indringende warmte en de zoete geur van potgrond. Onder het glazen dak zie ik Piet Henneman met grove, tedere handen twaalf maanden lang liefdevol bezig met zijn planten, geduldig wachtend op de nacht waarin zijn Koningin zich op haar mooist aan hem zal tonen. In de man van wie ik in mijn kinderfantasie een bullebak maakte, ging een knuffelboer met groene vingers schuil. Toch goed dat er geschiedschrijving is.
Bronnen
Reacties
Artikel
Willem I van Beijeren van Schagen, Bastaard van Holland, eerste heer van Schagen van 1427 tot 1465. Hij leefde van 1387 (of 1389) tot 1473. Willem werd dus 84 (of 86) jaar oud.
Willem I van Schagen
In tegenstelling tot wat Dirk Burger van Schoorl in zijn kroniek over Schagen beweert, is Willem van Beijeren, bastaard van Holland, niet in 1404 beleend met de heerlijkheid Schagen, maar in 1427. Dat gebeurde door zijn neef Philip de Goede, toen hertog van Bourgondië en ruwaard (plaatsvervangend graaf) van Holland, Zeeland en Friesland. Philips strijd om het graafschap met zijn nicht Jakoba van Beijeren werd in zijn voordeel beslecht in 1428 met de Zoen van Delft. Jakoba bleef in naam gravin van Holland en Zeeland, Philip werd ruwaard (plaatsvervangende graaf) maar had het voor het zeggen.
Voordat Willem van Beijeren heer van Schagen werd, had hij zich al op vele manieren verdienstelijk gemaakt voor zijn vorsten. Zijn vader, graaf Albrecht van Beijeren, had voor zijn opvoeding gezorgd. Willem was 15 of 17 toen zijn vader in 1404 stierf. Hij zal dat zeker van nabij hebben meegemaakt, net als zijn wettige broers en zussen en zijn bastaardbroers en -zussen.
De halfbroer van Willem de Bastaard, Willem van Beijeren, ook wel Willem van Oostervant geheten, volgde zijn vader op. Hij stierf in 1417. Diens opvolger, zijn broer Jan, luisterend naar de naam Jan zonder Genade, heeft Willem op vele manieren ingeschakeld. Op 5 januari 1424 werd Jan vermoord. De strijd om de opvolging werd geleverd door Jakoba van Beijeren, de dochter van Willem van Oostervant, en Philip de Goede, sedert 1419 hertog van Bourgondië, zoon van Margaretha van Beijeren, de wettige zus van Willem van Oostervant en Jan zonder Genade. Die strijd was ook een voortzetting van de Hoekse en Kabeljauwse twisten.
Philip de Goede
Willem was tegelijk deelnemer en pion in die strijd. Hij kwam er heelhuids uit, werd heer van de heerlijkheid Schagen en verstevigde daarmee de positie van Philip de Goede in het hoge noorden van zijn graafschap. Omdat Philip de directe zeggenschap had over Eenigenburg, Sint Maarten en Valkkoog, kwam hierdoor de gehele dijk langs de Zijpe, tussen Krabbendam en Kolhorn onder zijn beheer.
Willem van Beijeren heeft goed gezorgd voor zijn heerlijkheid. Hij bouwde of verbouwde het slot in 1440, hij liet de kerk bouwen, voltooid in 1460, inclusief zijn eigen grafkelder. Die kerk werd geweid aan Christophorus. Hij zorgde voor de inpoldering van de heerlijkheid Burghorn, schonk Schagen een haven in Kolhorn, zorgde ervoor dat de stad marktrechten kreeg voor twee jaarmarkten en een weekmarkt op donderdag en schonk Schagen een waag.
Hij bewerkstelligde dat zijn oudste zoon, Albrecht, heer van Schagen werd in 1465 en zijn jongste zoon, Willem, heer van Burghorn in 1463.
Lees ook het uitgebreide artikel onder Bronnen