Artikel
De Enqueste van 1494 en de Informacie van 1514
Onder het bewind van Maximiliaan van Habsburg (1482 – 1494, 1506 – 1515) en Filips de Schone (1484 – 1506) is er in de Nederlanden tweemaal een enquete gehouden. Dat was een onderzoek dat ten doel had te weten te komen hoe het gesteld was met de economische situatie van de onderdanen. Het uiteindelijke doel was belastingheffing, maar tegelijk voorkomen van al te grote gegriefdheid daarover bij de bevolking.
Ook in Schagen kwamen de enqueteurs. De eerste enquete werd gehouden in 1494, de tweede in 1514. Die van 1494 is bekend gebleven onder de naam 'Enqueste ende Informatie uot stuck van der reductie ende reformatie van den schiltaelen, voertijts getaxeert ende gestelt geweest over de landen van Hollant ende Vrieslant hedaen in den jare MCCCCXCCIIII'. De tweede die van 1514 is getiteld 'Informacie up den staet faculteyt ende gelegentheyt van de steden en dorpen van Hollant ende Vrieslant om daernae te reguleren de nyeuwe schiltaele gedaen in den jare MDXIV'.
Onder schiltalen te verstaan 'het in schilden uitgedrukte vermogen als grondslag voor belasting', en een schild is een gouden oorspronkelijk Franse munt.
Het verrassende van deze onderzoekigen is dat ons een blik gegund is in een vroeg verleden van Schagen
1494 Die Stede van Schagen
Upten voorsz. (voorzeide, genoemde) dach zoe hebben wij Commissarissen voor ons geroupen ende gedachvaart Heere Isbrant Ymesz, pastoor, oudt 42 jaer, Doe Jansz, schout, oudt 28 jaer, Lou Jansz, oudt 53 jaer, Elle Gerritsz, oudt 46 jaer, Willem Ellekensz, oudt 44 jaer, Wolfart Albrantsz, oudt 40 jaer, Visschen Pietersz, oudt 40 jaer, Jan Jansz, oudt 30 jaer, Vitgier Pietersz, oudt 30 jaer, schepenen van Schagen, ende Jan Claesz, oudt 50 jaer; geinterrogeert (ondervraagd) up den inhouden van de voorsz. instructie,
Eerst angaende de haertsteden zeggen, by heuren eede1), hemluyden hoochelicken gestaeft, dat zij hadden by tijden van den overlijden van Hertoge Karel ontrent 300 haertsteden, en hebben alsnu ter tijt 220 haertsteden, daeroff dat huyden opten dach wel ledich staen 25 haertsteden.
Item angaende die neringe zeggen, dat by tijden Hertoge Karel2) zij hadden 12 rijnschepen, die alle dage van Colhorn, daer haer haven es, te zeewaerts off ende toe voeren, met bueter en caes, tot Deventer, ende brochten wederomme hout, zout, turff, rogge ende al dat zij besigen mochten (gebruiken konden); ende dat nu ter tijt tot Colhorn mer een schip off en vaert, ende dat half den tijt niet bevracht en mach worden. Seggen oock, dat zij ten tijden van den overlijden Hertoge Karel hadden groote menigte van koeyen, alsoe dat elcke van der gemeente hadde up die tijt 9 off 10 koeyen, ende dewelcke nutertijt mer 2 of 3 koeyen houden en mogen; daeromme dat zijluyden luttel mis (mest) maecken mogen, daer zij mede heure landen verbeteren mogen, omme vrucht te draghen, ende alsoe luttel butter ende case crijgen mogen, omme die in coopmanschappe te zenden tot Deventer ende anders, als zij plagen (plachten, gewoon waren) te doen.
Item angaende den staet van heuren faculteyt int generael (vermogen in het algemeen) zeggen, dat zij ten tijden van den Hertoge Karel hadden 250 schotponden , elck schotpondt3) gherekent voor 10 nobelen4), van 42 st. den nobel, ende dat zij op den dach van huyden niet meer en hebben dan 127 schotponden, elck schotpondt gherekent voor 100 R. gl5). Zeggen, dat zij dus vermindert zijn in hare schotponden ende anders, want voortijts dat meesten deel van den lande, leggende onder Schagen, plach hemluyden toe te behooren, te weten 3933½ garssen lants; ende nu ter tijt hemluyden niet meer gebleven en is van den voorsz. landen dan 2959½ gers, daeroff die drye gerssen maecken ontrent eene mergen6). Seggen, dat zij ten laste van de voorsz. stede van Schagen zedert de doot van Hertoge Karel up de voorsz. stede vercoft hebben 1660 R. gl., daeroff tmeeste deel lijfrenten zijn ende tander losrenten7), van welcke renten zij schuldich zijn van achtersrtallen een jaer renten. Seggen, dat ! zij noch hebben an oncosten alle jare tot die onderhoudenisse van den zoute-zeedijck, Huygendijck ende anders, daer zij geen baet off en hebben, 200 R.gl. tsjaers.
1) Ze staan dus onder ede; en toch zullen ze zonder de waarheid geweld aan te doen, hun uiterste best doen de situatie zo beroerd mogelijk voor te stellen.
2) Hertog Karel is Karel de Stoute (1467-1477), de zoon van Filips de Goede. Karel de Stoute is derhalve een achterneef van Willem van Beijeren, de eerste Heer van Schagen.
3) Een schotpondt is een eenheid waarmee gerekend werd bij het bepalen van de hoogte van de belasting.
4) Een nobel is een gouden munt, meestal gelijk gesteld aan 50 stuivers; hier is de waarde gelijk aan 42 stuivers
5) R. gl is Rijnse gulden, sinds de 14e eeuw in omloop als vrij algemeen aanvaard betaalmiddel.
6) drye gerssen maecken ontrent eene mergen = drie garssen zijn ongeveer een morgen, een kleine hectare.
7) Om aan geld te komen verkochten vele steden lijfrenten en losrenten. De particulier betaalde de gemeente een som gelds en die stelde aartegenover dat ze vanaf een te bpalen moment dat geld in termijnen terugbetaalden met rente. De geldschieter had daarmee een soort pensioen gekocht, maar op den duur pakte dat voor al die steden duur uit. Er is geen nieuws onder de zon.
1514 Schaeghen
Upten (Op de) 23en in Septembri anno 1514 voors. (voorseid = genoemd) soe hebben wy gehoort by eede heer Ysbrant Ynozoon, oudt 64 jaer1), pastoer, Gerrit Dirxzoon, oudt 53 jaer, Cornelis Reyerszoon, oudt 60 jaeren, Aelbert Aelbertszoon, oudt 59 jaer, Thijs Garbrantszoon, oudt 50 jaeren, scepenen, Jan Benckezoon, oudt 61 jaer, Garbrant Ellertszoon, oudt 52 jaer, Willem Nanneszoon, oudt 40 jaeren ende Adam Mertenszoon, oudt 41 jaeren, schotrekenaers (belastinggaarders, zij die het schot, de belasting(hoogte), bepalen) van Schagen, gevraecht up tinhouden (over het inhouden, hier de inhoud) van den voors. instructie (die leidt tot dit onderzoek), seggen by eede, hemluyden gestaeft, tguendt (hetgeen) dat hiernae volcht.
Up Ie arle (eerste artikel, het eerste ter sprake komende punt) seggen, datter binnen denselven dorpe zijn 220 haertsteden, zoe arme ende rijck, geestelicke ende waerlicke (wereldlijke), daerof datter 9 haertsteden geestelicke persoonen toebehoorende zijn ende by hem bewoent, daerof de 2 heylige gasthuysen zijn; ende en zijn gemindert noch gemeerdert de naeste 10 jaeren herwaerts (de laatste tien jaar).
Up IIe arle seyt de pastoer, datter zijn 997 communicanten, ende over 10 jaeren wasser wel 11 0f 1200 2).
Up IIIe arle seggen, dat zy geen exchijsen (belastingen, accijnsen) en geven up geenrehande dingen, maar zijn belast mit zeeckere renten, te weten 89½ £ (= pond) loss- ende erfrenten3), daerof den erfgenamen van Claes Corf toebehoort 60 Rh. gl. (= Rhijnse gulden) tsjaers, ter losse den pennick 12, die vercoft waeren int casenbroet4), Simon Claeszoon tAlcmaer 13½ Rh. gl., vercoft binnen 10 jaeren herwaerts, Eeffert Jan Laps 5 Rh. gl. erflike renten ende Cornelis Cammaicker in den Hage 6 Rh. gl. losrenten, vercoft binnen tsjaers, ende nu lijfrenten 499 £ 6 Ş (= schelling) tsjaers, die all meest vercoft zijn binnen 15 jaeren herwaerts, behalven 61 Rh. gl. tsjaers, die vercoft zijn geweest 25 0f 30 jaeren geleden.5)
Up IVe arle seggen, dat zy mijns genadichs heeren beden ende ommeslaghen van den lande gemeenlick ommeslaen up ponden (= een rekenmunt, hier bepaling van de hoogte van de belasting), doende elck pondt 100 nobelen, 42 stuivers voor den nobel gereeckent, ende hebben in als 225 schotponden, ende es geleden omtrent 4 jaeren dat zy lest verponden (de hoogte vaststellen van de te betalen belasting), ende aleer (voordat) zy lest verponden (en toen zij de laatste keer verpondden), hadden zy 250 schotponden.
Up Ve arle seggen, dat huer principale neringe es bouwerie (akkerland), vogelen, visschen, dijcken ende dammen, ende es heurluyder ban groot 1310 mergen (morgen = een kleine hectare), daervan de pastorie, baginen, cappelrien (kapelaanschap) , de kercke, heyligegeesthuys (armenhuis), de gilden, de getijden binnen Schaghen 91 mergen 1 gerse ende 3 snees, ende noch geestelicke wonende in diverschen plecken 15 mergen, ende waerlicke (wereldlijke) persoonen van buyten (van buiten de stad, die geen poorter zijn) omtrent 308 mergen; ende tsurplus behoort in eygendomme den buyeren (buren = inwoners, maar ook: gemeenschap) van den voornoemde dorpe, daerof dat buyten den dorpe gebruyct wert omtrent 150 mergen, ende tsurplus wert gebruyct bij den inbuyeren (inwoners) van den voornoemde dorpe; ende mach tmergen waerdich (waard) wesen in coope (bij koop en verkoop), tgoet mitten quaden gereeckent (als je van het minste uitgaat), 8 nobelen, ende in huyere (pacht), deen deur tandere, 3 Rh! . gl.
Up Vie arle seggen, dat zy tonderhouden hebben (moeten onderhouden) 931 roen (roeden)6) noortzeedijcx ende 1041 roen zuytzeedijcx ende 222 roeden an den Huygendijck, zoedat zij tsjaers upten mergen wel toncosten hebbe, deen jaer deur tandere (door de jaren heen gemiddeld), 24 st.; ende an staende sluysen ende sluysgelt, dat zy geven den ouden Jan van Schagen7), bedragende 164 Rh. gl. dat beloopt mittet Honsbosch upten mergen 4 stuivers.
1) Deze pastoor deed ook mee bij de informatie van 1494, daar heet hij Heere Isbrant Ymesz, pastoor, oudt 42 jaer en nu is hij 64 jaar; nou ja, op een jaartje meer of minder kijken we niet, zeker in die tijd niet.
2) De bevolking van Schagen is dus behoorlijk minder geworden de laatste tien, twintig jaar.
3) Zie ook de opmerking hiervover bij 1494.
4) Casenbroet, de Kaas- en broodopstand (1491-1492) van kort daarvoor, die begonnen was naar aanleiding van een opgelegde belasting (het ruitergeld), terwijl de echte oorzaak was dat het platteland en zijn bevolking sterk was verarmd; wat ook weer blijkt uit deze enquete.
5) Kortom, Schagen, de Schager gemeenschap is een smak geld kwijt aan die losrenten, geld dat ze nu al en nog lange tijd moet ophoesten. Het leek een mmoi middel om aan geld te komen, maar nu blijkt hoeveel kost, gekost heeft en nog zal gaan kosten. Looptijden van dertig jaar waren geen uitzondering.
6) 931 roeden is - als we uitgaan van een roede-lengte van 3½ meter – ruim 3.2 kilometer zeedijk, 1041 roeden = 3½ kilometer wat hier heet zuidzeedijk (zeedijk in het zuiden gelegen), b.v. de Oudedijk, de Zijdewind en mogelijk de Priggedijk.
7) De oude Jan van Schagen is niemand minder Johan van Schagen, die op dat moment 64 jaar oud is en nog 14 jaar tot 1518 aan de macht zal blijven en dan al ruim 30 jaar Heer van Schagen is.
Bronnen
Reacties
Artikel
Zolang en voor zover er schriftelijke bronnen bestaan over gebeurtenissen en feiten betreffende Schagen, gaan die voor een deel ook over de belastingen die inwoners van Schagen moesten betalen. Dat zijn geen panamapapers, dat niet. Wel komt er af en toe in tot uitdrukking dat de inwoners van Schagen het slecht hadden, veel kosten moesten maken voor van alles en nog wat en dus … dringend verzochten om clementie als het aankwam op het betalen van bedes, tienden en andere hen opgelegde belastingen. Er is wat dat betreft weinig nieuws onder de zon.
In 1544 moesten ook de inwoners van Schagen de tiende penning betalen. Voor de eerste keer. De Keizerlijke Majesteit Karel V had veel geld nodig voor zijn oorlogen. En hij kon die niet meer bekostigen door middel van bedes, dat maakte hem te afhankelijk van de grillen en verlangens van de steden en gewesten. Hij voerde een algemene belasting in die door al zijn onderdanen moesten worden opgebracht.
Het verslag – quohier, kohier, legger, register genaamd - waarin melding gemaakt wordt van wat iedereen bezit en moet betalen laten de schepenen voorafgaan door een algemene klacht over de situatie waarin Schagen verkeert. Die volgt hieronder. Telkens wanneer er een woord dat of zinswending in staat die problemen zou kunnen opleveren voor de lezer, staat er tussen haakjes een korte verklaring achter.
Verclaringe vande getauxeerden (getaxeerde) ende angebrochte landen mitsgaders (… = woord onleesbaar door inwerking van vocht) immobele ende onroerende goederen bijnnen (binnen) den banne ende bedrijve van Scagen (…) nopende ende der nyewe imposten van ’t Recht vande thienden penninc (…) naervolgende taccordt (het akkoord) bijden staten slants van Hollant de Key Mat geattesteert (?…) ende die placcaten daer op geexpedieert (uitgevaardigd).
Dese voorseijde verclaringe es gedaen bijden gerechte ende gedeputeerden van Scagen bij (in, met) geheele ende halve geersen ende sneesen daer de selve van Scagen altijt bij (mee) rekenen / ende dat nae de maete ende gewoonte vandien welverstaende de twaeleff sneesen maeken een gers ende drye (drie) geersen een morgen / Ende van gelijcken maecken een morgen ses ende dertich
sneesen / als nae de maete van geestmerambocht
Dese selve banne van Scagen es groot omtrent veerthien hondert ende tnegentich morgen lants onder hooge ende laege landen te weten zaeylanden (akkers, zaailanden) / bijnnenlanden (binnendijks gelegen landen) / sandtlanden / meer landen (drooggemaakte landen) / laege kaechlanden (buitendijkse of ingepolderde stukken land) / ryedt (riet) ende heen (riet) landen buijten den mollen caeydijcken (molen kadedijken= kade-achtige dijken) geleegen / Rondts omme gedijckt met zeer swaere dijckaedsen (dijken, dijkagiën) daer den souten zeedijck es streckende al langes de geheelen banne aenden noortzijde wel omtrent een ende twintich hondert ende twee ende tsestich roeden (± 3,5 m) zeedijck de welcke alle gemaect ende gerepeert (hersteld) wert eensdeels van buijtensdijcx maer tandere aerdt zoeden ofte ryedt buijten voorseijde banne (eensdeels met slik van buiten de dijk, maar anderdeels met aarde, zoden of riet van buiten de banne van Schagen) / zonder nochtans eenigen ryedt ofte zoedt ! gelt te betalen .
Alzo dat de selve banne dagelicx tryedt (het riet) off gemaeyt ende tlant verdolven ende ontgrondt (afgegraven en ontgrond) en wert / tot groote prejudicie (nadeel) scade ende achterdeel (nadeel) van die van Scagen ende tot verminderinge (nadeel, beschadiging) vande selven banne voorseijd.
Ende want een yegelick eijgenaer ende huijsluijden van de landen geleegen bijnnen Scagen alle haeren eijgen zeedijck maecken ende repeeren (herstellen) Soe en es niet wel mogelicken te estemeeren (schatten) ofte tauxeeren de lasten en oncosten vande selven zeedijck (die last en onkosten zijn dus hoog).
Maer de selve oncosten over genaempt (boven genoemd) zijnde naer onze beste wetenscap soe es de lasten ende oncosten vanden zelven zeedijck voorseijd zoe veel ofte meerder dan onze Scager huijgendijck / dien wij singulaeren (particuliere) personen doen maecken ende besteedt (uitbesteed) hebben zoe (zoals) hier nae verclaert staet
Te weten dat die van Scagen hebben tonderhouden (moeten onderhouden) hondert vijfthien roeden ende negen voeten vanden zwaeren bepaelden huijgendijck / gelegen bijder stede van Alcmaer tot beswaernisse (ter bescherming tegen) van twater vanden Schermeer.
Ende es de selve huijgendijck int voorleden jaere bijden roede besteedt geweest alse noch es (zoals dat nog het geval is) ende heeft die van Scagen gecost van teerbeijts looen (het arbeidsloon) van aerdtwerck / ryedt werck ende andere repatie (herstel) vande paelen ende gordijngen (gordingen) op elcke roede vijf karoli gulden ende seven stuuvers Maer daer en boven op andere jaeren heeft de selve huijgendijck gecost op een jaer van elcke roede negen Karoli gulden iij stuuvers.
Ende hebben noch tonderhouden aende zuijtsijde van Scagen sestienhondert vijff ende tachtich roeden dijcx genaempt die zuijder dijck gelegen tot defentie ende bescermisse vande zuijder wateren (= de Schagerwaard) Dewelcke zuijder dijck voorseijd oick vande Scout en Scepenen van Scagen bescouwt (geschouwd, gekeurd) wert ende vande eijgenaers ende huijsluijden gemaect onderhouden ende gerepeert (hersteld) wert als als voren vande zeedijck geseijt ende gesprocen es.
Ende voorts wert noch de selve ban ende landen van Scagen onderhouden met drije groote watermoelens / dien alle zeer swaerlicken (ten koste van grote inspanning) becaeijt ende bedijct zijn / wel met omtrent vier en veertich hondert roeden caeijdijck dien oick bijden eijgenaers ende gebruijckers vande landen bijnnen Scagen alle sjaer dien de somers ende oick besonder des winters gerepeert (hersteld) ende gemaect moeten werden.
Overmits (omdat) de xiiij groote watermoelens van Oude ende Nyewe Nyedorp / Winckel Barsingehorn ende Herinchuijsen / Burchorn ende Scagen selven moeten malen ende dat alle te samen nae de sluijsen van Collehorn / In die wateringe (sloten, waters) die bijnnen slants buijten die mollen- ofte caeijdijcken zijn / die alle zeer weijnich nauwe ende enge (behoorlijk breed dus) zijn,
Soe gebuertet dickmael bij oostewinden ofte hooge vloeden van twaeter vander zee dat de voorseijde drije sluisen in acht dagen somtijts in xij (12) dagen niet op en connen geraken (niet open gedaan kunnen worden) van twater (door het water) vander zee – Alzoo dat de wateringen daer de voorseijde xiiij watermoolens inne maelen – alzoo zeere vervolt werden (gevuld worden) van ’t opgemalen water dat die mollendijck ofte caeijdijcken overlopen/ ende alzoo van twater te nyet (kapot) ende slecht (vlak, laag, dus onbetrouwbaar) gemaect werden. Besonder dat de tmeeste es (wat het ergste is) dat de watermollen van Burchorn duer (door) ofte omme Scagen ende Barsingehorn tusschen den zeedijck ende mollendijcken (= via de dijkgracht dus) moet wateren ende oick die van Scagen ende Barsingehorn tlaechste (het laagst gelegen) lant hebben ende naest de sluijsen van Collehorn geleegen zijn (waardoor ze het meeste water moeten bergen)
Daeromme en es niet wel te estimeeren (schatten) ofte tauxeren wat (welke) oncosten bij gelicken jaeren souden mogen gevallen (kunnen drukken) opten (op de) voorseijde drye moolens ende mollendijcken/ innijge (binnen) weegen / wateringen tot (naar) de mollens/ ende andere slooten / straten/ bruggen ende brugooren (brugoor is het deel van de brug dat de brug met de wal verbindt) ende dies gelicke andere oncosten den gront raekende (waarschijnlijk niet letterlijk bedoeld, dus: waarom het eigenlijk gaat) want de voorseijde mollendijcken bij sommijge jaeren op elke roede zoe veel of meer oncosten hebben als den zeedijck bij gelicke goede jaerren
In dit doende hebben wij noch bevonden dat meest alle die beste landen verset (in andere handen overgegaan) ende vercoft zijn / als (wat blijkt uit het feit dat) wij hebben bevonden dat onze inwonende poo(r)ters bijnnen Scagen bruijken (gebruiken) vrij eijgen landen omtrent twee hondert drije ende vijftich morgen vrij lant achterdeel (het minste, hier kleinste (?) deel) somma 12675 karolij gulden ander reste vande eijgen landen dien veel voor huijer landen (pacht landen) gescreven zijn / als wij van elcke singulaeren persoonen bevonden hebben te samen bedragende de somme van twee ende vijftich duijsent hondert vijf en tseeventich (zeventig) karolij guldens
Daeromme zoe werden de landen gebruijckt bij onsen poo(r)ters alleen hebbende de naem
ende dat gebruijck maer de eijgendom behoort toe den geenen die de brijven (akten) opte voorseijde
landen verobligeert zijn (aansprakelijk gesteld, als onderpand gebruikt) (het gaat hier om landerijen in het bezit van anderen, maar gepacht door Schagenaren)
Noch betaelen die van Scagen tot attribuijtie (bijdrage) vande Hontsbosche drije ofte vier mael jaers zoe dat gebuert tenminsten drijemael op elcken morgen drije groot (standaardmunt van een bepaalde waarde) elcke reijse (keer) tbedraecht (het bedraagt) elcken reijse 112 k 10 st Somma 450 k gulden
Noch tot mijnsheeren visscherije penningen tsjaers ten minsten 151 k gulden noch staet op tdorp van Scagen ende watermolens als after in deze qohijere gescreven es tsjaers aen los- ende lijfrenten 307 k gulden
Noch es ongerekent (nog niet meegeteld) d’ordinaris ende extraordinaris (de gewone en buitengewone lasten) des keijserlijken majesteijts bedragende dese verleden jaere tsamen duijsent drijehondert ende vijftich karolij guldens 15 stuijvers Ende noch ongerekent die thienden metten ranssoene (opgeld waarmee de tienden worden verhoogd) bedragende tsamen tsjaers de somme van seven hondert een en twintich karolij guldens als after (achter) in desen quoijre (register, legger) breder met goeden specificatie verclaert staet.
Bronnen
Reacties
Artikel
Vanaf het begin van de 17e eeuw moesten Schagenaren ter wille van een minimaal onderhoud van wegen, bruggen en wateren en wat dies meer zij in de stad en de ban van Schagen een belasting betalen die luisterde naar de naam Generale Pacht, het gat om een soort personele belasting, gekoppeld aan persoonlijke bezittingen als huis en erf, inboedel, gekregen erfenis en dat soort zaken. Het land werd apart belast door middel van de verponding.
De registers waarin werd opgetekend wie wat moest betalen zijn bewaard gebleven. Achttien mannen, allen deel uitmakend van de vroedschap, de rijkdommen van Schagen, werden daartoe gekozen en eens in de zoveel jaar op pad gestuurd. Ze liepen in ieder geval vanaf 1660 een vaste route, die goed te volgen is in de registers. En met enige goede wil is daarin ook een zekere logica te vinden.
Daar gaan we in het jaar 1660:
Noort
Lagesijde van 't Noort en Loet
Kerkebuurt Nieuwstraat
Lagesijde
Nes
Caegh Onderdijck
Keijns
Lagedijck
Hale
Buijtendijck
Loet
Hoogesijde
Hoep
Dorpe
Grootewal
Miggenburgh
Loeterdijck Miede Lutjewal
Tjallewal
Avendorp
Tjaersdorp
Cornelissenwerf
Tolcke.
Ze liepen dus eerst de Noordkant van de stad en omgeving af en vervolgens de zuidkant, waarbij de scheidslijn werd gevormd door Loet, Hoogzij en Hoep. Of anders: Lagesijde Loet en Noort, Kerkebuurt en Lagesijde. Hemkewerf wordt niet genoemd en is kennelijk opgenomen in de Lagedijk of, wat ook kan, in de Hale.
Caegh en Onderdijck lagen bij het Wad, Buitendijck werd gevormd door de Oudedijk en de omgeving van de Wiel. De Loeterdijk kennen nu nog als de Molenweg. Alle andere straat- en buurtnamen zijn nog steeds in gebruik.
De echte hink-stap-sprong die de pachters maakten lag bij het 'lopen' van de route Miggenburgh -Loeterdijk – Miede – Lutjewal en daarna Tjallewal. De rest is weer logisch.
Ter vergelijking volgt hieronder nog de route die pachters van de tiende penning liepen in 1557:
Hogendorpe
Grootewal ende Lutkewal
Tolcke
Tjallewal
Cresenwerff
Avendorp ende Tjaersdorp
Haele
Hemmigewerff
Leegedijck
Keijns
Nes
Houp
Mollenstraet
Hoochsijde
De Loet
Over de sloet neffens die Loet
Wijbedewerff
Kerckbuijert
Leegezijde
Zij doen de buurtschappen eerst en komen dan pas naar de stad. Ze lopen bijna de omgekeerde route derhalve. De Nieuwstraat wordt niet genoemd. Hemmigewerff (Hemkewerf) wordt hier nog apart genoemd. Wijbedewerff is honderd jaar later het Noord.
De registers die bewaard gebleven zijn, zijn van de jaren 1605, 1610, 1615, 1623, 1633, 1639, 1660, 1665, 1670, 1677, 1687, 1693, 1698, 1711, 1723, 1751, 1768. In de tussenliggende jaren, vanaf 1711, volstond men met het noteren van veranderingen en aanvullingen zonder de hele route af te lopen. De laatste aanvulling is van 1787.
Overigens zij opgemerkt dat in deze registers alleen de namen staan van degenen die zelfstandig in een huis of een deel van een huis woonden en enig bezit hadden. De namen van wie niets hadden, komen in deze registers niet voor. Van hen tref je soms de naam aan in heel ander registers. Bijvoorbeeld die welke de Heer van Schagen bijhield, waarin hij noteerde, of liever waarin zijn rentmeester noteerde wie recht had op arbeidsloon voor verleende diensten of werkzaamheden, bijvoorbeeld aan de Huijgendijk.
Deze registers zijn alle bewaard gebleven in het Regionaal Archief Alkmaar, onder het Oud Archief Schagen, inventarisnummers 140 tot en met 145. Wie namen wil leren kennen van Schagenaren in de 17e en 18e eeuw kan in deze registers zijn hart ophalen. En vandaar naar de notariële archieven, de schepenrollen en de transportregisters voor de 'verhalen' over die Schagenaren is maar één stap.
Bronnen
Reacties
Artikel
Aan het eind van de 16e eeuw en gedurende de gehele 17e en 18e eeuw betaalden de mensen in Schagen die land bezaten een belasting die het pondschot heette, ofwel de verponding, een zogeheten grondbeslasting dus. Van alle grondbezitters noteerden de pachters – degenen die bij de mensen langs gingen om ze te ondervragen over hun grondbezit – in het verpondingsboek hoeveel land ze bezaten, hoeveel grond. Vanaf 1686 noteerden ze soms ook welke naam de eigenaren aan hun perceel of percelen gaven. De woorden verponding en pondschot hebben als grondwoord het woord 'pond', een gewicht of een munt. Het pond verschilde in gewicht dat ermee werd aangeduid, per land of landstreek en dat geldt ook voor het muntstuk. Onder verponding verstond men het schatten van ieders vermogen in ponden. Op die manier bepaalde men vervolgens ieders aandeel in een belasting, in overeenstemming met zijn vermogen, in ons geval gekoppeld aan zijn grondbezit.
De verpondingsboeken van Schagen die bewaard zijn gebleven zijn die van 1595, 1632, 1686 en 1803. Daarnaast zijn er nog wat aanvullingen, of aparte aantekeningen betreffende de verpondingen, maar dat zijn aanvullingen en aantekeningen die aansluiten op de genoemde verpondingsregisters.
Vanaf 1686 tot 1803 werd in het register betreffende akkers en weilanden – een zwaar en lijvig boekwerk van honderden pagina's met een houten of zwaar kartonnen kaft – alle wijzigingen bijgehouden, die veroorzaakt werden doordat percelen in handen kwamen van andere eigenaren. De voorgaande bezitster of bezitter werd eenvoudigweg doorgestreept en de nieuwe eronder (of erboven) geschreven. Het verpondingsboek van 1803 sluit naadloos aan op dat van 1686 bijgehouden tot 1803. Ook in dit verpondingsregister werd bijgehouden wie de nieuwe eigenaar werd van een perceel grond (inclusief het jaar waarin de koop plaats had. Dit werd volgehouden tot de invoering van het kadaster in 1832.
Er is echter sedert 1686 nog iets meer aan de hand. Vanaf dat jaar werd er onderscheid gemaakt tussen percelen die werden gebruikt als akker- of weiland enerzijds en percelen waarop huizen stonden, dan wel boomgaarden waren aangelegd, anderzijds. Er zijn vanaf dat moment twee verpondingsboeken, twee leggers zoals ze werden genoemd, in gebruik. Het ene heet "Nieuwe Legger van alle landen sorterende onder de banne en jurisdictie van Schagen" en het andere "Nieuwe Legger van de stad Schagen zelf". Van beide leggers bestaan transcripties, die berusten in het Regionaal Archief Alkmaar en in het archief van de Historische Vereniging Schagen en omgeving in het gebouw van Nieuwe Nes aan het Schoenmakerspad in Schagen. Ook van de "Legger der lande, boomgaarden en huisen te Schagen", opgemaakt door Pieter Leek in 1803, is een transcriptie gemaakt, te raadplegen in de dezelfde archieven.
Aan wie kwam de geheven belasting ten goede? In zijn algemeenheid aan de Overheid die daarvan de uitgaven voor zijn ambtenaren bekostigde en andere uitgaven die moesten worden gedaan ter wille van de veiligheid en ontwikkeling van land(streek), gewest en bevolking. Dat laatste hield heel vaak in het voeren van oorlog. Tot de Nederlanden zelfstandig verder gingen als een Republiek werd de schatkist van de Koning van Spanje ermee gevuld. Vervolgens is er een overgangsperiode waarin een deel nog steeds naar de Koning gaat, maar een deel wordt geïnd door de Prins van Oranje of de Staten Generaal. Vanaf het moment dat de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden zijn zelfstandige bestaan proclameerde, gingen de belastinggelden naar de schatkist van de Staten Generaal. Daarin waren zeven tussenstations: de staten, de gewesten, die elk een eigen schatkist hadden. Een deel van hun inkomsten ging naar de Centrale Overheid. Het is duidelijk dat op die wijze de Staten een vinger 'in de pap' hielden en niet zo'n klein vingertje ook. De strijd die daarover is gevoerd in de Frans Tijd (1795 – 1814) en direct daarna eindigde met de invoering van het kadaster.
Voorbeeld van een bladzijde (in transcriptie) van het verpondingsboek van 1686:
De polder bij Hemkewerff beginnende bij de Lagedijcker Klucht in sich begrijpende het lant tusschen de Seedijck en het weghjen loopende van Lagedijck naer Hemkewerff en tusschen den Ouden Dijck ende het Weghjen van Bouweerom tot aen 't padt loopende nae den Ouden Dijck
Folio Beginnende bij Lagedijck
1 (De oude Legger (voortaan: ol) fol 1) gars/snee/roede genaamd
Willem Jansz Cuijper
A Reijer Pietersen Hemkewerff (d) 't lant belent
de seedijck ten noorden leijt in de hoeck is groot 3 4 0
Cornelis Reijersz Matselaar (d)
Jan Jacobsz Sloth (d)
Jacob Sloth en Luitje Borst (d)
Pieter Blauwboer
-------------------------------------------------------
Willem Jansz Cuijper (d)
A Willem Jansen (d) van Sint Maerten belent de dijck 4 1 ½
ten noorden het voorgaende ten westen (moet zijn: oosten) is groot
Cornelis Reijersz Matselaar (d)
Jan Jacobsz Sloth (d)
Jacob Sloth en Luitje Borst (d) Pieter Blauwboer
Folio Hemkewerver Polder
2 (ol fol 2)
Adriaen Cornelisz Halfswaegh (d)
B Cornelis Jansen Halfswaegh (d) belent de Heerewegh
ten suijden Willem Jansen ten oosten is uijt
verscheijden ackers t samen gebracht, leijt groot 6 0 10
af voor hof van Jan Diel (d) van 0 9 10
Jan Keet (d) Jan Wijbrandsz Dekker (d) -----------------
5 3 0
Jacob Baas (d) 5 3 0
Jochem Blauwboer (d) 9 10
Jan Wijbrands Decker -------------
6 0 10
---------------------------------------------------------
ol fol 3
A Maert Jansz erve van Hemkewerff (d) de helft }
}
Jochem Blauwboer }
Jacob Pietersz Baas (d) }
Jan Adriaansz Hemke-werf (d) van } 4 0 10
't geheel }
nota, dit perceel is nu genoegsaem verhaelt }
aan 't volgende op Fol. 3 }
}
A Aarjen Maertens dochter op de Nes }
de ander helft }
Voorbeeld van een bladzijde (in transcriptie) van de legger van de stad Schagen:
Fol 1 'T Noordt
Sneesen Glds Stuij Penn
Nicolaas de Lanoye als in huwelijk
hebbend Anna Maria Ingels (d) 3 hofsteedt
Lucas Barsingerhorn (d)
De weduwe Diederik Barsingerhorn
1 Cornelis Hendriksz Kints (d) 't huijs met 3½ erf is in de verpondingh 1 13
Lammert Pietersz Dekker (d)
Dirk Jongejan
A Cornelis Hendriksz Kuijte (d) nogh de boom-
Gaart agter 't huijs 6 groot - nota dese
Lammert Pietersz Dekker (d) staat in de groote
Dirk Jongejan Legger op fol. 731
en dient hier maar
voor memorie --------------------
f. 1 13
Fol 2 'T Noordt
Sneesen Glds Stuij Penn
2 Jan Willemsz Rustenburg (d) 't huijs met 4 is in de verpondingh 1 13
Gerbrandt Moolenaar (d)
Jan Hooglander (d)
Cornelis Pietersz Jonker (d)
Dirk Strop (d)
Klaas en Jan Cornelis en Pieter Bloothoof.d
A Jan Willemsz Rustenburg (d) nogh den
Boomgaart 7 groot – nota dit
Gerbrand Moolenaar (d) alhier voor memo-
Jan Hooglander (d) rie alsoo dese staat
Cornelis Pietersz Jonker (d) ten principale in
Cornelis (Jonker) (d) Dirk Schoen (d) de groote Landlegger
Klaas en Jan Cornelis en Pieter Bloothoof.d op fol. 731
Jan Willemsz Rustenburg nogh wegens het
afgebroken huijs en erf van ouds een acker 6 hofsteedt
Gerbrandt Moolenaar (d)
Jan Hooglander (d)
Cornelis Pietersz Jonker (d)
Dirk Schoen (d)
Klaas en Jan Cornelis en Pieter Bloothoof.d ---------------------
f. 1 13
Bronnen
Reacties
Artikel
De Minister van Financiën Alexander Gogel (Vught, 1765 – Overveen, 1821) speelde in de politieke ontwikkelingen in de Franse Tijd (1795 – 1813) een grote rol. Wat daar allemaal bij kwam kijken, blijve hier in het midden. Een van zijn taken, waarmee hij werd belast door Koning Lodewijk Napoleon, was het aanleggen van een nationale kunstverzameling. Daaruit is later het Rijksmuseum ontstaan. Verreweg het belangrijkste werk verrichtte hij als Minister van Financiën. Hij was een fervent tegenstander van de provinciale belastingen, de nog steeds geheven tolgelden en de bestaande monopolies zoals die van het gildestelsel. Al deze zaken verhinderden een gecentraliseerd bestuur, waarvan hij nu juist, als gematigd republikein, een fervent voorstander was. Hij was Minister van Financiën in de periodes 1798-1801, 1805-1809 en 1810-1813. Verder was hij ook waarnemend Minister van Binnenlandse Zaken en een korte periode Minister van Buitenlandse Zaken. Toen de Oranjes terugkeerden, vluchtte hij in 1813 naar Parijs, maar keerde met toestemming van de Franse regering naar Nederland terug in 1814. Hij weigerde toen de hem aangeboden publieke functie onder koning Willem I. Desondanks bleef hij op de achtergrond een belangrijk adviseur op de hem vertrouwde terreinen van overheidsfinanciën en belastingen. Op zijn aandringen is er een begin gemaakt met de invoering van het kadaster, in zijn ogen de enige manier om te komen tot een rechtvaardige landelijke belastingheffing.
In Schagen zijn die voorbereidingen getroffen door de secretaris van de polder Schagen, die tevens secretaris was van de stad Schagen, Pieter Leek. Hij werd op 24 augustus 1765 in Krommenie geboren. Zijn ouders waren Mr. Willem Leek en Antje Hartman. Pieter Leek trouwde met Trijntje Bommel op Texel; ze gaan op 23 mei 1794 daar in ondertrouw: Trijntje Bommel, jongedogter tot Oude Schild met Pieter Leek, jongeman, tot Valkkoog (bron: gaardersarchief Den Burg, Texel), gehuwd in Oude Schild op de vierde zondag na 23 mei (bron: Trouwen Oude Schild). Hun zoon Willem wordt vrij spoedig daarna in Valkkoog geboren op 30 augustus 1794 in Valkkoog. Niet veel later zal Pieter Leek benoemd zijn tot secretaris van de polder en de stad Schagen.
In de periode tussen 1813 - het einde van de Franse overheersing en het begin van het Koninkrijk der Nederlanden - en 1819 moet hij het gehele grondgebied van Schagen nauwkeurig in kaart hebben gebracht, daarbij precies de grenzen van elk poldertje en daarin van elke perceel hebben aangegeven, voorzien van de oude oppervlaktematen en de nieuwe. De prachtige, gekleurde kaarten die zo ontstonden (formaat 120 bij 60 cm), zijn verkleind te vinden in 'De Veldnamen van Schagen', samengesteld door Karel Numan en uitgegeven door boekhandel Plukker.
Deze kaarten, pre-kadastrale kaarten, zijn de basis geweest voor de definitieve kadasterkaarten, die in gebruik kwamen in 1832, voorzien van de zogeheten Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels (OAT), waarin van ieder perceel wordt vermeld hoe groot is, van wie het is, waarvoor het wordt gebruikt, of het gaat om een bebouwd of onbebouwd perceel en tot welke klasse het gerekend wordt. Daarna en op grond daarvan kon worden bepaald hoeveel iemand moest opbrengen aan belasting.
Vanaf dat moment kon er voor het gehele land op een rechtvaardige manier voor alle inwoners belasting worden geheven, die rechtstreeks in de schatkist van de staat terecht kwam, zonder tussenkomst van een lagere overheid. Deze kadastrale grondslag bestaat tot de dag van heden.