Artikel
Het paard van oom Piet, de boer op wiens boerderij ik opgroeide, heette Jans. Op een dag, ik zal een jaar of vier geweest zijn, stond hij uitgespannen op het veldje achter de boerderij. Van zijn rossige vacht steeg damp omhoog. Onaangekondigd greep oom Piet mij bij mijn arm en pootte me op mijn platte gat onder zevenhonderd kilogram paard. Ik schrok me een hoedje. 'Niet bang zijn', zei oom Piet. 'Jans weet dat je daar zit. Hij zal heel voorzichtig doen en hij zal nooit op je gaan staan.' Uit mijn ooghoeken keek ik schichtig van de enorme buik boven mijn hoofd naar de benen waartussen ik was neergezet. Ja, ze stonden onbeweeglijk. Jans liet zijn hoofd zakken en begon aan het gras te knabbelen, maar hij verzette geen voet. Ik raakte op mijn gemak. Ik stelde me voor dat het zou gaan regenen en dat ik dan onder Jans kon schuilen. Lekker droog, lekker veilig. Van Jans was ik vanaf die dag niet meer bang. Toen ik wat ouder was mocht ik hem uit zijn box halen, hem een appel voeren of onder hem door duiken bij tikkertje spelen met mijn broertje. Jans vond het goed. En als ik mee mocht op de platte kar, legde oom Piet soms de leidsels in mijn handen. Hort Jans. Hort. Hij antwoordde met zijn oren.
Als ik op de boerderij één ding heb geleerd, dan is het dat elk dier een tijd van gaan had. Er werd met liefde voor ze gezorgd, maar hun levensverwachting liep parallel aan hun rendement. Een kip die van de leg was ging in de pan en de lammeren gingen naar de markt, hoe smartelijk hun moeders ook blaatten. De koe die zijn melkquotum niet langer haalde wachtte de vleeshaak. Ook Jans bereikte zijn pensioendatum. Opeens was hij weg. 'Naar de slager', zei oom Piet, 'ik heb bij Nan Spaan een nieuwe gekocht.' Toen ik een week later uit school kwam stond op het pad naast de boerderij een grote zwarte hengst, vastgebonden aan een ring in de muur. Hij draaide rusteloos halve rondjes, hinnikte grommend en rolde met zijn ogen. Ik moest achter hem langs, maar ik durfde niet. Geen denken aan dat ik ooit onder dit hellebeest zou gaan zitten. Die avond bracht oom Piet hem naar het land. Maar toen we hem de volgende morgen wilden ophalen ging dat niet. De zwarte lag in een greppel en kon niet overeind komen. Er werden buren opgetrommeld. Met drie man werd hij op zijn benen getrokken. Weer gromde hij en hield hij mij met zijn wilde ogen op afstand. Hij moest nog maar een dagje bijkomen, vond oom Piet.
Dag twee bracht geen verbetering. Weer lag hij 's morgens in het gras, dit keer niet in een greppel, maar op een vlak stuk. En weer kwam hij niet overeind. Veearts Hakkesteegt werd erbij gehaald. Die had aan een klein onderzoek genoeg, dit paard was ziek en had veel pijn. Vandaar dat grommen, vandaar die wilde ogen. Nu had ik met hem te doen. Jack Dekker verscheen op het toneel. Jack werkte op de verwerkingsinrichting aan de Menisweg. Hij reed met zijn vrachtwagen het land in en stuurde hem achterwaarts tot vlakbij de zwarte, die daar nog altijd lag. Jack kwam de auto uit met een pistool in zijn hand. Even controleerde hij of het wapen werkte. Uit de loop klapte een stalen pen tevoorschijn. Alles functioneerde. Toen zette hij de loop op de witte bles die de zwarte boven zijn ogen had en schoot de pen door zijn hersenen. Zijn hoofd viel als een blok opzij. Ik stond erbij en registreerde wat er gebeurde, zoals ik eerder had gedaan bij de geboorte van de lammetjes en bij de haan die op de kippen sprong. Jack klapte de laadklep open, trok er een stalen kabel uit en draaide die om de achterbenen van de zwarte. Aan een motorlier werd hij de laadbak in gesleept. De slappe kolos trok een breed spoor door het bedauwde gras en verdween in de wagen, het hoofd en de voorbenen het laatst. De klep ging dicht en Jack reed weg. 'Hij moet het hebben geweten', zei de veearts tegen oom Piet. Ze hadden het over Nan Spaan. Nu had ik niet alleen met de zwarte, maar ook met de paardenhandelaar te doen. Want oom Piet had dan wel geen pistool, als hij boos op je was kon hij gemeen in je arm knijpen.
Er kwam geen derde paard. Oom Piet leende af en toe Joop van Jaap Schilder, die een boerderij had op 't Hoog. Joop was een schimmel, zo mak als Jans. Bertus, de zoon van Schilder, kwam Joop brengen en haalde hem weer op. Soms had hij zijn jachtgeweer bij zich, dat vond ik wel stoer. Van Bertus mocht ik op Joop z'n rug zitten. En toen Joop door de opkomende mechanisatie werd weggesaneerd, mocht ik vóór Bertus op het tractorzadel zitten en helpen met sturen. Dat vond ik nog veel stoerder. Dat ik getuige was geweest van het einde van een tijdperk, het einde van meer dan tweeduizend jaar boerderijpaard, daar was ik me totaal niet van bewust.
Bronnen
Reacties
Artikel
Elektriciteit is voor de abonnees van de Schager Courant omstreeks 1870 een nieuw fenomeen. Zij lezen berichten uit verre landen over een kracht, die koetsen en naaimachines in beweging zet en licht kan voortbrengen. De Schagenaars moeten het als net zo’n mirakel hebben beschouwd als de eerste mensen het vuur. Ze kunnen het met eigen ogen zien als op 30 december 1883 Johannes Kinsbergen in het Noord-Hollandsch Koffiehuis de elektriciteit komt demonstreren. De krant twijfelt in zijn vooraankondiging ‘geenszins, of wij zullen op het gebied der toover- en goochelkunst iets prachtigs en belangwekkends te zien krijgen’.
In 1879 heeft in de Verenigde Staten dan al Thomas Edison zijn gloeilamp aan het branden gebracht. Het elektrische licht verspreidt zich over de wereld als een lopend vuur en gaat vanaf 1886 in Nederland de strijd aan met de gasverlichting. Eerst in de grote steden, dan in de kleine gemeenten. Vele daarvan, ook Schagen, hebben geld gestoken in een eigen gasfabriek en willen die geen concurrentie aandoen. Maar de stroom rukt op. In Moskou worden er paleizen mee verlicht. In New York wordt de ter dood veroordeelde vrouwenmoordenaar Reitzsch geëxecuteerd op de elektrische stoel. De elektrische sigarenaansteker wordt uitgevonden en in Frankrijk de ‘zuigelingenschel’, de eerste babyfoon. In 1898 kijken 70 aanwezigen in de Schager sociëteit ‘De Vereeniging’ hun ogen uit als daar ‘den heer J. Thomas’ een lezing komt geven over de elektriciteit en de X-stralen. ‘Het aardigst waren de welgeslaagde proeven met de onzichtbare X-stralen. Hoe dat alles in zijn werk ging, is maar niet zoo in een paar regels te zeggen. Daarom alleen dit: we zagen in een houten koker achter een bordpapieren scherm onze eigen beenderen van onze eigen hand, den inhoud onzer portemonnaies, een bril in een brillehuisje enz. enz. Het was interessant!’ De vraag is niet langer óf Schagen aan de elektriciteit zal geraken, de vraag is hoe lang dat nog gaat duren.
Wel, toch nog twintig jaar, met een aanloop die begint op 6 mei 1911. Dan vergaderen in schouwburgzaal Diligentia te Alkmaar vertegenwoordigers van 13 gemeenten, onder wie Schagen, over de mogelijke stichting van een ‘Electrische Centrale voor West-Friesland’. Maar de al in 1904 opgerichte Kennemer Elektriciteits Maatschappij neemt dit initiatief geleidelijk de wind uit de zeilen. De K.E.M. sluit in maart 1914 een concessie af met de gemeenten Hoorn, Purmerend, Alkmaar, Medemblik en Enkhuizen en breidt die twee maanden later uit tot een rijksconcesie voor Noord-Holland boven het IJ. Hierin spelen Provinciale Staten van Noord-Holland een sturende rol, die zij nog versterken door aandelen van de K.E.M. over te nemen. Schagen staat in 1914 juist voor de vraag of het moet investeren in zijn gasfabriek, waarvan de ovens dringend aan vervanging toe zijn. Het is geen eenvoudige keuze. De nieuwe ovens gaan meer capaciteit leveren. Wie zal die afnemen als over een jaar of wat, daar twijfelt geen raadslid aan, de stroom er komt? Nu al draait de gasfabriek met verliezen en over de kwaliteit en de gasdruk wordt geklaagd. Elektriciteit kan de oplossing zijn, maar alleen voor de verlichting en niet voor de gashaard en het gasstel. Zonder gasfabriek zou menige Schagenaar in de kou komen te zitten en niet kunnen koken. De raad ontkomt daarom niet aan de door de gascommissie gevraagde investering van 26.000 gulden. Gepoogd wordt de voorziene meercapaciteit te benutten door gasklanten te winnen in Barsingerhorn. Dat kiest echter voor de aanleg van elektriciteit, zoals ook andere omliggende dorpen. Zo kan het gebeuren dat in centrumgemeente Schagen nog gaslicht boven de tafel hangt als Kolhorn, Zijpe, Wieringerwaard en Sint Maarten al de Schager Courant lezen bij de gloeilamp.
Intussen zijn twee heren van de K.E.M. aan huis geweest bij de ondernemers van Schagen om ze te interesseren voor elektrische aandrijving van hun krachtwerktuigen. Met succes, volgens de Schager Courant, want ‘een heel rijtje smeden, timmerlieden, rijwielherstellers, drukkers enz. hadden zich opgegeven’. En de Paaschtentoonstelling van 1916 komt uit met een afdeling Elektriciteit, waar demonstraties van toepassingen in de landbouw worden gegeven. De geesten worden rijp gemaakt. Als in november 1917 de K.E.M. in de raadsvergadering van Barsingerhorn de aansluiting van die gemeente toezegt middels een langs Schagen te trekken hoofdkabel, zit het Schager raadslid Trapman – inderdaad, van de drukkerij – als verslaggever in de zaal. Nog de volgende dag legt hij de gemeenteraad voor om met de K.E.M. in gesprek te gaan over de aansluitingsvoorwaarden voor Schagen. De burgemeester vindt dat ‘jammer voor onze gasfabriek. Die zal er toch onder lijden’. Maar Trapman wint de raad voor elektriciteit, al was het maar voor ‘de klein-industrie’ en voor de Schagenaars die geen gas hebben omdat zij buiten de stadskom wonen. Met algemene stemmen wordt tot een oriënterend gesprek besloten. In feite is daarmee al de kogel door de kerk; op 24 mei 1918 neemt de raad het besluit om in Schagen een bovengronds kabelnetwerk te laten aanleggen. Curieus genoeg werkt op de betreffende avond de gasverlichting in de gemeente niet – wat vaker gebeurde – en vergadert ‘ons edelachtbaar bestuur in pikkedonker met één onnoozele kaars op tafel. Geen wonder eigenlijk dus dat allen voor electrificatie waren’. Twee weken later plaatst de nieuwbakken Electriciteits-Commissie in de Schager Courant de volgende annonce:
ELECTRIFICATIE der Gemeente Schagen
Voor bewoners van Loet, Heerenstraat, Markt, Noord (tot Hoog), Hoog- en Laagzijde, Nieuwe Laagzijde (anaf perceel Van Thijn tot café Schrieken), Molenstraat, Stationsweg, Laan, Landbouw-straat, Landbouwdwarsstraat, Roggeveenstraat, Dorpen (tot Regentenstraat), Regentenstraat, bestaat gelegenheid gelegenheid tot en met DONDERDAG 30 JUNI a.s. verzoeken tot aansluiting aan het electrisch net in te dienen bij den Directeur der gasfabriek, op welke verzoeken nader zal worden beschikt. Formulieren worden rondgebracht en zijn verder verkrijgbaar aan de gasfabriek. Indien in totaal meer dan 600 lichtpunten worden aangevraagd, hebben zij, die zich het eerst aansluiten, de grootste kans op aansluiting.HET TARIEF zal zijn:
Lichtpunt 1 en 2 f 25,-- per lichtpunt en per jaar.
Lichtpunt 3 en 4 f 15,-- per lichtpunt en per jaar.
Lichtpunt 5 en verder f 10,-- per lichtpunt en per jaar.
Het bedrag zal maandelijks worden geïnd. Zij die aangesloten worden aan het electrisch net zullen een gedeelte moeten bijdragen In de aanlegkosten* en wel f 10,-- PER LICHTPUNT. Dit bedrag in eens te betalen. Personen voor wie dit bedrag te bezwaarlijk is (dit ter beoordeling der commissie) kunnen deze f 10 per lichtpunt betalen in maandelijksche bedragen van f 0.30, gedurende 3 jaar. Nadere inlichtingen verstrekt de Directeur der Gasfabriek.
De Elektriciteits-Commissie.*In de aanlegkosten is alles begrepen behalve het ornament.
De Kennemer Electriciteits Maatschappij, waarin de provincie reeds aandelen bezat, is dan al (in 1917) omgevormd tot een overheidsbedrijf onder de naam Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noord-Holland, het P.E.N.
Bronnen
Schager Courant
Reacties
Artikel
Elektriciteit moet voor de abonnees van de Schager Courant omstreeks 1870 een raadselachtig iets zijn geweest. Zij lezen berichten uit verre landen over een kracht, die koetsen en naaimachines in beweging zet en licht kan voortbrengen. Ze kunnen het met eigen ogen zien als op 30 december 1883 Johannes Kinsbergen in het Noord-Hollandsch Koffiehuis de elektriciteit komt demonstreren. De krant twijfelt in zijn vooraankondiging 'geenszins, of wij zullen op het gebied der toover- en goochelkunst iets prachtigs en belangwekkends te zien krijgen'.
In 1879 heeft in de Verenigde Staten dan al Thomas Edison zijn gloeilamp aan het branden gebracht. Het elektrische licht verspreidt zich over de wereld als een lopend vuur en gaat vanaf 1886 in Nederland de strijd aan met de
gasverlichting. Op 6 mei 1911 vergaderen in schouwburgzaal Diligentia te Alkmaar vertegenwoordigers van 13 gemeenten, onder wie Schagen, over de mogelijke stichting van een 'Electrische Centrale voor West-Friesland'. Maar de al in 1904 opgerichte Kennemer Electriciteits Maatschappij neemt ze de wind uit de zeilen. In mei 1914 sluit de K.E.M. een
rijksconcessie af voor Noord-Holland boven het IJ. Schagen staat dan juist voor de vraag of het moet investeren in zijn gasfabriek, waarvan de ovens dringend aan vervanging toe zijn. Het is geen eenvoudige keuze. De nieuwe ovens gaan meer capaciteit leveren. Wie zal die afnemen als over een jaar of wat, daar twijfelt geen raadslid aan, de stroom er komt? Elektriciteit kan de oplossing zijn, maar alleen voor de verlichting en niet voor de gashaard en het gasstel. Zonder gasfabriek zou menige Schagenaar in de kou komen te zitten en niet kunnen koken. De raad ontkomt daarom niet aan de door de gascommissie voorgestelde investering van 26.000 gulden. Gepoogd wordt de voorziene meercapaciteit te benutten door gaslichtklanten te winnen in Barsingerhorn. Dat kiest echter voor de aanleg van elektriciteit, zoals ook andere omliggende dorpen. Zo kan het gebeuren dat in centrumgemeente Schagen nog gaslicht boven de tafel hangt als Kolhorn, Zijpe, Wieringerwaard en Sint Maarten al de krant lezen bij de gloeilamp.
De K.E.M. wordt in 1917 omgevormd tot een overheidsbedrijf onder de naam Provinciaal Electriciteitsbedrijf van Noord-Holland, het P.E.N. Als in november 1917 het P.E.N. de aansluiting van Barsingerhorn toezegt middels een langs Schagen te trekken hoofdkabel, toont ook Schagen belangstelling.
Op 24 mei 1918 neemt de raad het besluit om in Schagen een bovengronds kabelnetwerk te laten aanleggen. Curieus genoeg werkt op de betreffende avond de gasverlichting niet – wat vaker gebeurde – en vergadert 'ons edelachtbaar bestuur in pikkedonker met één onnoozele kaars op tafel. Geen wonder eigenlijk dus dat allen voor electrificatie waren'. Negen dagen later kunnen de Schagenaars die elektrisch licht wensen zich bij de nieuwbakken Electriciteits-Commissie aanmelden.
Bronnen
BRONNEN:
- Schager Courant
Reacties
Artikel
Het fregat Schager Roos
De slag in de Sont
Ten koste van de Denen proberen de Zweden lange tijd hun controle op het Oostzeegebied te vergroten. In 1656 blokkeren zij de havenstad Danzig en in 1658 verklaart de Deense koning Zweden de oorlog. Zijn leger kan niet tegen de Zweden op en binnen de kortste keren staan de Zweden voor de poorten van Kopenhagen en sluiten met hun schepen de Sont af zodat het handelsverkeer stil komt te liggen. Gezien de Nederlandse belangen van de handel in het Oostzeegebied kan de Republiek der Verenigde Nederlanden dit niet over zijn kant laten gaan.
In oktober 1658 varen 41 oorlogsschepen en 60 koopvaarders onder leiding van admiraal Jacob van Wassenaar van Obdam en de vice-admiraals Witte de With en Pieter Florisz. naar de Sont.
Op 8 november 1658 ontbrandt een zware strijd. Aan beide kanten vallen honderden doden, waaronder De With en Pieter Florisz. Uiteindelijk kunnen de koopvaarders doorvaren naar Kopenhagen en trekken de Zweden zich terug. Echter beide oevers van de Sont blijven nog in handen van de Zweden. Tijdens deze slag wordt het koopvaardijschip Rosen op de Zweden veroverd . Vermoedelijk is de Schager Roos de voormalige Rosen. De kanonpoorten lijken dermate op elkaar dat deze vooronderstelling aannemelijk is.
De slag bij Lowestoft
De Schager Roos vecht mee in tweede Engelse oorlog in de slag bij Lowestoft op 13 juni 1665. De Schager Roos maakt dan deel uit van een eskader onder leiding van vice-admiraal Cornelis Tromp. Cornelis Joosten Smient uit Hoorn is de kapitein van de Schager Roos. De bemanning bestaat uit 130 zeelieden en 20 soldaten.
Van de 103 Nederlands schepen gaan 17 verloren, waaronder het vlaggeschip De Eendragt dat met admiraal van Wassenaar van Obdam in de lucht gaat. Het is niet bekend wat er van de Schager Roos geworden is na deze zeeslag.
De tocht naar Chatham
Brandende schepen van de Engelse vloot
De Engelsen beheersen na deze overwinning een jaar lang de zee. Echter op 11 augustus 1665 krijgt Michiel de Ruyter als luitenant-admiraal de leiding over de Nederlandse vloot. Onder de bescherming van de Ruyter komen de vele retourvloten veilig thuis. Bovendien schaart Lodewijk de Veertiende zich aan de zijde van de Republiek. Er worden in een korts tijdsbestek veel nieuwe schepen gebouwd. In 1665 worden er 27 te water gelaten, waarvan 8 met meer dan 70 kanonnen. In 1666 komen er nog eens 25 bij, zes daarvan zijn zwaarbewapend. Engeland komt in diezelfde periode niet verder dan 12 schepen, waarvan 2 zwaarbewapend. De republiek geeft op grote schaal kaperbrieven uit. Hierdoor worden 418 Engelse koopvaarders buitgemaakt en komt de Engelse handel met het continent tot stilstand. Aan de tweede Engelse oorlog komt een eind na, de voor de Engelsen vernederende, tocht naar Chatham op 31 juli 1667. Het vredesverdrag van Breda wordt gesloten. Die vrede zou niet lang duren de derde Engelse oorlog (1672 - 1678) was in aantocht.
Geraadpleegd:
Saken van Staet en Oorlogh, 1664 -1666, uitgegeven 1670, auteur Lieuwe van Aitzema
Nederlands Instutuut van Militaire Historie
Omnia - Willem van de Velde de Oude
Maritiem Museum Rotterdam
Bronnen
Reacties
Artikel
Een bewogen familieleven
Een jarenlange speurtocht door aantekeningen en foto’s van mijn moeder, leidde uiteindelijk tot een boek over haar veelbewogen leven: ‘De macht van het verleden’. En Schagen speelt daarin een belangrijke rol.
Ik ging een kijkje nemen waar ze indertijd woonde: Gedempte Gracht - toen en nu. Leek me leuk. Maar zo simpel was dat niet…
Ach, wat een bijzondere beleving: naar Schagen om dat woonhuis te zien waar mijn moeder zo uitgebreid over schreef. Het pand was van haar grootvader Gerrit Dorbeck. Toen zijn vrouw overleed, vroeg hij zijn dochter Martina, getrouwd met Henri Timmermans, om met man en kinderen (acht stuks!) bij hem te komen wonen. Zo sneed het mes aan twee kanten: zijn huishouden werd gerund en het gezin Timmermans, met een ongeneeslijk zieke vader –hij had MS– was onder de pannen. In 1930 trokken ze bij opa in, mijn moeder Lien was 12. Met z’n allen in dat huis! Maar Lien had er de tijd van haar leven, ging elke dag met broer Gerard naar het Lyceum in Alkmaar. “Het waren heerlijke jaren,” schrijft ze. “Vroeg op, vroeg met de trein weg, fijne vriendinnen, leuke docenten, fijn op school en om 6 uur weer samen met Gerard naar huis. Geen werk thuis meer, niet meer voor de kleintjes zorgen, alleen maar huiswerk maken, kousen stoppen en vader helpen als het nodig was.” Ze beleefde er haar gelukkigste jaren. De drama’s kwamen pas later…
Enfin, zo enthousiast als ik naar Schagen toog om te bekijken hoe het pand er nu bij stond, foto in de hand, zo suf liep ik daar een beetje rond te dolen. Ik kon het gewoon niet vinden. Zeker, er was markt die dag op de Gracht, de zon scheen, de mensen waren vrolijk, grote kramen stonden royaal op de trottoirs en voor alle huizen opgesteld, het was een drukte van belang. Nu werkte het ook niet mee dat ik naar het verkeerde huisnummer aan het zoeken was: nr 4 had mijn moeder ooit genoteerd. En ze was precies genoeg, dus ik maar kijken en nergens zien. Bleek het nummer 48 te zijn – het Schager adresboek uit 1936 leerde me onlangs dat opa Dorbeck –‘kassier’– èn vader Henri Timmermans met gezin, woonden op Hoogzijde C 4, oftewel het latere Gedempte Gracht 48. Kortom, ik was er straal voorbij gelopen. De gevel die ik zocht verschool zich achter een paar fikse marktkramen, en daarbij was het geen woonhuis meer, maar een winkel. Ja! Echter, het stond wel zo’n beetje tegenover boekhandel Plukker, waar ik notabene net was geweest met mijn boek ‘De macht van het verleden’.
Aan het huis lag het niet. Het ontroerde me dat de gevel nog zo herkenbaar dezelfde is, bijna een eeuw later. Ook de trap meteen als je er binnenkomt, is authentiek. Het idee dat over diezelfde trap al die voeten liepen, de kinderen naar zolder, en opa Dorbeck – bankier, kruidenier en kerkmeester– naar “zijn eigen kantoor waar hij de drukte binnen kon ontlopen”, zoals mijn moeder Lien het beschreef…
Onthutsend als ik nu weer naar die oude foto kijk uit 1932, met praktisch de hele familie Timmermans –op de oudste zoon na die naar het seminarie ging– buiten voor datzelfde huis en achter het raam mijn moeder Lien met haar jongste zusje op schoot.
1932, een memorabel beeld, een momentopname: 14-jarige Lien had op dat moment geen flauw vermoeden van de vele dramatische ontwikkelingen die zo bepalend in haar leven zouden zijn. En uiteindelijk ook voor dat van mij: was het anders gelopen, had zij anders beslist, op een paar cruciale momenten, dan was ik nu niet hier.
Dan momentopname 2, tien jaar later. Foto uit 1943, middenin de oorlog: Lien, blij na een wanhopigetijd, viert in Schagen haar verlovingsfeest. Nu ik toch rond banjer in de regio, probeer ik uit te vinden waar het is, zo groot is Schagen niet, denk ik dan, een dijkje, Schagerweg? Ik weet het niet... Mijn moeder is ruim een jaar vóór de verlovingsfoto, in 1942, bevallen van een zoon, mijn oudste broer. De zwangerschap was niet bepaald gepland, ongehuwd zwanger, wat moeten de buren wel niet denken. Tijdens het lezen van haar oprechte verslag –het kost Lien heel veel moeite de gebeurtenissen te beschrijven– en het uitwerken van wat mijn boek zou worden, doe ik mijn best om te begrijpen wat de tijd van toen dicteerde. Niet te oordelen. Om te beginnen mocht ze als meisje niet doorstuderen na haar (mooie) eindexamen gym, niet nodig, meisjes trouwen toch? En ze wilde dolgraag arts worden. En dan werd zo’n zelfde meisje wel erg afgeschermd opgevoed: “Nooit kwam ik met anderen in contact dan ons eigen clubje.” Een 14-daags schoolreisje naar Noorwegen ging aan haar neus voorbij. Haar moeder stuurde in plaats van Lien haar oudste broer mee, die niets met de school te maken had. Lien schrijft hierover: “Een meisje tussen die jongens was niet goed. Ze heeft niet beseft, moeder, wat ze me hiermee tekort gedaan heeft. Hoe ik eindelijk eens de kans kreeg jong te zijn onder andere jongeren en onder andere jongens. Om eens op vakantie verliefd te worden. Wat ontnam ze me veel. Het was toen 1937, in 1940 begon de oorlog en konden we helemaal niet meer uit of met vakantie, tot 1945, toen ik die vrije onbezorgde tijd al voorbij was.” Oorlog, en het onvoorstelbare gebeurde, ongewenst zwanger.
Respectabele familie dit, roomskatholieke moraal dat, de buren…... het leert mij wel hoe belangrijk het is altijd een eigen denkspoor te blijven volgen. Mijn moeder Lien werd het kind van de rekening. In een barre winter mocht zij, zwanger en wel, het zelf gaan uitzoeken. Zij bivakkeerde in een ijskoude kerk, werd dood-ziek, beviel in een ziekenhuis, werd een paar keer geopereerd. Ze overleefde het en werd verliefd op de priester die haar had bediend. En hij op haar. Ook dat nog, denk ik als ik dat lees, hoe nu verder…
En zo blijf ik geboeid doorlezen, doorschrijven, me inleven, me verplaatsen in een andere tijd. Bewonder ik de manier waarop ze alle moeilijkheden heeft opgelost, steeds maar weer, haar moed, haar veerkracht. Met kind en ongetrouwd een baan behouden? Geen optie. Overal werd ze ontslagen. Ja, behalve in Den Helder: “Daar konden ze niemand krijgen vanwege de vele bombardementen.”
De verloving in Schagen in 1943 was overigens van korte duur. Lien kende hem pas een paar maanden en ze had er géén goed gevoel over. Vlak voor kerst maakte ze het uit. Tot grote woede van Jan (zoals hij heette) en alleman (haar familie die het een ideale oplossing vond voor het kindzondervader-probleem). Later zou blijken dat deze Jan al een andere verloofde had…
Momentopname 3, mijn moeder noteert: “1945 – Het was een mistige, sombere dag in november toen ik in De Tijd een huwelijksadvertentie zag staan. Ik was in een depressieve bui, en schreef. Mijn baan als inspectrice bij de kinderbescherming was zwaar, Johnny bleef thuis in Schagen, de problemen met mijn moeder iedere dag waren slopend. John moest ‘tante’ tegen me zeggen en ik zei: ‘Ik ben mama’. Wat een eindeloze onbegrijpelijkheid voor een kind van 4. Ik kon er niet meer tegenop en wilde weg.”
Hoe ze vervolgens zomaar met mijn vader trouwde, ‘man met kind uit Amsterdam’, man die ze totaal niet kende, ik begrijp het. Door uit te zoeken hoe het verder ging, het trauma van mijn vader, de wording van ons wat complexe gezin, werd het familieverhaal compleet. En al doende kon ik in die langere familielijn, ver terug naar mijn voorouders, ook zien wat mijn erfenis was, wat doorgegeven is van de ene generatie op de andere, aan gemis, aan kracht
“Het verleden is in het nu present,” schreef mijn moeder op de eerste bladzijde van haar notities. En dat slaat niet alleen op het huis in Schagen waar ze zo fijn woonde – en dat ik nu ook zie als deel van mijn historie. Toen ik begon met het schrijven van dit boek, gegrepen door haar persoonlijke aantekeningen, liet het gevoel me niet meer los dat zij meer vertelt dan haar eigen verhaal. Zonder Schagen geen Amsterdam. ‘De macht van het verleden’ koos ik pas na de laatste punt als titel. Een voorgeschiedenis in z’n context en samenhang geeft meer inzicht, ontdekte ik, dan wat losse feiten, fragmenten en flarden die alle kanten opgaan, en de status krijgen van geheim.
Een zoektocht van jaren leidde tot een bijzonder familieverhaal… Tineke Verhoeven gaf ‘De macht van het verleden’ uit in eigen beheer.
Het boek is te koop bij Boekhandel Plukker, Gedempte Gracht 71 te Schagen.
Het is ook te bestellen via onderstaande link:
https://www.boekenbestellen.nl/boek/de-macht-van-het-verleden/
Bronnen
Reacties