Artikel
Aan de andere kant van de gasfabriek, dus achter de bebouwing van de Nieuwe Laagzijde komen we dit span tegen. Het is de heer Struijf, de postbode, met zijn ket en kar.
21-01-1904 Iets over postvervoer. Dat er door plaatselijke omstandigheden nog hier en daar op postgebied eigenaardige toestanden bestaan, is van algemeene bekendheid. Misschien niet aan ieder bekend echter zijn de volgende verhoudingen. Van uit Schagen vertrekken naar twee der hulpkantoren hittenwagens, die bestuurd worden door de postboden zelf, zonder eenig ander geleide. Eigenaar van hit en kar is niet het Rijk, doch de postbode zelf. Vroeger waren die postboden in het bezit van eene hondenkar, die zij er voor eigen rekening op na hielden om de post te vervoeren, wijl de bode-loopen naar die dorpen anders te vermoeiend zouden zijn. Dat middel van vervoer werd in ons land wel meer door postboden gebezigd. Nadat op zekeren keer een postbode een ongeluk met zijne hondenkar had gehad, kwam er van het Hoofdbestuur eene aanschrijving, dat dit vervoermiddel niet meer gebezigd mocht worden. De directeur te Schagen wist toen te bewerken dat aan de twee boden eene zekere som werd ter hand gesteld om zich eene kar met hit aan te schaffen. Voor het onderhoud wordt hun bovendien eene jaarlijksche toelage verstrekt.
Lees meer in:
Mooi Schagen - uitgave Stichting Uitgeverij Noord-Holland. Geschreven en samengesteld door Harry Kooij. Prijs € 29,95, exclusief verzendkosten. Het boek verschijnt voorjaar 2016:
Bronnen
Reacties
Artikel
Schagen was nog niet eens gewoon geraakt aan de fiets, toen in 1895 het volgende snelheidsmon-ster op de Nederlandse wegen werd losgelaten: de automobiel.
Notaris Backx uit Wieringerwaard
Aan de Rijnkade in Rotterdam staat een gedenksteen met een afbeelding van een Benz Victoria en een tekst die vertelt, dat hier in 1896 de allereerste auto in Nederland reed, eigendom van de Haagse hoffotograaf Adolphe Zimmermans. De NRC schreef echter op 13 oktober 1896 dat 'de eerste automobiel in Nederland, eigendom van een particulier, in gebruik is genomen door notaris Backx te Wieringerwaard. 't Is een Victoria, in beweging gebracht door een benzinemotor. De snelheid van het rijtuig kan bedragen 25 K.M. per uur en een vulling is voldoende voor 200 kilometer afstand'. Enkele dagen later moest de NRC zijn woorden terugnemen. Noch Zimmermans, noch Backx was de eerste. Op 19 december 1895 had wollenstoffenfabrikant Jos Bogaers Swagemakers uit Tilburg zich als eerste Nederlander een auto aangeschaft. Maar Johannes Philippus Backx, geboren in 1849 te Rotterdam en in 1883 als notaris aangesteld in het arrondissement Alkmaar met standplaats Wieringerwaard, had de publiciteit opgestreken.
Notaris J.P. Backx uit Wieringerwaard in zijn Benz Victoria met (vermoedelijk) zoon Cornelis en de
Wieringerwaardse timmerman Dirk Kuiper als chauffeur.Foto omstreeks 1900.
De duvel
Backx had eind september 1896 zijn Daimler Victoria afgehaald van het Amsterdamse Weesperstation. Er was een Duitse monteur meegekomen, die de auto naar Wieringerwaard zou rijden en onderwijl Backx en diens koetsier rijvaardigheid en onderhoudstechniek zou bijbrengen. Maar nadat de Duitser vanuit de trein het Nederlandse landschap had gezien, de enge weggetjes met sloten aan weerszijden, en in de stad de smalle grachten, was hem de schrik in de benen geslagen en weigerde hij de auto verder te brengen dan Amsterdam. Wonderwel wist Backx's koetsier Kuiper na een korte instructie de machine naar zijn hand te zetten. In de stad verbijsterde dit mobiel zonder paard, dat zichzelf hakkepuffend voortbewoog, het opgedrongen publiek en buiten de stad was dat niet anders. 'Van Amsterdam ging het over Purmerend, Alkmaar, Schagen naar Wieringerwaard; overal groote oploopen, verbazing en gejoel, dat zich af en toe in niet vriendelijke uitlatingen openbaarde. Vreeselijke scènes met paarden bleven natuurlijk niet uit, zelfs menschen sloegen verschrikt op de vlucht en dikwijls liet een boer paard en wagen in de steek, onder den uitroep van: Daar hei je de duvel!'
De sportieve elite
In de Schager Courant lezen we het woord automobiel voor het eerst op 10 maart 1898: 'Men berichtte ons dat de automobiel van den heer Backx te Wieringerwaard deel zal nemen aan de wedstrijd Amsterdam-Parijs'. Net als bij de fiets begon het autorijden als een sportieve uitdaging voor de elite, die zich vanzelfsprekend beschouwde als de voornaamste weggebruiker. Dat kon niet lang goed gaan. Nadat hij in september 1897 al 'het paard van den heer J. Muntjewerf te Anna Paulowna had doen schrikken, waarbij berijder C. Muntjewerf viel en zich ernstig bezeerde', haalde de notaris op 1 juni 1899 ten vierden male de krant:
´Door het schrikken van den automobiel van den heer Backx geraakten Dinsdag op het Wad het rijtuig en het paard van den heer P. Meurs alhier te water. De wagen, die beladen was met zaad en meel, bekwam eenige averij, terwijl vele zakken te water raakten. Het ongeluk wil men toeschrijven aan het niet seinen van den bestuurder van den stoomwagen, zoodat men bij den hoek plotseling voor elkaar stond.´
De eerste verordeningen
De journalist wist blijkbaar niet dat de automotor op benzine liep en niet op stoom. Het was ook allemaal zo nieuw, alsof een galactisch wezen op aarde was verschenen. Mens en dier waren volstrekt niet op hem voorbereid, zomin als de oneffen straten en buitenweggetjes. Daarbij kwam de onervarenheid van de chauffeurs. Zij moesten zich het autorijden zelf aanleren en regels voor gemotoriseerd verkeer bestonden niet. De Schager gemeenteraad, waarin de door Backx van de weg gereden fouragehandelaar Pieter Meurs zitting had, greep in door aan de politieverordening toe te voegen dat 'een fiets en een automobiel niet harder mogen gaan in de kom onzer gemeente dan een paard in matigen draf´. Voor de buitenwegen achtte men maatregelen niet noodzakelijk; het zou met die automobiel zo'n vaart niet lopen. Op 8 augustus 1899, vier jaar na zijn entree, waren in heel Nederland nog maar 168 kentekennummers uitgegeven. De auto leek een modegril. Zijn plek op de populariteitsladder is af te lezen aan de prijzen die te winnen waren in een grote loterij van januari 1900. De eerste en tweede prijs waren elegante rijtuigen met paard, de derde was een automobiel. Toch zat er wat beweging in. Tien maanden later was in de Nationale Verloting van Sport en Nijverheid opgeschoven tot de hoofdprijs 'een fraaie, geheel nieuwe Automobiel 'Bella', een model van Fiat. Zo kon ook een incidentele geluksvogel een auto bemachtigen. Verder pronkte alleen de upper ten ermee, getuige een accessoire die in 1903 in Engeland was gesignaleerd:
'Het nieuwste snufje van de Engelse high-five is de automobiel-hond. Zoo'n arm dier moet naast zijn meesteres in zo'n tuf-tuf zitten en meê kilometers verslinden, - met een groote pet op zijn kop, een gekleurde bril voor de oogen en een buisje met zilveren knoopen aan. Ook draagt de auto-dog wel een voile.
Autokarretjes
Volgens een artikel in de Alkmaarsche Courant reed in 1905 in de kaasstad met zijn twintigduizend inwoners welgeteld één auto rond. 'In dat opzicht kan dus zeker niemand Alkmaar onmatig noemen. We zijn hier niet slecht bedeeld met groote lui. Maar autokarretjes ho maar! Die luxe schijnt zelfs den grootste boven de begrooting te gaan'. In Schagen was dat niet anders; niemand had er nog een auto. Wel deed zich in de naaste omgeving een volgend ongeval voor.
'Zondagmiddag was de zoon van den heer P. Kraakman te 'T ZAND juist op weg om zich per rijtuig te begeven naar Zijpersluis, toen in de verte een automobiel in volle vaart kwam aansnellen. Onmiddellijk begaf K. zich uit het rijtuig, waarin, behalve hij, 4 kinderen gezeten waren, om het paard bij den kop te vatten, ten einde het beest beter in zijn macht te hebben, daar het tekenen van grooten angst begon te vertoonen, en vooral met het oog op gevaar voor de kleinen. De automobilisten, welke zeer goed den angst en het beduiden van stoppen van K. konden opmerken, reden echter in volle vaart voorbij. Hierdoor begon het paard zoodanig te steigeren, dat het ter aarde stortte met het gevolg, dat het een achterpoot brak, zoodat het beest terstond afgemaakt moest worden. Later in den avond, toen de automobiel terugkwam, beproefde men te 't Zand, deze nog tegen te houden, door een roode vlag op den weg te houden, doch zonder resultaat. Het nummer der automobiel is bekend, n.l. no. 242.'
Te water
Uit het nog autoloze Schagen kunnen de onverlaten in geen geval afkomstig zijn geweest. Mr. Backx kunnen we eveneens vrijspreken, want al had hij dan niet kenteken 1, veel hoger kan het niet geweest zijn. Wel kwam hij op een andere onaangename wijze in het nieuws, en wel op 8 juni 1905. 'Zondagnacht om half twee is in de Houtmanskade te AMSTERDAM een automobiel te water geloopen. Het was het voertuig van den heer Backx, Notaris te Wieringerwaard'. Ook de eerste auto van Oudkarspel raakte in het ongerede. De houtmagnaat Eecen zag zich gedwongen zijn na een ongeval grotendeels vernielde vervoermiddel op de trein te zetten, om in Amsterdam te worden gerepareerd. Een teken dat boven het IJ nog geen garagebedrijf gevestigd was. Niet onbegrijpelijk, want in 1908, dertien jaar na de eerste, telde Nederland plusminus 500 auto's.
Uit het nog autoloze Schagen kunnen de onverlaten in geen geval afkomstig zijn geweest. De heer Backx uit Wieringerwaard kunnen we eveneens vrijspreken, want al had hij dan niet kenteken 1, veel hoger kan het niet geweest zijn. Wel kwam hij op een andere onaangename wijze in het nieuws, en wel op 8 juni 1905. 'Zondagnacht om half twee is in de Houtmanskade te AMSTERDAM een automobiel te water geloopen. Het was het voertuig van den heer Backx, Notaris te Wieringerwaard'. Ook de eerste auto van Oudkarspel raakte in het ongerede. De houtmagnaat Eecen zag zich gedwongen zijn na een ongeval grotendeels vernielde vervoermiddel op de trein te zetten, om in Amsterdam te worden gerepareerd. Een teken dat boven het IJ nog geen garagebedrijf gevestigd was. Niet onbegrijpelijk, want in 1908, dertien jaar na de eerste, telde Nederland plusminus 500 auto's.
Stress
In de rubriek Amsterdamse Brieven, jarenlang een vast onderdeel van de Schager Courant, signaleerde de schrijver welk een negatieve invloed de maatschappelijke versnelling had op het menselijk gestel. 'Waar zijn de stille uren, de lange avonden, de mooie vertellingen, en waar is het huiselijk geluk gebleven? 't Is draven en even zitten, om dadelijk weer verder te draven. De lange Goudsche pijpen dwongen ons om rustig te zijn, die lieten geen draven en gooien toe. Maar zij zijn uit de mode en in onbruik geraakt. Het publieke leven gaat dwars tegen veiligheid en rust in; de paarden lopen niet hard genoeg meer, 'n automobiel doet het vlugger, ook al rent hij een paar menschen tegen de vlakte en zichzelven te pletter tegen een muur. We hebben geen tijd meer om ons eten te kauwen'. We schrijven 1906, de stress doet zijn intrede. De spanningen die de auto, de fiets en de eveneens in het verkeer verschenen motorfiets op de weg veroorzaakten moesten ingetoomd. De technische ontwikkeling van de auto maakte intussen onthutsende snelheden mogelijk, wel tot 90 kilometer per uur. Maar de landelijke overheid hield zich er nog even buiten. De regulering begon bij een burgerinitiatief. 'De beweging, op touw gezet door dr. C.P.C. Bosch en die ten doel heeft de veiligheid wat betreft het automobielverkeer zooveel mogelijk te bevorderen, zal een dezer dagen georganiseerd worden'.
Eerste wetgeving
Den Haag ontwaakte, een wetsvoorstel werd aan de Tweede Kamer voorgelegd. Bij amendement werd de snelheid van de auto in de bebouwde kom beperkt tot 10 kilometer per uur. Dat vond de Nederlandsche Automobiel Club, onder voorzitterschap van onze notaris Backx, te langzaam; een proefneming wees uit dat bij die snelheid zelfs een snelwandelaar de auto kon inhalen. De Eerste Kamer verhoogde daarop de limiet naar 15 kilometer per uur, te handhaven door de gemeentebesturen. Maar die hadden de mankracht niet om erop toe te zien. In de steden bleef het daarom een hachelijke zaak zich op de rijweg te begeven. Hoewel rechts rijden sinds Napoleon het gebruik was, kon men ongestraft links aanhouden als dat beter uitkwam. Pas in 1917 zou, te beginnen in Rotterdam, het rechts rijden verplicht worden gesteld. De Motor- en rijwielwet schreef dat al voor sinds 1905, maar het was aan de gemeenten om het lokaal te verordenen.
De gebroeders Boontjes
Schagen had zulke regels nog niet nodig. De auto van notaris Backx was jarenlang de enige die regelmatig Schagen aandeed. Ik stel mij voor dat de straatjeugd er rondom heeft gestaan met jeukende handen. Het zou tot plusminus 1913 duren voordat de eerste Schagenaar aan de automobiel ging. Cor Boontjes, uitbater van koffiehuis en stalhouderij De Beurs aan de Marktplaats (nu: restaurant Stiel) kocht een Spyker. Een luxe fabricaat van eigen bodem, dat bekend stond als de Rolls Royce van Nederland. En bij één auto liet hij het niet. Op 10 maart 1917 maakte hij per advertentie bekend dat hij zijn stalhouderij ophief 'wegens aanschaffing van Automobielen'.
Zijn stalhouderij-inventaris bood hij te koop aan, evenals zijn 13 paarden. Daarmee zette hij de rijtuigenverhuur gemotoriseerd voort. Een reuzenstap, kenmerkend voor de ondernemerszin in de familie Boontjes. Toen Schagen in 1905 telefoon kreeg, was Cor's broer Jan Koo (eigenaar van De Gouden Engel) er al als de kippen bij geweest. Hij kreeg telefoonnummer 1, Cor zelf was nummer 3. Met zijn Spyker was Cor Boontjes alweer Schagens voorloper, net als enige jaren later met zijn benzinepomp. Overigens was ook manufacturier Cees Brügemann er voor Schager begrippen snel bij. Na Boontjes schafte hij eveneens een automobiel aan. Volgens de familieoverlevering moesten zijn dochters Trien (9) en Truus (8) hem wekelijks poetsen en hielden ze daarom voor de rest van hun leven een hekel aan auto's.
Het wagenpark van Cor Boontjes in slagorde opgesteld, met links ernaast zijn en Schagens eerste
automobiel. Boontjes zelf staat rechts op de foto bij een van zijn paarden. Foto omstreeks 1913.
Oliecrisis
Cor Boontjes had zijn overstap naar automobielen in 1917 niet beter kunnen kiezen. In de buurlanden woedde de Eerste Wereldoorlog in alle hevigheid. Weliswaar was Nederland neutraal, het hield zijn leger gemobiliseerd en dat leger had benzine nodig. Die was er echter mondjesmaat, omdat het oorlogsgeweld op zee de aanvoer van olie bemoeilijkte. Het brandstoftekort noopte de regering ot een verbod op het gebruik van olie en benzine door particulieren. Wie een auto of motor had moest die in het schuurtje zetten. Voor bedrijven, dus ook voor Cor Boontjes, gold het verbod niet. Zijn huurauto's zullen dus druk beklant zijn geweest. Twee jaar duurde Nederland's eerste oliecrisis. Toen daarna alle auto's weer de weg op mochten leek het hek van de dam. Een briefschrijver sprak in de Schager Courant van 22 juni 1920 zijn afgrijzen uit:
'Dat iemand met een dikken buidel zich een auto of motor aanschaft, och, daar is niets tegen, ieder zijn vermaak; maar dat er geen bepaling is, die het onmogelijk maakt dat zij, die er een levensgenot in zoeken de absentie van een gezond stel hersenen te demonstreeren in het in razende vaart langs de weg te vliegen met hun auto's of motoren, dat is heel jammer. Want er zullen er zich in onze krankzinnigengestichten wel bevinden, die minder gevaarlijk voor hun medemenschen zijn dan zij die de schrik der wegen zijn geworden in hun gevaarlijke automalloterie. Onlangs nam ik de moeite eens, in de diverse diverse voorname dagbladen na te gaan onder welk hoofd de auto- en motorongelukken vermeld werden. In die bladen las ik de volgende, weinig vleiende benamingen: De schrik der wegen. De rijdende dood. Het dood en verderf brengende monster. Het vliegende gevaar. Automobilisten idiotisme, enz. enz. Wel een bewijs dat de kwaal niet alleen door mij gezien wordt. En na de mobilisatie (toen geen benzine verkrijgbaar was) is weer een zwerm van die woestelingen op onze wegen losgebarsten. Wanneer zal ons gemeentebestuur eens iets ten dezen doen?'
Werkverschaffing
Het zou duren tot de jaren dertig aleer de grootste gevaren van het wegverkeer werden ingedamd. De economische crisis bracht de overheid ertoe grootschalige infrastructurele werken op touw te zetten om de hoge werkloosheid het hoofd te bieden. Daartoe behoorden de verbreding en asfaltering van wegen en de aanleg van fietspaden. Ook het provinciale wegennetwerk rond Schagen werd grondig geherstructureerd. In de stad zelf werden in 1936, met de aarde die was uitgegraven om de haven aan te leggen, de grachten langs de Loet, het Rensgars en het eerste stuk van het Noord gedempt. De gracht tussen Hoog- en Laagzijde en die langs de Nieuwe Laagzijde waren al eerder gedicht. De waterwegen in de stad dienden tot niets meer. Ze gaven alleen nog overlast en de auto schreeuwde om ruimte. Die kreeg hij en dat is in Schagen altijd zo gebleven.
Bronnen
BRONNEN:
- Schager Courant - Delpher - De eerste autogarage van Nederland? diir Hans Waldeck
- Internet - Aad Epskamp (afbeeldingen)
Reacties
Artikel
Harry Kooij schreef een lezenswaardige aanvulling op het artikel "De eerste auto in Schagen (1)" van Peter Groenveld.
Lees meer over notaris Backx en zijn auto's.
Klik op het icoon om het gehele artikel te lezen.
De eerste auto in Schagen (2).pdf
Bronnen
Reacties
Artikel
De makelaar van Schagen
Na een optreden in 1967 in het in die tijd veelbekeken televisieprogramma van Willem Duys - Voor de vuist weg - werd de blonde Martine Bijl (geb. 19 maart 1948) tot ver over de grenzen bekend en beroemd met het liedje De Makelaar van Schagen, klik op Liedje
Foto: Nationaal Archief
Het liedje werd voor Martine geschreven door Dick Schallies en op muziek gezet door Henk van der Molen, met wie ze later een relatie had. Het liedje was niet alleen populair in Schagen en omstreken. Zelfs de Belg Louis Neefs schreef een muzikale reactie op dit succesnummer, klik op Martine van Louis Neefs
Foto: Nationaal Archief
Wie was die makelaar?
In een interview van Martine Bijl met de journalist Jan Vriend - in het Noord-Hollands Dagblad van 5 september 1998 - spreekt Martine over een bezoek dat zij ooit aan Schagen bracht. Ik zing 'de Makelaar van Schagen' niet meer. Het liedje past niet meer bij me. Het is repertoire voor een meisje van 18 en niet voor de Martine van nu. Maar ik heb niets tegen Schagen hoor. Integendeel, ze hebben me daar eens met een koetsje rondgereden. Heel schattig allemaal. De mensen maar zwaaien. En ik terugzwaaien natuurlijk. Ik voelde me net de koningin. Samen met die makelaar. Maar hoe die ook alweer heette….
In Schagen werd altijd al beweerd dat die makelaar Bart van Kampen was. Bart was ooit makelaar in Schagen. Later werd hij de oprichter van de Zwarte Markt in Beverwijk, die inmiddels is uitgegroeid tot de Bazaar. Hij was ook voorzitter van de club die in het kerkje van Valkkoog culturele evenementen organiseerde. Daar zou Martine ooit een optreden hebben verzorgd.
Foto: Buitengewoon Noord-Holland
Naar eigen zeggen heeft Bart van Kampen Martine bij twee evenementen ontmoet. De eerste keer bij haar optreden in Valkkoog en de tweede keer op een congres in Vlaanderen waar ze het liedje over de makelaar ook ten gehore bracht. Ik heb ademloos geluisterd. Het was of ze het speciaal voor mij zong. Het was ook zo’n mooie en lieve vrouw.
Maar is het lied nu echt voor makelaar van Kampen geschreven? Ik moet je teleurstellen. Het liedje is van 1966 en ik ben pas in 1970 met mijn makelaardij begonnen. Achteraf had ik er spijt van dat ik het kantoor niet ‘Makelaar Jansen in Schagen’ heb genoemd. Er was toen geen makelaar zo bekend als makelaar Jansen in Schagen. Het liedje was ook erg goed voor het imago van de makelaars, dat werd weer eens lekker opgepoetst en daar waren we best blij mee.
Toch nog maar eens terug naar Martine. Ja, ik kan me van Kampen nog wel heel vaag herinneren. Maar de makelaar waarmee ik in het koetsje zat heette toch echt anders dat weet ik bijna zeker.
Na enig nadenken. Kan het makelaar Vis zijn?
Bert Vis, inmiddels niet meer onder ons, blijkt dus de enige echte makelaar van Schagen die met Martine naar het volk mocht zwaaien. In het interview herinnert hij zich haar bezoek nog als de dag van gisteren. Het was begin september 1969. Er was een heleboel volk op de been omdat er veel was georganiseerd om de oprichting van het open jeugdwerk op te luisteren. Ook burgemeester Wognum was erbij. In de tuin van mijn kantoor heeft Martine toen het liedje gezongen met Henk van der Molen op gitaar en Louis van Dijk op de piano. Het was hartstikke gezellig. De Schager Courant sprak van een geweldig enthousiasme onder de Schagenaars.
Van Bert Vis is helaas geen afbeelding beschikbaar.
Bij haar optreden was Martine 21 jaar. Drie jaar daarvoor, in 1966, had zij de Makelaar van Schagen op de plaat gezet.
Blijft de vraag waarom de tekstdichter Dick Schallies de makelaar nou juist uit Schagen liet komen. Martine weet het antwoord, daar kan ze kort over zijn. Die naam rijmde gewoon lekker.
Martine groeide uit tot een groot kunstenares die uitblonk op allerlei terreinen. Op 30 mei 2019 overleed ze op 71- jarige leeftijd.
De makelaar van Schagen (tekst: Dick Schallies / muziek: Henk van der Molen)
Er stond in een bos een oud huisje te koop
Het was zo te zien al geschikt voor de sloop
Met muren van stammetjes, vol vochtige zwammetjes
Er stond op een bordje: 'Bevragen
bij makelaar Jansen in Schagen'
Ik hoopte dat Jansen niet meer zou bestaan
En ben toen brutaalweg naar binnen gegaan
Daar in het groene bieze-bieze-bos bieze-bieze-bos
Daar in het groene bos
Het bordje verbrandde ik in 't fornuis
Zo werd ik heel stiekem de baas van dat huis
Ik boende de tegeltjes, en voerde de egeltjes
Maar toch bleef er iets bij mij knagen
Vanwege die Jansen uit Schagen
Ik keek soms wat bang naar de makelaar uit
Want geld had ik niet, zelfs geen enkele duit
Daar in het groene bieze-bieze-bos bieze-bieze-bos
Daar in het groene bos
En eens op een dag kwam een man uit het bos
Met ogen vol gloed, op z'n wangen een blos
Hij stond wat te stamelen en moed te verzamelen
Hij zei: "Mag ik u even plagen
Mijn naam is Jan Jansen uit Schagen
Hoe denkt u uw schuld nu aan mij te voldoen"
Ik zei: "Ik ben arm, mag 't ook met een zoen"
Daar in het groene bieze-bieze-bos bieze-bieze-bos
Daar in het groene bos
De makelaar trok nog die dag bij mij in
De zoen van die middag was 't prille begin
Van een tuin vol met stemmetjes en een waslijn vol hemmetjes
Wat kan ik als vrouw nog meer vragen
Van makelaar Jansen uit Schagen
Ons huisje eerst louter geschikt voor de sloop
Is nu voor geen goud meer te huur of te koop
Hier in het groene bieze-bieze-bos bieze-bieze-bos
Hier in het groene bos
Bronnen
Reacties
Artikel
Tijdens de tien jaarlijkse zomermarkten in Schagen zijn ze nog te zien in volle pracht. De sjezen, tilbury's, brikken en speelwagens compleet met boeren en boerinnen in de traditionele dracht, met ‘kap en dek’. Buiten deze periode is het gerij te bezichtigen in de wagenstallen van het charmante Boerderij- en Rijtuigmuseum Vreeburg aan de Loet in Schagen.
Elk dorp van enige betekenis had een wagenmaker waar ambachtslieden het wondere werk verrichtten om uit een naaf, spaken en vellingdelen een wiel te maken, nauw omsloten door een ijzeren band. Vervolgens bouwden ze een kar of rijtuig naar de mode van de tijd. Het gerij was de trots van de boer. Tilbury's en sjezen zijn nog regelmatig overal in West-Friesland te zien, bijvoorbeeld bij de ringrijderijen.
Tilbury
De tilbury is vernoemd naar de Engelse rijtuigbouwer die dit model als eerste op de markt bracht. Een hoog en licht wagentje van iepenhout, of – als het kon lijden – van essenhout. De bekleding was van trijp of laken, de kap van leer of wasdoek. Met de kap op, het leren voetenkleed voor en de hoge wielen, was men bestand tegen regen, wind en modderige wegen.
Sjees
Veel eleganter is de sjees. De naam komt van het Franse ‘chaise’ (stoel). Het rijtuigje bestaat uit een bevallig kuipje voor twee personen dat rust op leren riemen. Aanvankelijk was de sjees eenvoudig en strak van vorm, maar onder de invloed van de Franse Rococo werden de bakjes steeds sierlijker, met gebogen panelen, beschilderingen, snijwerk en kleurige kwasten om aan vast te houden tijdens het rijden.
Break werd Brik
De Engelse ‘break’, in Nederland brik genoemd, kenmerkt zich door de vier ellipsveren boven de wielen, waarop de bak is bevestigd. Een eenvoudiger model is de kaasbrik met een bok voor de koetsier en een ruimte waarin, beschermd door een tentvormig zeil, de kazen naar de markt werden gebracht. Door een brik op te bouwen met een overhuiving tot boven de koetsiersplaats, rondom glazen ramen en een portier aan de achterkant, ontstond de zogenoemde kerkbrik.
In Enkhuizen reed nog tot enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog een kerkbrik die iedere zondag om half tien bejaarde dames ophaalde en naar de kerk bracht. De ouderen in die tijd herinnerden zich hoe in het begin van de 20ste eeuw een toeslee door Enkhuizen werd gesleept om kerkgangers op te halen, compleet met een begeleider met een ‘smeerlap’, die de ijzeren banden vet hield om het glijden over de kinderkopjes te vergemakkelijken.
‘An de reed’
Zwaardere uitvoeringen van de brik werden gebruikt voor het werk op het land, onder meer om het hooi binnen te halen. Een handige uitvinding was de mogelijkheid om met een zogenoemd krangwerk de achterwielen mee te kunnen laten sturen. Op slechte wegen hielp de boer, door zwaar met zijn klomp tegen de dissel te duwen, de paarden door de bochten. Een lichte uitvoering is de speelwagen met een op ijzeren bogen gespannen huif. Als het werk het toeliet, ging de boer met zijn gezin ‘an de reed’, hetgeen meestal een bezoek inhield aan wat verder weg wonende familie. Een speelwagen had vaak prachtig snijwerk in de achterschamel en een hoge achterkant. Vaak werd op de achterkret met krullerige letters een gedicht geschreven in de trant van:
Al die mij ziet
En niet mag lijden
Die keert zich om
En laat mij rijden
Al is de weg
Ook recht of krom
Ik rij maar voort
En zie niet om
Oude rijtuigen in volle pracht tijdens Westfriese zomermarkt
Bronnen
West-Friesland toen en nu