Artikel
Antonius, zoon van Willem van Beijeren van Schagen
Over Antonius, de zoon van Willem van Beijeren hangt een waas van geheimzinnigheid. Hij zou kanunnik geworden zijn bij de Sint Pieterkerk in Utrecht. Einde verhaal. Dit is gegrond op een in het Latijn gestelde brief van paus Nicolaas V. Deze is op het moment van het schrijven van deze brief nog maar enkele maanden in functie. Hij zou een niet onbelangrijke hervormingspaus blijken.
In deze brief wordt Antonius onmiskenbaar een zoon genoemd van Willem van Beijeren, bastaardzoon van hertog Aelbrecht van Beijeren. Zijn levenslange bijnaam is Bastaard van Holland. Hij is zoals de brief ook zegt ‘defectus’, zoals ook Erasmus enige tijd later ‘defectus’ zal heten, een buiten het huwelijk geboren kind. Zo’n kind werd ook wel een natuurlijk kind genoemd. Een kind geboren uit een huwelijk werd een wettig kind genoemd. Een natuurlijk kind was dat niet volmaakt of wel ‘defectus’. Ook voor zo’n kind moest goed worden gezorgd. Zie Willem van Beijeren zelf.
Antonius is echter niet alleen ‘defectus’, hij wordt ook nog ‘solutus’ genoemd. Dat woord moet iets betekenen van ‘uitgesloten’, of ‘uitgestoten’. Het meest waarschijnlijke is dat Antonius is verwekt en geboren buiten elk huwelijk, met andere woorden, niet alleen Willem van Beijeren was nog niet getrouwd, maar ook de moeder van dit kind niet. Aat nu sloot het kind letterlijk buiten de bestaande orde. Hij zou geen adellijke of ridderlijke functie kunnen vervullen en kon geen deel uitmaken van het latere gezin, zoals dat voor de bastaarddochter Belye wel mogelijk was.
In zo’n geval – want voor ook voor dit kind moest goed gezorgd worden – was een plek binnen de geestelijkheid bijna de enige mogelijkheid, zij het dat ook daar met een wel zeer scheef oog naar zo’n kind werd gekeken.
De andere mogelijkheid voor een uitleg van de woorden ‘defectus’ en ‘solutus’ is dat Antonius lichamelijk of geestelijk niet in orde was. Maar dat is zo goed als onmogelijk, omdat hij dan zeker niet voor een plek bij de kanunniken in aanmerking zou kunnen komen, noch bij die van de Sint Pieter, noch bij die van Sint Marie. Bovendien heeft hij de bisschoppelijke school doorlopen.
Zie ook het uitvoerige artikel onder Bronnen (en de Kakelepost van juni 2019). Hierin wordt dieper ingegaan op de ins en outs van deze mysterieuze Antonius, die na deze brief van de aardbodem verdwenen blijkt.
Bronnen
Reacties
Artikel
In de loop van de tijd is er hier en daar (niet overal trouwens) verwarring ontstaan over Jan van Schagen. De verwarring betrof de leeftijd van Jan van Schagen. Dat zat hem in het gegeven dat vader en zoon werden opgevat als één persoon.
Jan Willemsz (dat voorkomt verwarring met Jan Jansz) werd geboren in Den Haag in ± 1436 (tussen 1433 en 1439) als tweede zoon van Willem van Beijeren, bastaard van Holland, eerste heer van Schagen en Johanna van Hodenpijl. Hij werd vernoemd naar zijn grootvader van moederskant, zoals zijn oudere broer Albert of Albrecht werd vernoemd naar de gootvader van vaderskant, Albrecht van Beijeren, graaf van Holland.
Jan Willemsz trouwde rond 1480 met Aaf/Eva van Berkenrode, dochter van Jan van Berkenrode uit Heemstede/Haarlem. Zij kregen vier kinderen, Jan, Gerrit/Gerard, Willem en een dochter van wie de naam niet bekend is. Hij was volgens alle berichten eerst getrouwd geweest met Anna de Vrieze uit Oostende in Zeeland.
Jan Willemsz van Beijeren van Schagen werd tot ridder geslagen in de slag bij Montlhéry in 1465
Jan werd als vervanger heer van Burghorn in 1475, het jaar waarin zijn broer Willem, heer van Burghorn, op bevel van Karel de Stoute aan het hoofd van een contingent Haarlemmers naar Neuss vlakbij Keulen trok, omdat Karel daar versterkingen nodig had om de belegering van die stad kracht bij te zetten. Willem keerde uiteindelijk niet terug als heer van Burghorn en Jan werd 1481 definitief beleend met deze heerlijkheid. Hij woonde in Haarlem en bekleedde daar functies als schout en schepen.
In 1511 droeg hij de Burghorn over aan zijn zoon Gerrit of Gerard, die tevens baljuw van Texel was. Gerard stierf in 1518. In dat jaar werd Jan Jansz, de oudste zoon van Jan Willemsz heer van Burghorn.
Jan Willemszoon stierf vermoedelijk in of vlak voor 1518. Hij was toen ruim 80 jaar oud.
Jan Janszoon was de oudste van de vier kinderen van Jan Willemsz en Aaf van Berkenrode. Hij werd geboren in ± 1482, vermoedelijk in Haarlem, in het huis dat later bekend werd of toen al bekend was als het Huis van Schagen in Koningstraat. Jan heeft in Haarlem vele functies bekleed, o.a. als schout maar vooral als burgemeester. Hij trouwde in ongeveer 1510 met Catharina van Schengen, dochter van Lodewijk van Schengen en Johanna van Reimerswaal.
Jan heeft uiteindelijk de heerlijkheid Schagen geërfd nadat Jozina van Schagen, de dochter van zijn oudste broer, lang geaarzeld had of hij wel de juiste keuze was. Zij besloot per testament uit 1541 Jan te benoemen tot haar leenvolger in Schagen. Op 23 augustus 1542, Barthelomeusdag, stierf Jan Jansz van Beijeren van Schagen, waardoor de heerlijkheid Schagen overging naar zijn oudste zoon Willem.
Jozina maakte dat nog mee, want zij stierf een klein jaar later, op 15 juni 1543.
Lees het uitgebreide artikel onder Bronnen
Bronnen
Reacties
De testamenten van Josina van Beijeren van Schagen (ca. 1467 - 1543). Deel 1
Inleiding
Na de beschrijving van de zonen van Willem van Beieren van Schagen, Albert, Jan en Willem volgt hieronder een verhaal over de dochter van Albert, Josina, en over Johanna en Agatha, de dochters van zijn broer Willem.
Josina is de Vrouwe van Schagen als opvolgster van haar vader en grootvader. Johanna (en in haar schaduw Aechte, Agatha) is degene die letterlijk het leven lang aast op de heerlijkheid Schagen na de dood van Josina. Josina, tweemaal getrouwd, is een zeer godsdienstige vrouw, ze heeft haar leven lang last van een ‘passie in het hooft’, we zouden nu zeggen dat ze lichtelijk last heeft van een zekere godsdienstwaanzin. Dat stond echter zoals we zullen zien haar vermogen om de heerlijkheid te besturen niet in de weg, zoals we zullen zien in deel 1 van dit verhaal.
Johanna wordt geplaagd door de gedachte dat zij meer recht heeft op de heerlijkheid na de dood van Josina dan haar volle neef Jan en zijn erfgenamen en gaat daartoe geen enkele gerechtelijke procedure uit de weg. Daarover gaat deel 2 van deze geschiedenis.
De testamenten
Het verhaal, de geschiedenis van het testament of liever de testamenten van Josina beslaat 20 jaar, tussen 1535 en 1555. Het gaat feitelijk om twee erfenissen. Goederen van de familie van Nijenrode in Utrecht en rond Velsen aan de ene kant, de heerlijkheid Schagen en de visserij van Schager en Niedorper Koggen anderzijds.
Tien jaar na de dood van haar tweede man, Joost van Borsselen, bastaard van Brigdam, voelt Josina dat het tijd wordt haar testament op te maken. Het spreekt voor haar vanzelf dat de bezittingen van de familie Van Nijenrode, die ze heeft geërfd via haar moeder, in de familie van Nijenrode blijven. Zonder slag of stoot gaat dat niet, maar uiteindelijk vindt ze twee neven, die er volgens haar het meeste recht op hebben. Wat de heerlijkheid Schagen betreft zijn er twee gegadigden. Haar neef Jan, zoon van haar oom Jan, is de ene. Haar nichten Johanna en Agatha, dochters van haar oom Willem, de andere.
Josina’s afkomst
Als Josina (Jozijna, Jozijna, Josijna) in de namiddag van 15 juni 1543 sterft in het bijzijn van haar ‘kamerwijf’ en haar dokter, heeft ze een bewogen dag achter de rug. Bovendien is het de laatste dag van een bewogen leven. Na het overlijden van haar tweede man, Joost van Borsselen, in 1524 in Den Haag, woont ze nog twee jaar daar en verhuist vervolgens naar een huis in de Smeetstraat (nu de Smedestraat) in Haarlem1).
Gezicht op Haarlem. Beeldbank NHA
Af en toe bezoekt ze het Huis te Schagen, maar uit wat er verteld wordt, blijkt dat ze dit toch vrij zelden doet.
Hoe oud ze is geworden, is niet bekend, maar de schatting is dat ze bij haar overlijden tegen de 80 jaar oud is. Haar vader Albert van Beijeren van Schagen trouwt in of omtrent 1464 met Adriana (Adriaan) van Nijenrode2). De huwelijkse voorwaarden worden in dat jaar vastgesteld. Op 18 oktober 1466 wordt in de leenkamer, bekend als ‘Graaf van Holland VII Friesland 1254 – 1649’ aangetekend: Lijftocht van Adriaan van Nijenrode, gehuwd met Albert van Schagen, op 100 gouden leeuwen. Het is eveneens het jaar waarin Willem van Beijeren van Schagen, de bastaard van Holland, de heerlijkheid Schagen overdraagt aan zijn oudste zoon Albert3). Uit het huwelijk wordt een dochter geboren. Of er meer kinderen zijn geboren en vroeg overleden, is niet bekend. Josina zal geboren zijn in plusminus 1467, met een marge van 3 jaar eerder of later. Ze is dus zo goed als zeker 75 jaar of ouder als ze in 1543 overlijdt. Ze vertelt zelf aan een van haar vele dienaressen dat ze oud en moe is, zodat ze de keldertrap niet meer af kan en de zoldertrap niet meer op4).
Jeugdjaren
De jeugd van Josina wordt getekend door een vader die verplichtingen jegens zijn broers en zusters niet nakomt. Haar grootvader Willem van Beijeren, bastaard van Holland, had van zijn heer en neef Filips de Goede, toestemming gekregen om aan zijn kinderen jaarlijks een bedrag uit te keren afkomstig uit de inkomsten van de heerlijkheid Schagen en de visserij van de Schager en Niedorper Koggen. Vanaf het moment dat hij de heerlijkheid had overgedragen aan zijn oudste zoon, had die ook deze verplichting overgenomen. Alleen, hij kwam die niet na. Dat leverde zeer onverkwikkelijke situaties op. Uiteindelijk liep dat zo hoog op en gedroeg Albert van Schagen zich als heer van Schagen zodanig dat het Hof van Holland besloot hem gewapenderhand te benaderen in zijn slot in Schagen. Dat werkte. Hij gaf zich over in gevangenschap en werd veroordeeld5). Zijn gevangenschap bracht hij door in het kasteel in Medemblik.
Slot Radboud, prent uit de 17e eeuw (uit Slot Schagen)
Twee jaar voor zijn dood in 1480 werd hem eerherstel verleend6). Niettemin stierf hij in gevangenschap in Medemblik. Dit alles zal niet alleen haar moeder, Adriana van Nijenrode, niet onberoerd hebben gelaten, ook op de nog zeer jonge Josina zal dit grote indruk hebben gemaakt. Zelfs wanneer ze het niet van dichtbij heeft meegemaakt, want het is mogelijk dat zij haar opvoeding kreeg in Utrecht – waar haar grootouders van moederskant woonden7) – en in Den Haag of elders in een daartoe uitgezocht gezin. Iets wat zeker niet ongewoon was in de adellijke kringen. Ze zou daardoor weinig van het rumoer rondom haar vader gemerkt kunnen hebben.
Josina van Beijeren van Schagen. Foto F. Timmer
Vrouwe van Schagen, eerste huwelijk
Josina werd door het overlijden van haar vader in 1480 op jonge leeftijd Vrouwe van Schagen, zij was immers de enige erfgename. Haar moeder zal korte tijd haar voogd zijn geweest, tot die stierf in 14838). Daarna werd haar oom Jan van Schagen gedurende korte tijd haar voogd en bestuurde met en voor haar de heerlijkheid Schagen. Er is waarschijnlijk naarstig gezocht naar een geschikte echtgenoot voor Josina. Die werd gevonden in de persoon van Wouter van Egmond, met wie zij op of vlak voor 1 augustus 1484 trouwde9). Ze was nog jong, maar dat was zeker niet ongewoon in die tijd. Het echtpaar kreeg volgens ‘D’oude chronijke ende historien van Holland (met West-Vriesland) van Zeeland ende van Utrecht’ (pag. 201)10) twee kinderen, die beiden jong stierven. Een zoon David, heere van Benthuizen, overleed in 1491 in Utrecht. Een dochter Jenne of Janne is in 1493 overleden. Hun vader stierf in 1491in Rotterdam.
Vrouwe van Schagen, tweede huwelijk
Op of vlak voor drie september 1493 huwde Josina met Joost van Borsselen, bastaard van Brigdam, zoon van Adriaen van Brigdam. Joost van Borsselen nam het heft als man en voogd in de heerlijkheid Schagen in handen en deed dat tot zijn dood in 1524. Hij is begraven in het Preekheerenklooster in Den Haag, aldus Van Gouthoven in zijn Oude Kroniek.11)
Josina van Schagen had ook contact met haar oom Willem, de jongste zoon van Willem van Beijeren van Schagen. Dat blijkt onder andere hieruit dat ze hem een levenslange toelage doet toekomen vanaf het moment van haar overlijden, indien zij geen kinderen nalaat. De overeenkomst wordt gesloten voor het Hof van Holland op 20 februari 1497 (paasstijl 1496). Zoals dat heet: “om sonderlinghe lieffden ende gunsten die sij heeft ende dragende is tot Willem van Schagen haeren oom ende sijne kinderen, ende bijsonder omdat den selven Willem van Schagen nijet soo veel versien is van goeden bij wijlen sijnen heervader Willem Heere van Schagen, ende vader vande voors. Vrouwe van Schagen, als Jan van Schagen, sijnen outsten broeder”12). Over deze ‘toelage’ ontstaat na de dood van beiden verschil van mening tussen enerzijds de erfgenamen van Johanna van Schagen, dochter van Willem, en anderzijds de erfgenamen van Josina van Schagen, dat wil zeggen Willem, de zoon van Jan van Schagen, en zijn vrouw Elisabeth van Bronckhorst.13) Josina van Schagen en Joost van Borsselen woonden waarschijnlijk afwisselend in Schagen en Den Haag. Hoe lang ze telkens in de ene en de andere plaats verbleven is niet bekend, maar waarschijnlijk had Den Haag verre hun voorkeur. De laatste jaren van het leven van Van Borssele woonde het echtpaar in Den Haag, zoveel is zeker14). Joost van Borssele is na de overstromingen in 1509 de tegenspeler van genoemde Jan van Schagen, heer van de heerlijkheid Burghorn, die zijn broer Willem in die functie opvolgde, eerst voorlopig in 1475, daarna definitief in 1480 met een verlijbrief, de akte waarin vermeld wordt dat hij beleend wordt met de heerlijkheid Burghorn. Met en in een dergelijke verlijbrief, een verleen-brief, werd geregeld dat de vorst een onderdaan de rechten over bijvoorbeeld een heerlijkheid verleende.
Josina en haar man zijn gelovige mensen
In 1514 krijgen Josina van Schagen en Joost van Borsselen toestemming van keizer Karel V en Maximiliaan van Oostenrijk, de regent, om de inkomsten uit het veer te geven aan de parochiekerk van Schagen voor de Zeven Getijden.15) Dit veer onderhield de verbinding tussen Schagen, Callantsoog, Petten en Huisduinen. De Keizer gaat akkoord. Het bedrag zal niet zo groot zijn geweest dat het een gevoelige aderlating voor ’s lands schatkist was.
In 1535, als ze allang weduwe is, schenkt ze een vicarie in de kapel in de kerk van Schagen en een in de parochiekerk van Haarlem. Dat vertelt de priester Suijtgen Pieters, 73 jaar oud, in zijn getuigenis in 1547 in een rechtzaak.16) Die rechtszaak is aangespannen door de Johanna van Schagen bij de Grote raad van Mechelen tegen de erfgenamen van Josina van Schagen.17)
In de loop van die rechtszaak worden tientallen mensen gehoord en velen van hen vertellen hoe ze ervaren hebben dat Josina van Schagen een verstandig, goedgeefs, caritatief mens was.
Last van godsdienstige bevliegingen
Uit de getuigenverklaringen blijkt dat Josina regelmatig last heeft van religieuze aandoeningen. Ze zijn meestal kort van duur, maar ze vallen alle dienstmeiden wel op. Ze verstoren echter nooit haar zakelijke en verstandige manier van handelen.
Op 1 september getuigt Maghtelt Bartelomeus dochter van Heemstede oud omtrent vijfenveertig jaren dat ‘…mit goede discretie dan somtijs wel gebeurde datter somwijle een verloop (= bui, dat het zich ineens voordeed) quam dat sij sprack van de moniken papen vogelen ende andere die haar quelden mer en bleven gelijcke propoosten haar nijet langh bij …’ (zonder iets verkeerds te willen zeggen, het gebeurde wel eens dat ze in een ‘bui’ sprak over monniken, papen, vogels en andere zaken die haar bezighielden, ook al duurde het meestal niet lang)
Imeken Jansdoghter uit Haarlem getuigt op 11 augustus 1545: ‘dat die voornoemde Vrouwe somwijlen gepassioneert was spreeckende alsdan van monniken van papen vande craije van Sinte Jans ende diergelijcke sotte propoosten die sij sijde haar hooft te quellen ende indien noghtans ijemant bij haar quam als die voors. passie hadde ende haar sprack van saijcke die Heerlijcheijt van Schaagen aangaande ofte andere liet sij sulcke sotte propoosten…’ (dat de voornoemde Vrouwe gepassioneerd werd en het dan had over over monniken, over papen, over de kraaien van Sint Jan en dergelijke vreemde bewoordingen, waarvan naar ze zei haar hoofd vol was en toch als er dan iemand kwam terwijl ze zo’n bui had en over de zaken betrffende de heerlijkheid Schagen of iets dergelijks begon, dan stopte ze meteen met die gekkigheid…)
Agniese Gerijts doghter uit Delft, oud omtrent 53 jaar, getuigt op 22 augustus 1549 dat: ‘…dat sij somtijs een passie int hooft creegh ende was alsdan nijet wel gestelt ende sprack lightvaardige propoosten hier van duijven ende craijen ende diergelijcke propoosten meer wel vaaren ende gaff die luijden goeden taal ende antwoorde…’ (dat ze soms dat ze soms last had van een soort aandoening en dan vreemd deed en het had over duiven en kraaien en dergelijke zaken meer, maar tegelijk stond ze direct daarna de mensen op een verstandige manier te woord)
Alle getuigenissen komen voor in de lange reeks getuigenissen verzameld door Frans en Ernst van Nijenerode en Elisabeth van Bronckhorst in het kader van het proces dat door Johanna van Schagen is aangespannen.
Zorgen, geen opvolger
Josina was zoals gezegd iemand met een bewogen en lang leven, tweemaal getrouwd, tweemaal weduwe, twee kinderen uit het eerste huwelijk die jong gestorven zijn, en vanaf 1480 tot vlak voor haar dood in 1543 actief als Vrouwe van Schagen.
Na de dood van haar tweede man in 1524 groeien haar zorgen rond de heerlijkheid Schagen en haar bezittingen in de provincie Utrecht en die bij Velzen die ze erfde van haar moeder. Ze had geen directe erfgenamen aan wie ze de heerlijkheid Schagen en die bezittingen kon nalaten en dat baarde haar duidelijk zorgen.
Willem Turck
In Haarlem woonachtig kreeg ze regelmatig bezoek van jonkheer Willem Turck18) die getrouwd was met haar nicht, Josina van Nijenrode geheten. In het begin vertrouwde ze deze Willem Turck. Daarnaast kende ze haar neef Jan van Schagen goed. Jan van Schagen was de zoon van haar oom Jan van Schagen die haar voogd een poos was na de dood van haar vader. Deze oom is overleden in of vlak voor 1518. Zijn zoon Jan van Schagen Jansz. volgde hem op als heer van de heerlijkheid Burghorn en daarnaast was hij net als zijn vader actief in Haarlem, als schepen en als burgermeester.19) Hij woonde ook in Haarlem in het Huis van Schagen in de Koningsstraat. Afbeelding hieronder
Josina zegde aan Willem Turck haar goederen in de provincie Utrecht toe en die in Velzen en legde dat vast in een schriftelijke overeenkomst, gedateerd 17 juni 1531.20) Willem Turck had Josina van Schagen hiertoe weten over te halen, maar in de loop van de volgende jaren werd haar duidelijk dat hij haar had bedrogen. Hij liet de inkomsten van de landerijen en de landerijen zoals afgesproken niet overschrijven op de naam van zijn vrouw, maar op zijn eigen naam. Dat was de bedoeling niet, want in dat geval zouden de goederen vervreemd worden en dus niet in de familie Van Nijenrode blijven. Frans en Ernst van Nijenrode wezen haar daarop. Zij waren beiden neven van haar, die bovendien nauwere familie waren dan de nicht met wie Willem Turck was getrouwd. Frans van Nijenrode was raad ordinaris, een hoge functie aan het Hof van Utrecht. Het is zeer waarschijnlijk dat juist hij had ontdekt wat Willem Turck had gedaan en van plan was.
Van het oorspronkelijke plan haar andere neef, Jan van Schagen, erfgenaam te maken van de heerlijkheid Schagen met alles wat daarbij hoorde, zag ze daardoor ook af. Ze begon in de mening te verkeren dat ook hij haar had bedrogen of zou kunnen bedriegen. In de loop van dat jaar herziet ze die mening, zoals zal blijken.
Wat ze allemaal had toegezegd aan Willem Turck en dus naar zij meende aan haar nicht Josina van Nijenrode, staat beschreven in een document van 12 juli 1535.21) Twee vrouwen, Marij Meijnaerts en Margriet Everts, die bij haar dienden indertijd, legden tegenover Burgemeesters en Schepenen van Utrecht op verzoek van Frans van Nijenrode een getuigenis af, waarin de rol van Willem Turck en zijn procureur Aernt van Derthuijsen glashelder over het voetlicht komt.22)
Op 26 augustus 1535 herroept zij voor de leenmannen van de Graaflijkheid van Holland de door haar gedane schriftelijke toezeggingen aan Willem Turck.23) Die worden daarmee definitief ongeldig en van geen waarde. Tegelijkertijd legt ze vast dat dezelfde goederen zullen toekomen aan Frans en Ernst van Nijenrode, haar neven. Frans van Nijenrode wordt vanaf dat moment haar voogd en ze vertrouwt hem duidelijk volkomen.
Jan van Schagen erft
Op 15 december 1535 daaraanvolgend verklaart keizer Karel V dat Vrouw Joost, Vrouwe van Scagen, bijgestaan door haar voogd Frans van Nijenrode, raedt ordinaris in den Camere van onze ridder te Utrecht, haar heerlijkheid van Schagen met alles wat erbij hoort evenals de visserij van de Schagerkogge en Niedorper Kogge overdraagt aan haar neef Jan van Schagen, heer van Burghorn.
De voorbereidende bespreking en vastlegging hiervan had plaats op 25 november daaraan voorafgaand tegenover twee leenmannen van de Graaflijkheid, Joost van Brederode en Claas Lottijnsz. Dit stuk24) dient vele jaren later ook als bewijsstuk in de zaak die voor de Hof van Holland dient op 20 september 1555.
Het testament van 25 april 1539
Uit een overeenkomst gesloten tussen alle naaste familieleden, Jan van Schagen, Johanna (Janne) en Aechte van Schagen enerzijds en Francois en Ernst van Nijenrode en hun drie zusters Janne, Anna en Beatrijs, blijkt dat Josina op 25 april 1539 een testament heeft opgemaakt tegenover notaris Lambrecht Jacobsz. In deze overeenkomst laten Francois en Ernst van Nijenrode alle aanspraken betreffende de roerende duurzame goederen die werden vastgelegd in genoemd testament voor wat ze zijn. Ze zien ervan af. Daarentegen zullen deze goederen overgaan op Jan van Schagen en op de jonkvrouwen Janne en Aecht van Schagen. Daartegenover staat dat na de dood van Josina van Schagen Frans en Ernst van Nijenrode door de andere genoemde erfgenamen 1200 carolus gulden van veertig groten ’t Vlaams uitgekeerd zullen krijgen in contanten. Daarnaast zullen Frans en Ernst van Nijenrode en hun dienaren verplicht zijn rouwkleden te dragen bij de toekomstige uitvaart en ook die zullen door Jan van Schagen en Janne en Aechte van Schagen worden betaald. Mochten Jan van Schagen en Janne en Aechte van Schagen echter onterfd worden dan zullen zij de genoemde 1200 carolus guldens niet hoeven betalen en de rouwklederen niet hoeven bekostigen.25)
Het testament van 16 december 1541
Op 16 december 1541 wordt opnieuw en testament opgemaakt, ook nu bij notaris Lambrecht Jacobsz in Haarlem.26)
Ze wil begraven worden in de kerk van Schagen, ‘in haer ouders graff mit een eerbaerlick exequien (= uitvaart) ende vuijtvaert nae haeren staet en condicie’.
Ze legt vast dat ze ‘maakt en fundeert’ twee beneficiën of vicarieën (zie noot 16). Een in de kerk van Schagen in haar kapel, de tweede in de parochiekerk van Haarlem. Ze denkt wat die van Schagen betreft ook aan haar grootvader Willem de Bastaard, aan wie ze mogelijk nog zeer vroege herinneringen heeft. Ze legt nauwkeurig vast wie er verantwoordelijk zijn voor deze vicarieën, wie er zorg moeten dragen voor de financiering en hoe dat moet gebeuren. Verantwoordelijk voor de uitvoering van dit testament zijn de vicecureijt van de kerk van Haarlem, Claes van Castricum, en haar arts, doctor in medicijnen, Jan Maertensz.
Ze legt daarnaast ook vast dat voor haar dood er geen sprake kan zijn van verkoop van enig allodiaal bezit. Alle roerend en onroerend goed van haar moeders kant zal naar Frans en Ernst van Nijenrode gaan. Naar wie de overige roerende en onroerende goederen zullen gaan, daarover zal zij later beslissen. Bovendien behoudt ze zich voor op alles wat in de testament is vastgelegd naar believen terug te komen.
Het testament is opgemaakt in Haarlem in het huis van Josina in de Smeetstraat in tegenwoordigheid van meester Jan Pietersz rentmeester en Claes Florijsz schout te Schagen, die zij daarvoor speciaal heeft gevraagd.
Een aantekening bij dit testament geeft aan dat dit het belangrijkste testament is dat een rol gespeeld heeft in het proces dat diende voor de Grote Raad van Mechelen op 23 november 1554, bovendien wordt het beschouwd als geverifieerd door het testament van 15 juni 1543 (er staat 14 juni) in festo Viti et Modesti bij welcken dit testament in date 16 december 1541 in allen sijnen articulen gehouden werd in volre waerde.
Herroeping op 27 februari 1542
De volgende stap in deze reeks van testamenten, beschikkingen, herroepingen enz. wordt door Josina gezet op 27 februari 1541 (hofstijl, dat wil zeggen paasstijl). Het is dus 27 februari 1542, een half jaar voor het overlijden van Jan van Schagen. Haar procureur Willem van der Criep stelt tegenover het Hof van Holland dat Josina hersteld wil worden in al haar rechten en dat alle
Balustrade Hof van Holland. Rijksmuseum Amsterdam, objectnr. BK-NM-144
transporten en overdrachten ongedaan moeten worden gemaakt, voor zover het gaat om de heerlijkheid Schagen.27)
Eerdere documenten waarin overdracht en transport van de heerlijkheid werden geregeld van 24 augustus 1530 en 25 november 1535 moet Jan van Schagen teruggeven en beschouwen als van nul en generlei waarde. Bovendien moet Jan van Schagen alle nog oudere documenten betreffende de heerlijkheid Schagen, de visserij in de Schager en Niedorper Koggen, en nog een aantal andere bij name genoemde papieren teruggeven aan Josina. De tweeduizend carolus guldens die Jan van Schagen indertijd aan haar heeft overhandigd, zal ze weer teruggeven. Een reden voor deze herroeping staat in dit document niet vermeld.
Jan Willem, de procureur van Jan van Schagen, verzoekt om een kopie van hetgeen door Josina voor het Hof te berde is gebracht. Over 14 dagen is de volgende zitting.
Onbekende overwegingen rond herroeping
Wat er is gebeurd tussen 16 november 1541 en 27 februari 1542 is niet duidelijk.28) Hoe dan ook, Josina vraagt en krijgt van het Hof gedaan dat Jan van Schagen niet alleen het transport ongedaan maakt van de heerlijkheid van Schagen nadat hij de tweeduizend gulden weer heeft teruggegeven aan Josina die hij had moeten betalen bij de overdracht. Hij moet ook alle andere zaken die daarbij horen teruggeven. De visserij, alle documenten, schuldbrieven die hij in zijn bezit heeft, ook alle oude papieren betreffende de overdracht door Jacoba van Beijeren enz. moeten terug naar Josina. Dat is de eis. Zijn procureur, Jan Willem, vraagt een kopie van de eis en wil het proces voortzetten over 14 dagen, dus 12 of 13 maart 1542 (stilo curie = volgens de jaartelling van het hof: 12 of 13 maart 1541).
Jan van Schagen Jansz. sterft
Hoe dat is afgelopen is niet meer te vinden. De Batavia Illustrata29) vermeldt dat Jan van Schagen is overleden op 23 augustus 1542. Over zijn zoon, Willem van Schagen, wordt in de leenkamer van Graaf van Holland VIII Friesland 1254-164930) vermeld: 04-09-1542: Willem van Schagen bij dode van Jan, heer van Schagen, zijn vader; wat ook nog eens vermeld wordt in dezelfde leenkamer op 26 juli 1543. (Waarom tweemaal is duister).
Plattegrond van Haarlem door Willem Outgersz. Akersloot, ca. 1628. Beeldbank NHA
Laatste testament
Het eerstvolgende document is de laatste wil, gemaakt op de dag van haar overlijden, 15 juni 1543.31)
Niet alleen dit testament is overgeleverd, ook de getuigenissen van een aantal van de aanwezigen zijn bewaard gebleven. Deze getuigenissen stemmen in hoge mate overeen, zodat we letterlijk oog- en oorgetuigen zijn van wat zich in de ochtend en de middag van 15 juni 1543 in het huis van Josina in de Smeetstraat in Haarlem heeft afgespeeld.32)
Eerst het testament. Ze herroept om te beginnen wat ze nog niet zo lang geleden had herroepen. In eerste instantie maakte ze Jan van Schagen erfgenaam van de heerlijkheid van Schagen inclusief alles wat daarbij hoort aan tienden, visserij enz. Daarna herriep ze dat. Nu in dit laatste testament herroept ze deze herroeping, met andere woorden, Jan van Schagen wijst ze alsnog aan als haar opvolger in de heerlijkheid van Schagen. In casu dus zijn erfgenamen, want Jan Jansz. van Schagen is immers overleden.
Verder regelt ze wat ze wil nalaten aan haar neven Frans en Ernst van Nijenrode.
De rest van dit testament gaat over het bedrag dat ze wil nalaten aan haar nichten Janne en Aechte van Schagen, de weduwe Van Boekhorst later Van Schooten en de weduwe Van Steenbeek. Ze regelt wat er moet gebeuren als een van beiden overlijdt of als beiden overlijden. Maar ze regelt ook wat er moet gebeuren indien een van beiden of beiden bezwaar aantekenen tegen haar beslissing Jan van Schagen aan te wijzen als haar leenvolger in Schagen. Ze weet dan al heel lang dat vooral Johanna (Janne) van Schagen het ermee oneens is dat Jan van Schagen de heerlijkheid zal krijgen. Die meent dat ze daar als oudste dochter van Willem van Schagen recht op heeft. Willem is de jongere broer van Albert, de vader van Josina.
Noten
1.)NHA, toegangsnummer 1, inventarisnummer 137, folio 74
2.)De Geer, p. 172 (ook 69)
3.)Leenkamer Graaf van Holland VIII Friesland 1254-1649: 18-10-1466
4.)NHA, toegangsnummer 1, inventarisnummer 137, folio 84v-85r
5.)Dagvaarten Holland 1477 en Cornelis Aurelius, Die Chronyk van Hollandt, Zeelandt en Vriesland, Leiden 1517, dat XV capitel, folio 373 recto.
6.)NL-HaNA_1.10.01_357: Brief van remissie
7.)De Geer, p. 68-69
8.)De Geer, p. 69
9.)Leenkamer Proost van Sint Paulus 1221-1667 (2): 4-8-1484; ze zijn dan getrouwd (vroegste bronvermelding)
10.)W. van Gouthoven, D’oude Chronycke ende Historiën van Holland (met West-Vriesland) van Zeeland en Wtrecht, Dordrecht 1620, p. 201
11.) Idem, p. 201
12.)NHA, toegangsnummer 133, inventarisnummer 48, folio 103 e.v.
13.)NHA, toegangsnummer 133, inventarisnummer 48, folio 91v
14.)NHA, toegangsnummer 1, inventarisnummer 137, folio 55v
15.)RAA, Oud Archief Schagen, inventarisnummer 284
16.)NHA, toegangsnummer 1, inventarisnummer 137, folio 1v
17.)NHA, toegangsnummer 1, inventarisnummer 137
18.)De Geer, p. 52 e.v. en 116 e.v.
19.)D. Guldewagen en P. Steyn, Naam-register van de heeren van de regeering der stad Haarlem, van de Ministers van dien, ende van derzelver Commissien; als meede van eenige Ampten en Employen binnen dezelve (Haarlem 1733).
20.)De Geer, p. 120, onder 1535.
21.)De Geer, p. 120 en NL-HaNA_1.10.01_363
22.)NL-HaNA_1.10.01_363
23.)NL-HaNA_1.10.01_363
24.)NHA, toegangsnummer 133, inventarisnummer 28
25.)NL-HaNA_1.10.01_363
26.)NHA, toegangsnummer 133, inventarisnummer 3
27.)NL-HaNA_1.10.01_363
28.)Een mogelijke aanleiding voor Josina is de ziekte van Jan van Schagen. Hij krijgt, nog als burgemeester van Haarlem (en dat is hij ook in 1538, 1539 en 1540) een beroerte. Een beschrijving daarvan is overgeleverd in een getuigenis door zijn arts afgelegd op 13 september 1547 tegenover Burgemeesters, Schepen en Raide der stede van Haerlem. Dit getuigensi maakt onderdel uit van de stukken die behoren bij het proces dat door Johanna van Schagen wordt gevoerd tegen de erfgenamen van de Josina van Schagen, die haar leenvolger(s) in de heerlijkheid Schagen.
Het zou kunnen zijn dat ze hierdoor minder vertrouwen krijgt in zijn vermogen haar op te volgen als heer van de heerlijkheid Schagen.
29.)S. van Leeuwen, Batavia illustrata ofte Verhandelinge vanden Oorspronk, Voortgank, Zeden, Eere, Staat en Godsdienst van Oudbatavia, ‘s – Gravenhage 1685.
30.)Leenkamer Graaf van Holland VIII Friesland 1254-1649: 04-09-1542
31.)NL-HaNA_1.10.01_363
32.)NHA, toegangsnummer 1, inventarisnummer 137, folio 14v en 39r e.v.
Artikel
Afbeelding: Slot Schagen door Cornelis Pronk
De testamenten van Josina van Beijeren van Schagen (± 1467-1543) - deel 2
Op 15 juni 1543 overlijdt Josina, Vrouwe van Schagen, in haar huis in Haarlem. Op haar sterfdag geeft zij nog eens duidelijk aan dat zij geen ruzie wil betreffende haar laatste wil. Maar ze vreest wel duidelijk onenigheden tussen haar verschillende familieleden. Josina doet haar best dat te voorkomen en zegt dat nog eens met zoveel woorden: “seijde mede die voorschreven Vrouwe van Schaagen totte voorschreve Mr Henderick Albreghtssoon Notaris dat hij dogh alle dinck soo vast ende sterck maacken woude (in het testament) datter ijmers (= volstrekt, beslist) geen twist onvreden ende claghte naar (= na) haar overlijden op soude mogen comen.”33) Die ruzie komt er wel, vrijwel onmiddellijk.
Johanna en Agatha worden beleend met de heerlijkheid Schagen
Johanna van Schagen, weduwe van Gijsbrecht van Schoten (en haar zuster Aechte, weduwe van Frans van Steenbeek, in haar kielzog) laat zich door de Grote Raad van Mechelen belenen met de heerlijkheid van Schagen op 9 juli 1543.34) Josina zal nog maar nauwelijks zijn bijgezet in het familiegraf in de kerk van Schagen. De Grote Raad van Mechelen passeert daarmee het Leenhof van Holland. Of dat willens en wetens gebeurt, is niet duidelijk. De argumentatie van Johanna (en Aechte) blijkt uit de sententie - het betreft een zogeheten sententie diffinitive, een definitief vonnis waarvan geen beroep meer mogelijk is - die de Grote Raad uitvaardigt op 20 september 1555, 12 jaar na het overlijden van Josina van Schagen (!)35)
Zij is de rechtmatige leenvolger van Josina, meent ze, want zij is de eerste die in aanmerking komt, omdat ze de dochter is van Willem. Hij is een broer van Albert, de vader van Josina. Jan Jansz van Schagen, de zoon van Jan, de andere broer van Albert, is immers van een generatie later; zij staat dus (samen met haar zuster Aechte, Agatha) dichter bij de eerste heer van Schagen, haar grootvader, Willem van Beijeren, bastaard van Holland. Alle andere neven en nichten uit deze derde generatie zijn inmiddels overleden. Uit het vervolg blijkt dat de erfgenamen van Jan Jansz van Schagen, Willem en zijn vrouw Elisabeth van Bronchorst, er niet over peinzen om het bevel van de Grote Raad op te volgen.
Het verzoekschrift van Johanna
Johanna (Janne) en Agatha (Aechte) van Schagen laten het daar niet bij zitten. Bovendien menen ze recht te hebben op alle zaken in Velsen die Josina geërfd heeft van haar moeder en die Josina van Schagen bij testament nalaat aan Frans en Ernst van Nijenrode, haar neven aan moederskant.36)
Wat er in de volgende vier jaar gebeurt, is niet duidelijk, maar in juli 1547 dienden Janne en Aechte een verzoek (supplicatie heet dat) in bij de Grote Raad, inhoudend dat de Raad hen de heerlijkheid toewijst, omdat de andere partij die heerlijkheid onrechtmatig gebruikte, er de vruchten van plukte en weigerde er afstand van te doen. Daarbij kwam volgens de beide zusters dat Josina toen zij haar laatste wil maakte op 15 juni 1543, niet meer goed bij haar verstand was, terwijl bovendien Willem, de huidige heer van Schagen, niet voor niets - sedert 22 oktober 1544 - onder curatele was gesteld. Ook aan zijn capaciteiten mocht derhalve wel getwijfeld worden.
De andere partij
De gedaagden, Willem, zijn curator Philips van Uuijtwijck, en Elisabeth van Bronchorst, Willems vrouw en inmiddels in zijn plaats de honneurs voor en van de heerlijkheid Schagen waarnemend, bepleitten bij de Grote Raad dat de zaak wordt verwezen naar Het Hof van Holland en wat Frans en Ernst van Nijenrode betreft naar de Raad van de stad Haarlem. Ze zetten tegenover de Grote Raad uiteen dat zij volkomen rechtmatig de heerlijkheid bezitten, verwijzend naar de rechtsgeldige testamenten van Josina van Schagen van 1535, 1541 en 1543.
Afbeelding: Gezicht op Haarlem
De getuigenverklaringen 1544 – 1549
De curator van Willem en Willems vrouw hebben inmiddels niet stil gezeten, evenmin als Frans en Ernst van Nijenrode. Zij hebben mensen uit Schagen, en in de loop der jaren bij Josina van Schagen dienstdoend personeel - veel dienstmeiden en knechten – getuigenverklaringen laten afleggen tegenover burgemeesters, schepenen en raden van Schagen, Alkmaar, Utrecht, Den Haag en Haarlem, waaruit bleek hoe ze vonden dat Josina van Schagen handelde en in het dagelijks leven stond.37) Uit al deze getuigenverklaringen bleek bovendien dat Josina tot op de laatste dag van haar leven, 15 juni 1543, helder van geest was en volkomen bij bewustzijn nog laatste wijzigingen in haar testament had laten aanbrengen. Dat Willem onder curatele was gesteld in verband met schulden, was trouwens mede te danken aan de chicanes van zijn oudtantes Janne en Aechte. Zoveel wordt duidelijk uit dit definitieve vonnis van 1555.
Vervolg rechtszaak na 1549
Partijen staan elkaar repliek en dupliek toe. Op de eis van de aanklager volgt het antwoord van de aangeklaagde; daarop kan de eiser ingaan (repliek) en vervolgens daarop de aangeklaagde (dupliek). Daarna heeft de eiser het recht nog eens met nieuwe argumenten te komen (tripliek) en de aangeklaagde met een antwoord daarop (quadrupliek). Na repliek en dupliek volgen er in dit geval inderdaad tripliek ‘bij gescrifte’ en derhalve een quadrupliek eveneens ‘bij gescrifte’. De argumenten die Johanna aanvoert in haar tripliek zijn echter praktisch gelijkluidend aan de vorige. Daartegenover staan de getuigenissen van vele personeelsleden van Josina van Schagen die door Frans en Ernst van Nijenrode en door Elisabeth van Bronchorst en Philips van Uuijtwijck worden opgetrommeld na juli 1547. Bovendien worden allen die aanwezig waren bij het voorlezen van het laatste testament op de ochtend van de sterfdag van Josina van Schagen, op 15 juni 1543, opnieuw gehoord en leggen opnieuw hun getuigenis af. Dat doen ze tegenover burgemeesters, schepenen en raad van Haarlem op 23 juni 1551. 38
Afbeelding: Plattegrond Haarlem door Willem Outgersz. Akersloot, ca. 1628, Beeldbank NHA
Een pikant detail
Pikant detail van de ochtend van 15 juni 1543 - de dag waarop Josina haar laatste testament voorgelezen krijgt en bekrachtigt - is overigens dat Johanna van Schagen in de keuken van het huis van Josina aanwezig is en daar samen met Frans en Ernst van Nijenrode tussen de middag iets zit te eten. De arts Jan Maartijnssoon Doctor gaat bij hen zitten als hij terugkomt van huis. Zij is er dus bij als de arts opnieuw naar Josina wordt geroepen: … ende es hij deposant (de getuigende arts dus) daar naa wegh gegaan ende des middaaghs wederom comende heeft hij getuijge die voorschreven Van Nijeuwenroode mitte weduwe Ghijsbrechts van Schooten genaampt Juffrou Janna van Schagen aldaar bevonden aan die tafele sitten eeten daar hij getuijgen meede bij es gegaan sitten…39)
Jan van Schagen gehoord
Op 13 september 1547 was Jan Maartensz doctor bovendien nog gehoord door burgemeester, schepenen en raad van Haarlem40) over de laatste levensperiode van Jan van Schagen, die getroffen was door een beroerte, doordat of nadat zijn nicht Josina hem nogmaals onterfd had en haar laatste wil van 1535 had herroepen. In dat testament had ze hem aangewezen als haar leenvolger van de Heerlijkheid Schagen.41) In deze getuigenverklaring staat uitvoerig beschreven hoe Jan van Schagen er in die laatste levensperiode aan toe was. Er wordt in vermeld wie hij ontmoette en hoe zijn relatie met Josina van Schagen was in die laatste periode voor hij stierf omtrent Bartelomeusdag in augustus 1542.42)
Jan Maartenssoon is ook de arts van Josina van Schagen. Soms is hij de verbindingspersoon tussen beide familieleden, zoals blijkt uit deze getuigenis. Jan van Schagen (Jan Jansz) is niet de eerste de beste, hij is vele jaren burgemeester van Haarlem en wordt in deze getuigenverklaring ook aangesproken als zodanig.
Doel getuigenverklaringen
Al deze getuigenverklaringen worden afgelegd tussen 1544 en 154943) en dienen als schriftelijk materiaal voor het gelijk van Willem van Schagen in zijn rechten op de heerlijkheid Schagen enerzijds en als weerlegging van de aanspraken, argumenten en beschuldigingen van Janne en Aechte van Schagen anderzijds.
Het definitieve vonnis van 20 september 1555
De Grote Raad van Mechelen komt uiteindelijk op 20 september 155544) (met een definitief vonnis, waarin uitvoerig wordt ingegaan op de geschiedenis die eraan voorafging van en vanaf het moment van het overlijden van Vrouwe Josina van Schagen. Er volgt een compleet overzicht van de gang van zaken zoals die in het bovenstaande is weergegeven.
Afbeelding: Zitting Grote Raad van Mechelen onder Karel de Stoute
De uitspraak is vernietigend voor Johanna van Schagen, al haar aanspraken op de heerlijkheid Schagen worden afgewezen, bovendien draait ze op voor de helft van de proceskosten. De erfgenaam en zoon van Willem, Johan van Schagen (Jan III), wordt aangewezen als de rechtmatige leenvolger in de heerlijkheid, nu onder voogdijschap staand van zijn moeder Elisabeth van Bronchorst.
Afbeelding: Schepenhuis Mechelen, zetel van het parlement (1473-1477) en van de Grote Raad (1504-1616)
Johanna en Agatha van Schagen, wie waren ze?
Johanna (Janna of Janne) van Schagen, eerst weduwe van Floris van der Boekhorst, daarna weduwe van Gijsbrecht van Schoten, is de dochter van Willem van Schagen en Duve Jacobsdochter Raat45).
Agatha (Aachte of Aechte) van Schagen, is de weduwe van Frans van Steenbeek46) of Jan van Steenbeeke47); waar deze Van Steenbeke (Jan of Frans) geboren is en/of woonde is onbekend? Hoe dat zij, onvindbaar is hij ook.
De geboortejaren van beide zussen zijn niet bekend. Het is niet onwaarschijnlijk dat Johanna de oudste van beiden is, zij neemt in elk geval steeds het voortouw en wordt ook telkens het eerst genoemd.
Floris van der Boekhorst en Gijsbert/Ghijsbrecht van Schoten
Als haar eerste man Floris van der Boekhorst sterft op 9 november 1509 in Noordwijk, wordt er een dekplaat voor zijn graf gemaakt, waarop staat wie hij was, wat hij deed en wanneer hij was overleden (zie de afbeelding hieronder). Daarnaast wordt zijn vrouw afgebeeld; er staat op wie zij was, maar niet wanneer zij was overleden. En dat is juist, want zij leeft nog. Zij hertrouwt tien jaar later, in 1519, met Gijsbert of Ghijsbrecht van Schoten, schildknaap. Van Schoten is vanaf 1520 baljuw van Kennemerland. Hij sterft waarschijnlijk in 1524, het jaar waarin hij wordt opgevolgd als baljuw door zijn broer Ysbrant van Schoten; deze sterft in 1529.48) Ze wonen vermoedelijk in Beverwijk, over Johanna wordt in ieder geval vermeld dat zij overlijdt in Beverwijk in 1567, 84 jaar oud. Dat houdt in dat zij is geboren in 1483. Als Aechte haar jongere zus is, dan zou die geboren kunnen zijn omstreeks 1486. De laatste keer dat Aechte genoemd wordt is in het verzoekschrift dat de gezusters richten tot de Grote Raad van Mechelen op 2 april 1547. Ze zal derhalve zijn overleden na 2 april 1547 en voor de datum van het definitieve vonnis van 20 september 1555.
’Wij zijn oud en weduwe’
In het stuk van de supplicatie van 2 april 154749) vinden we deze passage: “…maer dat de sake ende partien gehouden zouden worden in onsen voorschreven Grooten Rade / ende dat mids den redenen ende middelen daer op horen intimatie (= laatste dagvaarding) gefondeert was ende zunderlingen (= in het bijzonder) dat zij beijden weduwen waren oudt van daghen ende haer rechts niet verstaende ende alsoe na rechte geprevilegeert om huere partien die jonge cloecke lieden waeren ende in possessie van ’t gene dat zij heeschten (= eisten)…”.
Ze beklagen zich erover dat zij beiden weduwe zijn en oud van dagen, dat ze geen verstand hebben van de rechtsgang, terwijl de tegenpartij jong is en bovendien in het bezit van dat waarom zij verzoeken (de heerlijkheid Schagen dus). En inderdaad Johanna was op dat moment 60 jaar en Aechte achter in de vijftig.
Strijdbaar tot het einde
Johanna geeft het daarna op, ze weet dat ze met betrekking tot de heerlijkheid Schagen geen enkele kans meer heeft. Dat betekent echter niet dat ze de andere partij met rust laat, ze heeft nog altijd recht op zekere gelden gezien het testament van haar nicht Josina.
Josina, Vrouwe van Schagen, had in haar laatste wil toezeggingen gedaan aan haar neven Frans en Ernst van Nijenrode en aan haar nichten Johanna en Agatha van Schagen. Uit een sententie van 24 maart 1568 (hofstijl) en dus van 24 maart 1569, die ‘speelt’ tussen Geert van Reede Heere van Saesfelt als nazaat en schoonzoon van Ernst van Nijenrode en Adriaen van Bouchorst, als zoon van Johanna van Schagen en Floris van der Boekhorst, blijkt dat Johanna nog steeds actief is, nu als verweerster, dus als gedaagde of aangeklaagde. In deze sententie50) lezen we: “…Waer tegens vanwegen die voornoemde verweerster ende impetrante van requeste civile geallegeert ( = gratieverzoek gevraagd) is geweest dat seeckere jaren geleden deeser weerelt overleeden was binnen Haerlem Joffrouwe Josina Vrouwe van Schagen, weesende een ooms dochter van deese verweerster dat oock die voors. Vrouwe Josina voor haer overlijden besproocken ende gemaeckt hadde haer twee nichten te weeten deese verweersterende Joffrouwe Agatha van Steenbeeck haer suster die overleden is…”.
Johanna van Schagen leeft derhalve nog op 24 maart 1569. Deze rechtszaak is daarmee nog niet afgelopen. In de er op volgende acte van acquiescement (= berusting; men wordt het eens) dit zelfde onderwerp betreffende is Cornelis van Boukhorst als vertegenwoordiger van zijn vader Adriaan de ene partij en al genoemde Geert van Reede de andere. Deze acte is van 12 juli 1569.51)
Overleden in 1567 of in 1569?
Het is daarom zeer waarschijnlijk dat Johanna in de tussenliggende maanden is overleden. Niet in 1567 dus, maar in 1569, omstreeks 86 jaar oud en tot op het laatst bezig haar recht te halen of te verdedigen.
In de Leenkamer van de Graaf van Holland VIII52) staat onder nummer 99C:
- 100 Hollandse schilde, genaamd klinkerts, jaarlijks op tienden, renten en goed van Schagerkogge ende visserij aldaar en in Niedorperkogge.
Onder dit hoofd staan degenen die vanaf 1466 recht hadden op deze 100 klinkerts en op 5 januari 1570 gaat dit recht over op Adriaan van de Boekhorst. En verder:
- 5-1-1570: Adriaan van der Boekhorst, schildknaap, bij dode van Johanna van Schagen, zijn moeder. Adriaan van der Boekhorst.
Het is duidelijk dat zijn moeder, Johanna van Schagen, inmiddels en vrij kort daarvoor is overleden.
Afbeelding: Slot Schagen in 1612 door A. Rademaker
Agatha meestal genoemd Aechte van Schagen.
Haar officiële naam is Agatha van Schagen,ze is geboren voor 1500, het sterfjaar van haar vader Willem. Aangezien deze Willem, de jongste zoon van Willem van Beieren van Schagen, bastaard van Holland en eerste heer van Schagen, geboren zal zijn voor 1444, mogen we veronderstellen dat zijn huwelijk met Duve Jacobsdr Raat zal zijn voltrokken omstreeks 1470. De kinderen, twee jongens en twee meisjes zullen geboren zijn tussen – zeer ruwweg – 1470 en 1490. Aangezien Johanna, de zus van Agatha, overleden is in 1567 of 1569 (zie hierboven) en dan volgens de overlevering de leeftijd heeft van 84 of 86 jaar, moet zij geboren zijn in plusminus 1483.
Aangezien Johanna in veel zaken het initiatief neemt, is hier de veronderstelling dat Agatha haar jongere zus is. Zij zal geboren zijn tussen 1483 en 1490.
Uit de vele processtukken die zijn overgeleverd betreffende de heerlijkheid Schagen na de dood van hun nicht Josina op 15 juni 1543, blijkt dat Aechte van Schagen zal zijn overleden tussen 1545 en 1549. Ze zal dus plusminus 55 jaar, misschien 60 jaar oud zijn geworden.
In de archiefstukken betreffende de familie Van Beieren zoals bewaard in het Noord-Hollands Archief in Haarlem, bevindt zich een verzameling zeer korte uittreksels van ‘Processtukken gevonden op het adellijk huis te Schagen’54). Op een van de laatste bladzijden vinden we deze aantekening: ‘Proces- stukken tusschen Frans van Nijenrode en de Hr Ernst van Nijenrode eijsschers in reconventie en de verweerders in conventie contra Jonkvrouw Janne van Schagen weduwe wijlen Gijsbregt van Schoten en de Jonkvrouw Agatha van Scagen weduwe van Frans van Steenbeek verweerders in reconventie en eijsschers in conventie, betreffende het testament van wijlen Vrouwe Josina van Scagen’. Met deze processtukken hebben we in het bovenstaande uitvoerig kennis gemaakt.
We weten nu dat Aechte van Schagen was getrouwd met Frans van Steenbeek, ook geschreven als Steenbeeck. Over deze Frans is verder niets bekend, noch wie zijn ouders waren, noch waar hij vandaan kwam, noch waar hij woonachtig was.
Dat Aechte met een Van Steenbeeck was gehuwd, blijkt uit het gegeven dat zij een dochter heeft die Johanna van Steenbeeck heet. Deze Johanna was getrouwd met Aelbrecht de Ridder van Lunenburg.
In het Gemeentearchief Utrecht berust een regest (dat is een beknopte weergave van een akte) met de volgende inhoud55): Jfr Johanna van Steenbeeck weduwe Aelbert de Ridder van Lunenborch als enige erfgename van Jfr Agatha van Schagen haar moeder zaliger, transport coopmansbrief aan Joost Verhaer Cornelisz. Dat is een duidelijk bewijs van de relatie tussen moeder en dochter.
Een tweede bewijs van deze relatie moeder en dochter vinden we in het Nationaal Archief.56)
In de zaak hangende voor dit hof tussen joufvrouw johanna van steenbeeck weduwe van aelbrecht den ridder enig erfgen. van joufvrouwe aechte van steenbeeck haar moeder impt. (impetrante) in raeu actie contra vrouwe margriete van renesse weduwe van heer eerst van nyenrode ridder, heer geert van reede ridder als man en voogd van vrouwe geertruyt van nyenrode als enige erfgen. van vernoemde heer eerst van nyenrode, haar vader, heer pieter van pondern vicaris st. marien, mr. heynrick van medenblijck advocaat voor het hof van utrecht en jan vlug als executeurs en curateurs over jan van der does van noortwijk als enige erfgenaam van wijle frans van nyenrode in leven raad in ‘t hof van utrecht… .
Hier heet Agatha van Schagen zelfs Aechte van Steenbeeck. Duidelijker kan het niet. Bovendien treffen we haar hier aan in ’het gezelschap’ van de mensen die we al kennen uit het hele verhaal over de testamenten van haar nicht Josina van Schagen.
Aelbrecht de Ridder, de echtgenoot van Johanna van Steenbeeck, woonde in Den Haag aan het Noordeinde. In een blogspot.com staat deze aantekening57):
H-1563, Jan Claesz Vos, procureur HvH (Hof van Holland), tbv Johanna van Steenbeek, wed van jhr Aelbrecht de ridder van Lunenburg, HEE Noordeinde. N(oord) Pieter de wielmaker, Z(uid) Cornelis van Wijngaarden, O(ost) de heerstraat, W(est) de boomgaard van Jan van Dam, rekenmeester, wegens koop (710).
Aangezien Aelbrecht de Ridder in 1561 nog leeft, moet Johanna van Steenbeeck in de tussenliggende twee jaar weduwe zijn geworden.
Afbeelding: Grafzerk van Floris van der Boekhorst en Johanna van Schagen, 1509, in de Oude Jeroenskerk in Noordwijk.
Het randschrift van de man luidt: Hier leit begraven Florijs Arieansz van der Bouchorst baliew (= baljuw) van Nortich (= Noordwijk) was ende starf int jaere ons Heren XVC ende IX opten XIX dach november (19 november 1509)
Het randschrift van de vrouw luidt: Hier leit begraven (Willems?) Janna van Schagen Florijs wijf was ende starf int jaer van XVC ende (15..)
Het jaartal bij de vrouw is niet verder uitgehakt, omdat ze nog in leven was; de verwachting was kennelijk dat ze nog wel in die eeuw zou overlijden. Dat is juist gebleken, ze stierf in omstreeks 60 jaar later, in 1567 of 1569 in Beverwijk
Noten bij deel 2
33.)NHA, toegangsnummer 1, inventarisnummer 137, fol 37r
34.)NL-HaNA_1.10.01 – 369, blad 2
35.)NL-HaNA_1.10.01 – 369.
36.)NL-HaNA_1.10.01 – 373, testament van 15 juni 1543 en HNA, toeg.nr. 133, inv.nr. 3, testament van 16 december 1541.
37.)NL-HaNA_3.01.52_A 12 en NHA, toeg.nr. 1, inv.nr.137, passim.
38.)NL-HaNA_1.10.01 – 373.
39.)NHA, toegangsnummer 1, inventarisnummer 137, fol 16r.
40.)NL-HaNA 1.10.01.363, de getuigenverklaring van Marije Meijnaerts van 12 juli 1535.
41.)NL-HaNA_1.10.01_371.
42.)idem
43.)NL-HaNA_3.01.52_A 12 en NHA, toeg.nr. 1, inv.nr.137.
44.)NL-HaNA_1.10.01 – 369.
45.)De Kakelepost, 34e jaargang nummer 3, najaar 2019, p.21,22.
46.)HNA, toegangsnummer 137, inventarisnummer 45, p. 11
47.)Grote Raad van Mechelen, BE – T107 – 846
48.)zie noot 19; zie ook de homepage van Dé Wintersteijn en daar “Namen der Edelen ende Heeren, die in voortijden ’t Ballius ampt van Kennemer-landt hebben bekleedt.
49.)Grote Raad van Mechelen, BE – T107 – 846
50.)HNA, toegangsnummer 133, inventarisnummer 48, folio 39 e.v.
51.)HNA, toegangsnummer 133, inventarisnummer 48, folio 44 e.v.
52.)Leenkamer Graaf van Holland VIII Friesland 1254 – 1649.
54)NHA, toegangsnummer 133, inventarisnummer 45.
55) Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, daarin de Collectie Digitale Bronnen, nadere toegang 61, inventarisnummer 45, GAU (= Gemeentearchief Utrecht) 704, 1565 2/1:
56) NA-HaNA_3.03.01.01, Hof van Holland, Civiele Zaken,1550 -1619, deel I, inventarisnummers 522-649: 537/101 31-7-1564.
57) 1530-1600.blogspot.com, betreffende inwoners van Den Haag en de plek waar ze woonden, samengesteld door Jan Clavaux.
Bronnen
Reacties
Artikel
Willem van Beijeren van Schagen, Bastaard van Holland (zie afbeelding hieronder) kreeg bij zijn vrouw Johanna van Hodenpijl vijf wettige kinderen, drie zonen en twee dochters.
Over twee van de zonen is tamelijk veel bekend, namelijk over Aelbrecht, de oudste, en over Jan, de middelste zoon. Over Willem wordt gezegd dat hij trouwde met een lid van de familie Van Alkemade en dat zij een dochter kregen.
Nader onderzoek in vele documenten waaronder vele leenkamers (registers waarin werd opgetekend wie van wie land pachtte, een huis kocht of huurde, een geldbedrag leende of dat terugbetaalde) leerde veel over deze Willem. Ook in de geschiedenis van de stad Haarlem komen we deze Willem tegen, net als trouwens zijn broer Jan en diens zoon Jan. Dat is vooral het geval nadat hij de heerlijkheid Burghorn – uiteraard met toestemming van of op bevel van zijn vorst Philip de Goede (zie afbeelding hieronder) en Karel de Stoute – had ‘overgedaan’ aan zijn broer Jan. Eerst voorlopig in 1475 (hij was toen al 12 jaar heer van Burghorn) en daarna definitief in 1481.
Willem was getrouwd met Duve Jacobsdr Raet en kreeg bij haar twee zonen en twee dochters. De beide zonen, Jacob en Willem, stierven jong en ongehuwd. De beide dochters, Johanna (Janna of Jenne) en Agatha (Aechte) zijn beide getrouwd.
Johanna trouwde tweemaal, eerst met Floris van Bouchorst, en na diens overlijden met Gijsbrecht van Schoten, zij stierf op 87-jarige leeftijd en werd begraven in Beverwijk.
Aechte trouwde met Frans van Steenbeeck en stierf geruime tijd voor Johanna, maar na 1543, omdat ze genoemd en bedacht werd in het testament van haar nicht Josina van Beijeren, Vrouwe van Schagen.
Over de leden van dit gezin gaat het grotere artikel in de Kakelepost van september 2019, nummer 3. Dit artikel vind je onder Bronnen.